Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2781, 19/00523

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2781, 19/00523

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
31 maart 2020
Datum publicatie
10 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:2781
Formele relaties
Zaaknummer
19/00523

Inhoudsindicatie

VPB. Bate als gevolg van kwijtschelding lening. Aan welk jaar moet deze bate worden toegerekend? Goed koopmansgebruik geeft de ondernemer enige ruimte naar eigen inzicht het jaar te kiezen waaraan een bate wordt toegerekend, mits daarbij voldoende aanknopingspunten tussen de te verantwoorden bate en het desbetreffende jaar bestaan (realiteitsbeginsel) en geen strijd ontstaat met het voorzichtigheidsbeginsel.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/00523

uitspraakdatum: 31 maart 2020

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)

en het incidentele hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 maart 2019, nummer AWB 17/1233, ECLI:NL:RBGEL:2019:1064, in het geding tussen de Inspecteur en belanghebbende

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbare winst van € 3.206.603 en een belastbaar bedrag (na verliesverrekening) van nihil. Het bedrag van de verrekende verliezen uit voorafgaande jaren is bij beschikking (hierna: de beschikking) vastgesteld op € 3.206.603.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de belastbare winst vastgesteld op € 156.603 en het bedrag van de verrekende verliezen eveneens vastgesteld op € 156.603. De Rechtbank heeft de Inspecteur tot een bedrag van € 1.532 veroordeeld in de proceskosten in bezwaar en beroep en vergoeding van het betaalde griffierecht (€ 333) gelast.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is gevestigd in [Z] . Belanghebbende en haar fiscaal gevoegde dochteronderneming [A] BV houden zich onder andere bezig met de vervaardiging van kunststof panelen. De hiervoor benodigde kunststoffen koopt zij in bij de in Duitsland gevestigde vennootschap [B] GmbH & Co. KG (hierna: [B] ). Belanghebbende is één van de grootste afnemers van [B] . In de loop der jaren heeft [B] aan belanghebbende tot een bedrag van € 3.100.000 geldleningen verstrekt.

2.2.

De aandelen in belanghebbende worden gehouden door de heer [C] (hierna: [C] ), woonachtig in Duitsland. [C] voert ook de directie over belanghebbende en haar dochterondernemingen. Naast [C] treedt [D] (hierna: [D] ) als gevolmachtigde van belanghebbende op. [C] is ook (middellijk) aandeelhouder van [B] GmbH en commanditair vennoot in [B] .

2.3.

Op 7 maart 2011 wordt [B] failliet verklaard, waarbij Rechtsanwalt [E] tot curator (Insolvenzverwalter) wordt aangesteld (hierna: de curator).

2.4.

Op grond van de Duitse faillissementswet (Insolvenzordnung) gaat door het faillissement het recht om te beschikken over het vermogen van de gefailleerde (Schuldner) over op de curator. De curator legt verantwoording over zijn optreden af aan de crediteurenvergadering (Gläubigersammlung). De curator overlegt tijdens zijn werkzaamheden met een afvaardiging van de crediteuren (Gläubigerausschuss). Voor bepaalde rechtshandelingen (zoals de verkoop van de onderneming van de failliet) heeft de curator toestemming nodig van de crediteuren. Ook als de curator voor deze rechtshandelingen geen voorafgaande toestemming aan de crediteuren heeft gevraagd, zijn de desbetreffende rechtshandelingen bindend. Op grond van artikel 60 van de Insolvenzordnung is de curator schadeplichtig als de crediteuren hierdoor schade lijden en de curator verwijtbaar heeft gehandeld.

2.5.

De belangrijkste vertegenwoordiger van de crediteuren van [B] is Deutsche Bank, ook wel de “poolführende Bank” genoemd. Op 19 mei 2011 krijgt de curator van de crediteurenvergadering toestemming voor verkoop van de onderneming van [B] aan de firma [F] .

2.6.

[C] voert besprekingen met de curator over het faillissement van [B] en over de afwikkeling van de tot de failliete boedel behorende vorderingen op belanghebbende en op [C] in privé. In verband met de beoogde voortzetting van de onderneming van [B] , is voor [B] van belang dat belanghebbende als belangrijkste afnemer zou blijven bestaan. Die besprekingen leiden uiteindelijk tot de hierna te vermelden kwijtschelding. In de periode van 4 november tot en met 14 november 2011 vindt over de vordering van [B] op belanghebbende een e-mailwisseling plaats tussen onder anderen [C] , [D] , de curator en [G] , optredend als de advocaat van [C] .

2.7.

Op 4 november 2011 bericht [C] aan zijn collega [D] :

“ [D] ,Die Sache is durch! Angebot van 50 T€ wurde akteptiert.

Ich werde die Tage die 50 auf das LU konto transferieren!”

2.8.

Op 11 november 2011 bericht de curator aan [G] , advocaat van [C] :

“Sehr geehrter Herr Kollege [G] ,

vielen Dank fur Ihre Mail vom 10.11.2011. Unabhängig Ihren rechtlichen

Ausführungen möchte ich darauf hinweisen, dass der tragende Gedanke der

Vergleichsgespräche eine „Paketlösung“ für alle am Vergleich beteiligten

Vertragspartner war. Entscheidend ist die Gesamtsumme, die der

Insolvenzmasse zugeführt werden soll und nicht so sehr Umstand, welcher

Vertragspartner nun genau welche Lasten zu tragen hat. Einer weiteren

Reduzierung der zu leistenden Beiträge kann ich daher nicht zustimmen.

Ich bitte Sie dringlich, auf Ihre Mandanten dahingehend einzuwirken, dass der

Vergleich in dem verhandelten Umfang nun auch tatsachlich vollzogen

werden kann.”

2.9.

Op 11 november 2011 stuurt [G] het bericht van de curator aan [C] door en voegt daar aan toe:

“Hallo Herr [C] ,

ich habe mit Herrn [E] telefoniert. Das Telefonat verlief relativ kurz. Herr

[E] wies darauf hin, dass es sich insgesamt um eine Paketlösung handelt

bestehend aus einer Lösung betreffend die Ihnen gegenüber bestehenden

Forderungen, gegenüber der [X] BV bestehenden Forderungen

sowie der Versicherung. Er kann angesichts des (Auszahlungs-) Wertes der

Versicherung in Höhe von T € 200 (dass dieser Betrag ausgezahlt wird, war ihm

bekannt) keinen geringeren Wert akzeptieren. In die Gläubigerversammlung wird er

nicht mit einem offenem Weg (Versicherung T € 150 oder T € 200) reingehen, da dies

zu Diskussion und einem völlig offenen Ausgang führen könnte. Unten nachfolgende

Email habe ich ferner ergänzend erhalten.”

2.10.

Op 14 november 2011 bericht [C] aan zijn advocaat [G] :

“Guten Morgen Herr [G] ,

Wie schon telefonisch am Freitag abgestimmt, stimme ich dem Vergleich zu:

50 t€ von [A]

100 t€ von C [C]

200 t€ von der [H]

Keine Forderungen mehr an mich oder einer meiner Gesellschaften.

Damit is die Insolvenz [B] fur mich “abgeschlossen”, korrekt?”

2.11.

Op 14 november 2011 bericht [G] aan [C] :

“Hallo Herr [C] ,

Vielen Dank für die Mitteilung. Damit dürften, abgesehen von der fortlaufenden Ratenzahlung [A] , die Sie (…) und mittelbar treffenden Themen abgeschlossen sein.”

2.12.

De aan [B] verschuldigde rente wordt deels per kwartaal en deels per maand voldaan. De laatste rentebetalingen vinden plaats op 5 oktober 2011.

2.13.

Op 20 september 2012 ondertekenen de curator, [C] en belanghebbende ten aanzien van de schuld een zogenoemde Vergleichsvereinbarung (hierna: de schikkingsovereenkomst). Hierin is vastgelegd dat [B] tegen betaling van € 50.000 afstand doet van haar vordering op belanghebbende. In de schikkingsovereenkomst staat - voor zover van belang - het volgende vermeld (waarbij onder “Schuldnerin” wordt verstaan belanghebbende en onder “Insolvenzverwalter” wordt verstaan “de curator”):

“Vorbemerkung:

(…)

3. Die [B] GmbH & Co KG hatte der Schuldnerin (nachrangige) Darlehen in Höhe von nominal € 3,1 Mio. eingeräumt. Aus dem von der Schuldnerin vorgelegten Vermögensstatus wird ersichtlich, dass nach Abzug der Passiva von den Aktiva der Schuldnerin, unter Berücksichtigung der Fremdrechte an den Aktiva, auf die in Höhe von insgesamt € 4,67 Mio. nachrangigen Verbindlichkeiten ein (Liquidations-) Überschuss in Höhe von rund € 15.300,00 verbleibt. Liquidationskosten oder – im Falle einer Insolvenz der Schuldnerin – entstehende Verfahrenskosten sind hierbei nicht berücksichtigt.

Von diesem Hintergrund schließen die Parteien nachfolgende Vergleichsvereinbarung:

§ 1 Zahlungen

(…)

1.2.

Die Schuldnerin zahlt an den Insolvenzverwalter bzw. die Insolvenzmasse einen Betrag in Höhe von € 50.000,00.

(…)

§ 2 Abgeltung sämtlicher wechselseitig bestehender Ansprüche

2.2.

Mit der vollständigen Zahlung gemäß Ziffer 1.2. sind sämtliche wechselseitig zwischen Insolvenzverwalter bzw. Insolvenzmasse und Schuldnerin bestehenden Ansprüche abgegolten.”

2.14.

Op 2 oktober 2012 betaalt belanghebbende ter voldoening aan de kwijtscheldingsovereenkomst € 50.000 aan de curator.

2.15.

Bij brief van 29 augustus 2014 bericht de curator het volgende aan belanghebbende:

“Sehr geehrte Damen und Herren,

wir bestätigen, dass über den als Anlage beigefügten Vergleich im September 2011 eine Einigung zwischen der Insolvenzverwaltung der [B] GmbH & Co- KG und der [X] B.V. erzielt wurde. Die Einigung stand unter dem Vorbehalt der erteilten Zustimmung der Gläubigerversammlung.

Dem Vergleich wurde von allen mitwerkenden Parteien (Insolvenzverwaltung, [X] B.V / Gläubigerversammlung) zugestimmt.”

2.16.

Bij brief van 11 februari 2015 bericht Deutsche Bank het volgende aan belanghebbende:

“Sehr geehrte Damen und Herren,

mit diesem Schreiben bestätigen wir, dass uns als poolführender Bank der Vergleichsvorschlag bezüglich des Schuldverhältnisses [X] B.V. und [B] GmbH & Co. KG am 11. November 2011 vorgelegt wurde.

Dieser Vorschlag wurde von uns und den anderen Banken akzeptiert und dann auch so im Insolvenzverfahren umgesetzt."

2.17.

In de jaarrekening voor het jaar 2011 (uitgebracht op 24 oktober 2012) staat onder langlopende schulden de volgende toelichting:

"De leningen van [B] GmbH & Co. KG, welke in totaal € 3 100 000 bedroegen zijn afgekocht voor een totaalbedrag van € 50 000. In 2011 was hierover reeds een concept akkoord met de curator van [B] Gmbh & Co. KG bereikt. Op 20 september 2012 is deze overeenkomst schriftelijk bevestigd."

2.18.

Bij brief van 21 oktober 2015 bevestigt de accountant van [B] dat belanghebbende op 14 november 2011 het voorstel van de curator volledig heeft geaccepteerd en dat dit wordt bevestigd door het stopzetten van de rentebetalingen per 5 oktober 2011.

2.19.

Belanghebbende en haar dochterondernemingen hebben in de loop der jaren grote verliezen geleden. De fiscaal compensabele verliezen van belanghebbende bedragen eind 2010 € 8.484.390. Hiervan heeft een groot gedeelte betrekking op de jaren 1992 tot en met 2002. Ingevolge de wijziging van artikel 20 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 per 1 januari 2007 (Wet Werken aan winst) en de daarbij getroffen overgangsmaatregelen zijn deze verliezen voor het laatst met de winst van het jaar 2011 te verrekenen.

2.20.

Belanghebbende doet voor het jaar 2011 aangifte van een belastbare winst van € 2.933.287. Hierin is tot een bedrag van € 3.050.000 een bate begrepen wegens kwijtschelding door [B] van een gedeelte van haar vordering op belanghebbende (hierna: de kwijtscheldingsbate). Op haar balans per 31 december 2011 heeft belanghebbende de schuld aan [B] met het bedrag van de kwijtschelding verminderd. Tevens heeft belanghebbende verzocht om verrekening van verliezen uit de jaren 1992 tot en met 2001 tot een bedrag van € 2.933.287, zodat het belastbare bedrag nihil bedraagt. De Inspecteur heeft de aangifte gevolgd en de aanslag vastgesteld op nihil. Bij beschikking heeft de Inspecteur het verrekende verlies vastgesteld op € 2.933.287.

2.21.

Belanghebbende doet voor het jaar 2012 aangifte van een belastbare winst van € 156.603. Hierin is geen bedrag ter zake van de kwijtscheldingsbate begrepen. Tevens heeft belanghebbende verzocht om verrekening van verliezen uit de jaren 2006 tot en met 2010 tot een bedrag van € 156.603, zodat het belastbare bedrag nihil bedraagt. De Inspecteur heeft de aangegeven belastbare winst verhoogd met het bedrag van de kwijtscheldingsbate tot € 3.206.603, de te verrekenen verliezen dienovereenkomstig verhoogd, het belastbare bedrag vastgesteld op nihil en de aanslag vastgesteld op nihil. Bij beschikking heeft de Inspecteur het verrekende verlies (afkomstig uit de jaren 2006 tot en met 2010) vastgesteld op € 3.206.603.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de bate van € 3.050.000 als gevolg van de kwijtschelding van een gedeelte van de schuld tot de winst van het jaar 2011 (standpunt belanghebbende) of tot de winst van het jaar 2012 moet worden gerekend (standpunt Inspecteur).

3.2.

Indien het gelijk aan de zijde van belanghebbende is, zijn de door haar in de jaren 1992 tot en met 2001 geleden verliezen terecht (deels) verrekend met de winst van het jaar 2011. Tussen partijen is niet in geschil dat in dat geval de belastbare winst voor het jaar 2012 € 156.603 bedraagt en tot hetzelfde bedrag verliezen uit de jaren 2006 tot en met 2010 kunnen worden verrekend.

3.3.

Indien het gelijk aan de zijde van de Inspecteur is, kunnen de door belanghebbende in de jaren 1992 tot en met 2001 geleden verliezen niet meer worden verrekend. Tussen partijen is niet in geschil dat in dat geval de belastbare winst voor het jaar 2012 € 3.206.603 bedraagt en tot hetzelfde bedrag verliezen uit de jaren 2006 tot en met 2010 kunnen worden verrekend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing