Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9866, 18/00712 tm 18/00714
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9866, 18/00712 tm 18/00714
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 19 november 2019
- Datum publicatie
- 22 november 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:9866
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2018:2463, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:438
- Zaaknummer
- 18/00712 tm 18/00714
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting privégebruik van een tot het bedrijfsvermogen behorende vakantiewoning; invloed leegstand en tarief.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers 18/00712 tot en met 18/00714
uitspraakdatum: 19 november 2019
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 28 juni 2018, nummers LEE 16/2429, 16/2430 en 16/2431, ECLI:NL:RBNNE:2018:2463, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is vanaf 2010 eigenaar van een recreatiewoning (hierna: de woning), gelegen op het vakantiepark " [A] " te [B] . De aankoopprijs van de woning bedroeg € 192.830 exclusief omzetbelasting. Belanghebbende heeft de woning voor de omzetbelasting als ondernemingsvermogen geëtiketteerd.
Belanghebbende heeft de woning met ingang van 2010 zowel zakelijk gebruikt (door verhuur aan derden) als gebruikt voor privédoeleinden.
Belanghebbende heeft op 8 juli 2010 met [C] B.V. (hierna: [C] ) een beheer- en verhuurovereenkomst inzake recreatieverblijven Park [A] gesloten. Deze overeenkomst vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
IN AANMERKING NEMENDE:
(...)
- dat de eigenaar het verblijf geheel dan wel deels voor eigen rekening en risico zelf wenst te gebruiken dan wel geheel of deels wenst te verhuren teneinde daar opbrengsten uit te verkrijgen;
(…)
Artikel 4
Een eigenaar is niet verplicht zijn woning voor verhuur beschikbaar te stellen. Hij is bevoegd het verblijf voor zich, zijn/haar gezinsleden beschikbaar te houden, voor welke periode geen administratie- en incassovergoeding aan [C] behoeft te worden voldaan. Het hierboven bepaalde is slechts van toepassing indien voor het gebruik geen vergoeding van de gebruiker wordt gevraagd of ontvangen.
In de periode dat het verblijf niet wordt verhuurd maar wel in gebruik is, is het aanmelden bij [C] van de gebruikers van het verblijf verplicht.
De plicht tot melding geldt ook voor de eigenaars.
(…)
Artikel 6
Indien het verblijf door de eigenaar voor verhuur ter beschikking van [C] wordt gesteld, zal dit worden vastgelegd in een separate terbeschikkingstellingovereenkomst (een concept is bijgevoegd).(...)
(…)
Artikel 8
De eigenaar heeft gedurende de tijd dat het verblijf via [C] verhuurd is geen toegang tot het verblijf.
(…)
Artikel 13
(...)
Niet tijdig (tenminste 13 maanden tevoren) gemeld "eigen gebruik” is – met uitzondering van het op heden overeengekomen eigen gebruik - niet mogelijk, tenzij het verblijf voor de betreffende gemelde periode niet is verhuurd, of in optie gegeven.
(…)”
Het ter beschikking stellen van de woning aan [C] voor verhuur is nimmer vastgelegd in een separate terbeschikkingstellingsovereenkomst.
Het werkelijk gebruik van de woning – in aantal nachten – in de jaren 2011 tot en met 2013 ziet er als volgt uit:
verhuur aan derden eigen gebruik totaal
2011 10 73 83
2012 61 73 134
2013 103 73 176
Belanghebbende betaalt geen huur voor het eigen gebruik en hij sluit voor het eigen gebruik ook geen huurovereenkomst met [C] .
Op 31 juli 2014 heeft belanghebbende suppletieaangiften omzetbelasting ingediend over de tijdvakken 1 januari tot en met 31 december 2011, 1 januari tot en met 31 december 2012 en 1 januari tot en met 31 december 2013. Belanghebbende heeft de omzetbelasting privégebruik berekend op € 219 (73 nachten maal € 50 maal 6%).
De Inspecteur heeft met dagtekening 28 mei 2015 en 31 maart 2015 de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd. De Inspecteur heeft daarbij de omzetbelasting privégebruik als volgt berekend:
2011: 73/83 x € 23.597 x 19% = € 3.943
2012: 73/134 x € 23.091 x 21% = € 2.642
2013: 73/176 x € 21.736 x 21% = € 1.389
In de bezwaarfase heeft belanghebbende de volgende berekening aan het privégebruik ten grondslag gelegd:
2011: 73/365 x € 23.597 x 6% = € 283
2012: 73/365 x € 23.091 x 6% = € 277
2013: 73/365 x € 21.736 x 6% = € 260
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslagen omzetbelasting terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.