Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-04-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2992, 19/00277 t/m 19/00280
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-04-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2992, 19/00277 t/m 19/00280
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 15 april 2020
- Datum publicatie
- 24 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:2992
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2019:404, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1822
- Zaaknummer
- 19/00277 t/m 19/00280
Inhoudsindicatie
Loonheffingen. Naheffingsaanslag. Inhoudingsplicht. Privaatrechtelijke dienstbetrekking?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 19/00277 tot en met 19/00280
uitspraakdatum: 15 april 2020
Uitspraak van de vijfde meervoudige Belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 29 januari 2019, nummers AWB 17/4903 tot en met 17/4906, ECLI:NL:RBGEL:2019:404, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de inspecteur),
betreffende na te noemen naheffingsaanslag en beschikking heffings- en belastingrente.
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013 aan belanghebbende een naheffingsaanslag loonheffingen (aanslagnummer [0000.00.000] .A.01.350.0) ten bedrage van € 117.866 opgelegd, (hierna: de naheffingsaanslag). Gelijktijdig met de naheffingsaanslag zijn aan belanghebbende bij beschikking bedragen van in totaal € 15.941 aan heffings- en belastingrente in rekening gebracht (hierna: de beschikking).
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de beschikking. In de uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de naheffingsaanslag en de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De griffier van de Rechtbank heeft een griffierecht geheven van € 46.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Nadien heeft belanghebbende op 21 januari 2020 ter voorbereiding op de inhoudelijke behandeling per faxbericht een nader stuk ingediend.
De inspecteur en belanghebbende hebben tijdens de zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de andere partij. Een kopie van het in 1.6 vermelde nader stuk is op de zitting door de griffier aan de inspecteur overhandigd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2020 te Arnhem. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde, mr. [A] , alsmede, namens de inspecteur, mr. [B] , mr. [C] en mr. [D] .
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is sinds 1 januari 2008 eigenaar van de eenmanszaak “ [E] ”. De activiteiten van die onderneming bestaan uit groothandel in vakbenodigdheden, afwerking van vloeren en wanden en stukadoren.
Op 31 mei 2010 is Stucadoorsbedrijf [F] vennootschap onder firma (hierna: [F] ) opgericht. In de periode 31 mei 2010 tot en met 10 februari 2014 heeft [F] vijf verschillende firmanten (hierna: de stukadoors) gehad:
- -
-
[G] (in de periode 31 mei 2010 - 16 juli 2010),
- -
-
[H] (in de periode 11 oktober 2010 – 12 oktober 2011),
- -
-
[I] (in de periode 11 oktober 2010 – 12 oktober 2011),
- -
-
[J] (in de periode 31 mei 2010 – 10 februari 2014) en
- -
-
[K] (in de periode 1 oktober 2011 – 10 februari 2014).
De stukadoors werkten – met uitzondering van [K] – ook vóór de oprichting van [F] al voor belanghebbende.
[F] heeft in de jaren 2010 tot en met 2013 voor de werkzaamheden van de vijf stukadoors respectievelijk € 47.390, € 18.648, € 10.422 en € 1.743 gefactureerd aan [E] .
Naar aanleiding van een fraudemelding is bij belanghebbende een strafrechtelijk onderzoek uitgevoerd. Belanghebbende is daarbij op grond van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) verdacht van het valselijk opmaken van facturen met het oogmerk om die facturen als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, alsmede op grond van artikel 69, lid 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), het opzettelijk een bij de Belastingdienst voorziene aangifte loonheffing onjuist of onvolledig indienen. Van deze onderzoeken zijn twee zaaksdossiers (onder de namen [L] I en [L] II) opgemaakt die tot de gedingstukken behoren. De volgende (samengevatte) verklaringen en opmerkingen van de verbalisanten maken van deze dossiers (in 2.4.1 tot en met 2.4.7 zijn de verklaringen/opmerkingen uit het zaaksdossier [L] II opgenomen; de verklaringen/opmerkingen in 2.4.8 tot en met 2.4.19 zijn afkomstig van het zaaksdossier [L] I) deel uit:
Getuige [M] (G-008).
“Vraag: Uit onderzoek is naar voren gekomen dat u een opdracht heeft laten uitvoeren door [E] . Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord: “In mei 2011 is de keuken bij ons geplaatst door een keukenboer [N] BV. Hij heeft toen [E] ingehuurd om te stucadoren. Zo ben ik in contact gekomen met [E] . Na de werkzaamheden kwam [X] zelf langs om het werk te controleren. Hij gaf mij toen zijn visitekaartje. In maart 2012 hebben wij weer stucadoors werkzaamheden laten uitvoeren door [E] . Ik heb toen contact gehad met [X] . Hij is toen bij ons langsgekomen samen met een andere man. [X] heeft toen een offerte voor ons opgemaakt. We hebben niet gesproken over onderaanneming. Daarna hebben we een datum afgesproken. De werkzaamheden hebben een halve dag geduurd, van ongeveer 8.00 uur tot 14.00. Er kwamen 2 stucadoors. De stucadoors namen zelf hun materialen en gereedschap mee. [X] kwam toen niet mee. Tussendoor belde hij wel om te vragen of alles goed ging. Het ging om een slaapkamer van 30 vierkante meter. Na de werkzaamheden heeft [X] nog wel gebeld om te vragen of het werk goed was gebeurd. De werkzaamheden zijn netjes gebeurd. Ik kon slecht communiceren met deze stucadoors. Beide stucadoors hebben zich gelegitimeerd. Mijn vriendin heeft de gegevens genoteerd. Het ging om de heer [J] , [00001] en de heer [K] , [00002] . Vervolgens kregen wij de factuur. Ik kan mij niet herinneren of dit via de post of via de mail was. De factuur was van [F] VOF. ”
Vraag: Is er vooraf een prijs met u afgesproken? Zo ja, was deze prijs per m2, per uur of een
totaalprijs? Zo ja, wat was die totaalprijs?
Antwoord: " [X] heeft het werk opgemeten. Daarna heeft hij een offerte opgemaakt."
Vraag: Wie had volgens u de leiding over de stucadoors die hier werkzaamheden hebben
verricht? Waaruit bleek dat?
Antwoord: “Ik denk dat [X] de leiding had over de stucadoors. [X] was de
eindverantwoordelijke. Dat bleek uit het feit dat hij het werk controleerde van de stucadoors." (Bron: G-008-01 verhoor getuige [M] , pag.nrs. 0185 t/m 0186)”
Getuige [O] (G-012).
“Vraag: Waren de Bulgaren [I] , [G] en [J] als zelfstandigen aan te merken?
Antwoord: “Ik ging ervan uit dat ze werknemers waren. Ze droegen kleding van [E] , reden in de bus van [E] . [X] gaf hun instructies."
(Bron: G-012-01 verhoor getuige [O] , pag.nr. 0214)”
Getuige [K] (G-002).
“Vraag: U vraagt mij naar werkzaamheden voor [E] ?
Antwoord: “ [X] betaalt ons per vierkante meter. [X] betaalt ons tussen de 9 a 10 euro per vierkante meter. Per dag kunnen wij per persoon 15 tot 20 vierkante meter stuccen. Ik werk vanaf 08:00 uur tot 16 uur/17 uur. Op dit moment heb ik geen werkzaamheden voor [E] . Ik heb ongeveer een maand geleden nog voor [E] gewerkt...”
(Bron: G-002-01 verhoor getuige [K] , pag.nr. 0140)
Vraag: Hoe zat het met de inkoop van stucmateriaal?
Antwoord: “Wij namen het werk aan zonder materiaal. Wij kregen het materiaal van [X] of de opdrachtgever aangeleverd. “
(Bron: G-002-01 verhoor getuige [K] , pag.nr. 0146)
Vraag: Maakt u contracten op met uw opdrachtgevers, zo ja in welke taal?
Antwoord: "Nee, ik maak geen contracten. Ik maakte mondelinge afspraken met [X] . Dit gebeurde nooit schriftelijk.”
(Bron: G-002-01 verhoor getuige [K] , pag.nr. 0146)
Vraag: Hoe houdt u bij hoeveel vierkante meters u heeft gemaakt?
Antwoord: “Ik noteerde de oppervlakte op papier. Als de klus was geklaard kwam [X] langs. En aan [X] vertelde ik hoeveel m2 ik had gestuct. Op grond hiervan kreeg ik door [X] uitbetaald. Ik kreeg 9 a 10 euro per vierkante meter. Dit was afhankelijk van het soort werk.”
(Bron: G-002-01 verhoor getuige [K] , pag.nr. 0146)
Vraag: Hoeveel opdrachten heeft u van [X] gehad?
Antwoord: “3 of 4 keer heb ik opdrachten van [X] gehad. Er zijn niet altijd facturen van
opgemaakt. Bedragen onder de 200 euro werden geen facturen van opgemaakt. Ik kreeg toen
contant uitbetaald voor ons samen. Ik heb ongeveer 4 of 5 keer contant uitbetaald gekregen. Ik heb hiervoor geen kwitantie voor hoeven onderteken. Mijn collega [J] heeft ook contant uitbetaald gekregen door [X] . Vanaf grote bedragen werden of facturen of kwitanties opgemaakt. Met een groot bedrag bedoel ik vanaf 500 euro..."
(Bron: G-002-01 verhoor getuige [K] , pag.nr. 0146)
Vraag: Is er toezicht bij jullie werkzaamheden?
Antwoord: “Er is geen toezicht. [X] hield toezicht als we voor [X] aan het werk was. Hij kwam aan het eind om alles te controleren. Als er klachten waren omtrent de werkzaamheden dan moesten wij dat in opdracht van [X] verhelpen.”
(Bron: G-002-01 verhoor getuige [K] , pag.nr. 0146)
Vraag: Heeft u werkkleding gekregen? Zoja, van wie krijgt u die?
Antwoord: “Ik heb dit zelf aangeschaft. Als wij in opdracht van [X] aan het werk waren droegen wij werkkleding van [E] .”
(Bron: G-002-01 verhoor getuige [K] , pag.nr. 0147)”
Getuige [J] (G-003).
“Vraag: Als u geen eigen bedrijf zou hebben, maar werkt voor een werkgever. Welke documenten heeft u dan nodig om te mogen werken?
Antwoord: “Voordat ik een eigen bedrijf had, werkte ik als werknemer bij [E] ...”
(Bron: G-003-01 verhoor getuige [J] , pag.nr. 0154)
Vraag: Wie zijn uw opdrachtgevers?
Antwoord: “Aan het begin was [X] onze opdrachtgever...”
(Bron: G-003-01 verhoor getuige [J] , pag.nr. 0154)
Vraag: Wie voert de administratie van uw bedrijf? En waar wordt deze administratie bewaard?
Antwoord: “ [P] is sinds een jaar boekhouder van [F] VOF. Daarvoor was [Q] boekhouder van ons bedrijf [F] VOF. Ik weet niet hoe zij van de achternaam heet. Zij is de vriendin van [X] . De eerste boekhouder die wij hadden die zat in [R] . Ik weet niet meer hoe hij heet, want ik ben er maar één keer geweest. [Q] regelde dat toen allemaal. [Q] verzorgde in opdracht van [X] onze administratie...”
(Bron: G-003-01 verhoor getuige [J] , pag.nr. 0155)
Vraag: Wij tonen u facturen van [F] Stucadoorsbedrijf V.O.F., door ons gecodeerd DOC-003-01 t/m DOC-003-22 en DÖC-004-01 t/m DÖC-004-09. Herkent u deze facturen en wat kunt u hier over verklaren?
Antwoord: DOC-003-01, [F] stucadoorsbedrijf V.O. F. verkoopfactuur 00001, dd 10-07-2010, Euro 8640,00: “Volgens mij is dit een factuur die [X] heeft gemaakt. Hij was toen de opdrachtgever. En telkens als hij opdrachtgever was dan maakte hij de factuur. Ik heb [X] nooit uren doorgegeven. Ik gaf altijd een vast bedrag op. Mijn prijzen zijn nooit op uurtarief berekend, maar per vierkante meter. Dit was Euro 12,50 per vierkante meter. [X] zou u meer over deze factuur kunnen vertellen. Als de opdrachtgever [E] is, dan maakt [X] de factuur op. Op verschillende facturen staan de namen [J] , [I] en [H] . [I] en [H] zijn geregeld door [X] en werden ook betaald door [X] . Ik heb wel samengewerkt met [I] en [H] , maar ik heb hun nooit betaald. Het totale bedrag werd verdeeld tussen [X] , [I] , [H] en mij. [X] haalde van het factuurbedrag een bedrag af voor het materiaal en brandstofkosten. Het bedrag wat dan overbleef werd soms contant uitbetaald en soms per bank. Ik kan mij niet herinneren of wij op de locaties die op de facturen staan gewerkt hebben. Dat is te lang geleden.”
(Bron: G-003-01 verhoor getuige [J] , pag.nr. 0156)”
“De Bulgaarse stucadoors [I] en [H] , vennoten van Stucadoorsbedrijf [F] VOF, verklaarden dat er geen verschil was in de omstandigheden van vóór en na de oprichting van Stucadoorsbedrijf [F] VOF. Na de oprichting van Stucadoorsbedrijf [F] VOF werkten [I] en [H] op dezelfde wijze verder voor verdachte [X] . Volgens deze twee vennoten was Stucadoorsbedrijf [F] VOF opgericht om niet meer zwart te hoeven werken voor verdachte [X] .
(Bron: DOC-008-06 Verklaring [I] , Inspectie SZW, directie AMF, pag.nr. 0666)
(Bron: DOC-008-07, Verklaring [H] , Inspectie SZW, directie AMF, pag.nr. 0670)”
Getuige [J] (G-003).
“Vraag: Vorig jaar is er een onderzoek geweest door de Arbeidsinspectie. Na dat onderzoek is er voor u heel veel veranderd. U heeft een verblijfskaart gekregen, een bankpas gekregen en u bent verhuisd. Wat vindt u daarvan?
Antwoord: "Na dat onderzoek van de Arbeidsinspectie heeft [X] tegen ons gezegd dat wij onszelf nu moesten kunnen redden. Wij wilden destijds graag werken in Nederland, maar dit kon niet omdat wij geen vergunning kregen. [X] stelde ons toen voor dat wij een eigen bedrijf op konden richten hier in Nederland. Dan zouden wij in Nederland mogen werken. [X] heeft ons hier toen bij geholpen. Het was mij niet duidelijk dat dit niet mocht."
(Bron: G-003-01 verhoor getuige [J] , pag.nrs. 0160 t/m 0161)”
Getuige [J] (G-003).
“Vraag: De werkopdrachten krijgt u van [X] . Vindt u dat u dan een eigen bedrijf heeft of dat u meer werknemer bent?
Antwoord: “Gezien het hele verhaal ben ik meer werknemer van [X] geweest dan dat ik een eigen bedrijf had.”
(Bron: G-003-01 verhoor getuige [J] , pag.nr. 0160)”
“Vennoten [J] en [G] , beiden met de Bulgaarse nationaliteit, verklaarden dat het oprichten van Stucadoorsbedrijf [F] VOF een idee van [X] was, om legaal aan het werk te kunnen in Nederland. Beiden verklaarden in 2009 vóór de oprichting van Stucadoorsbedrijf [F] VOF zwart te hebben gewerkt bij verdachte [X] .
(Bron: DOC-008-03, Verklaring [J] , Inspectie SZW, directie AMF, pag.nr. 0658)
(Bron: DOC-008-05, Verklaring [G] , Inspectie SZW, directie AMF, pag.nr. 0664)
De later toegetreden vennoten [I] en [H] , verklaarden dat er geen verschil was in de omstandigheden van vóór en na de oprichting van Stucadoorsbedrijf [F] VOF. Na de oprichting van Stucadoorsbedrijf [F] VOF werkten [I] en [H] op dezelfde wijze verder voor verdachte [X] . Volgens deze twee vennoten was Stucadoorsbedrijf [F] VOF opgericht om niet meer zwart te hoeven werken voor verdachte [X] .
(Bron: DOC-008-06 Verklaring [I] , Inspectie SZW, directie AMF, pag.nr. 0666)
(Bron: DOC-008-07, Verklaring [H] , Inspectie SZW, directie AMF, pag.nr. 0670)”
Bulgaarse stukadoor [J] bij directie AMF dd. 21 april 2012.
“U vraagt mij wat de reden is dat [F] VOF werd opgericht in mei 2010. [X] zei dat we met het oprichten van een firma meer geld konden verdienen. Ik heb hier niets voorhoeven doen, [X] zou alles regelen. Ik heb wel verschillende zaken ondertekend, maar wat weet ik niet.”
(Bron: DOC-008-03, Verklaring [J] bij Inspectie SZW, directie AMF, pag.nr. 0658)
“U vraagt mij tot slot of ik ooit bij de Kamers van Koophandel ben geweest om als zelfstandige een bedrijf op te richten. Ik weet niet wat dat is."
(Bron: DOC-008-03, Verklaring [J] bij Inspectie SZW, directie AMF, pag.nr. 0659)
“U vraagt mij of ik ooit geweten heb wat ik allemaal aan documenten heb ondertekend. Nee. Er staan valse handtekeningen op en ik kan geen Nederlands lezen of schrijven. [X] heeft misschien mijn handtekening misbruikt, ik ging er van uit dat wat ik tekende voor hem gewoon klopte."
(Bron: DOC-008-03, Verklaring [J] bij Inspectie SZW, directie AMF, pag.nr. 0659)”
Bulgaarse stukadoor [J] bij directie Opsporing dd. 28 mei 2013 (G-003).
“Vraag: Bent u wel eens bij de Belastingdienst geweest?
Antwoord: “Nee, ik ben nooit bij de Belastingdienst geweest.”
(Bron: G-003-01, Verklaring [J] bij Inspectie SZW, directie Opsporing, pag.nr. 0159)
“Samenvattend komt het er op neer dat ik en mijn vennoot [K] de
werkzaamheden (het stucadoorswerk) verrichten. En dat alles daarom heen met betrekking tot [F] VOF, dus de administratie, maken van facturen, contacten met instanties zoals Belastingdienst en de Kamer van Koophandel en de bank, geregeld werd door [X] danwel [Q] ."
(Bron: G-003-01, Verklaring [J] bij Inspectie SZW, directie Opsporing, pag.nr. 0160)”
Bulgaarse stukadoor [J] bij directie AMF dd. 21 april 2012.
“U vraagt mij of ik weet hoe de klanten van [F] betalen. Alles loopt via [X] , hij krijgt het geld van de klant en wij ons loon van [X] ..."
(Bron: DOC-008-03, Verklaring [J] bij Inspectie SZW, directie AMF, pag.nr. 0659)
U toont mij verschillende facturen, waaronder die van boekhouder [S] en [T] . U zegt mij dat er verschillende rekeningen zijn voldaan van het zakelijke rekeningnummer van [F] VOF die bij de ING bekend is, ook aan deze boekhouder. Ik heb geen beschikking over deze rekening."
(Bron: DOC-008-03, Verklaring [J] bij Inspectie SZW, directie AMF, pag.nr. 0659)
“U toont mij facturen van [F] , 0001 t/m 0012. ik herken deze facturen niet... U toont mij de bedragen op deze facturen, dit is allemaal vals. Dit heb ik nooit gekregen, ik ken deze facturen niet..."
(Bron: DOC-008-03, Verklaring [J] bij Inspectie SZW, directie AMF, pag.nr. 0660)
“U vraagt mij naar het uurloon dat ik krijg, dit is €10,00 per uur. U vraagt mij of ik de bus en de materialen van [E] gebruik, ja dat klopt. U vraagt mij of ik onder leiding en toezicht van [X] werk, of hij alles bepaalt, de opdrachten binnenhaalt en mij aanstuurt. Ja, dit geldt voor alle Bulgaren die u tot nu toe genoemd heeft. Ik heb al eerder gezegd dat [X] alles regelt en de baas is. Wij willen gewoon geld verdienen. Ik werk als medewerker voor [E] , samen met [K] , De afgelopen drie jaar werkte ik dus op dezelfde manier met de andere Bulgaren zoals [G] , [I] en [H] . ”
(Bron: DOC-008-03, Verklaring [J] bij Inspectie SZW, directie AMF, pag.nr. 0660)
“U vraagt mij hoe ik betaald word, dit is via de bank, ik werk 9 uur per dag en krijg daarvoor €90,00 per dag eens per week uitbetaald van [X] ... Ik toon u mijn bedrijfskleding van [E] , deze broek, shirt en nog wat ander spullen heb ik van [X] gekregen. De kleding heeft het logo van [E] . ”
(Bron: DOC-008-03, Verklaring [J] bij Inspectie SZW, directie AMF, pag.nr. 0660)”
Bulgaarse stukadoor [J] bij directie Opsporing dd. 28 mei 2013 (G-003).
“Vraag: De werkopdrachten krijgt u van [X] . Vindt u dat u dan een eigen bedrijf heeft of dat u meer werknemer bent?
Antwoord: “Gezien het hele verhaal ben ik meer werknemer van [X] geweest dan dat ik een eigen bedrijf had."
(Bron: G-003-01, Verklaring [J] bij Inspectie SZW, directie Opsporing, pag.nr. 0160)
Vraag: Wie bepaalt op welke tijden u moet werken?
Antwoord: 'Wij werkten van 07.00 uur tot 15.30 uur. Deze werktijden werden bepaald door [X] .”
(Bron: G-003-01, Verklaring [J] bij Inspectie SZW, directie Opsporing, pag.nr. 0160)”
Bulgaarse stukadoor [K] bij directie Opsporing dd. 28 mei 2013 (G-002).
“Vraag: Wie voert de administratie van uw bedrijf [F] ? En waar wordt deze administratie bewaard?
Antwoord: " [P] voert de administratie van [F] . Ik weet niet hoe zijn bedrijf heet. Ik weet wel waar hij woont. Ik weet wel dat hij nog ergens anders werkt. Alle administratie ligt bij [P] ."
(Bron: G-002-01, Verklaring [K] bij Inspectie SZW, directie Opsporing, pag.nr. 0142)”
Boekhouder [U] van [S] & [T] Adviseurs BV bij directie Opsporing dd. 06 augustus 2013 (G-017).
“Vraag: Wie is de contactpersoon van Stucadoorsbedrijf [F] V.O.F.?
Antwoord: " Alles liep via [X] of [Q] . De correspondentie liep volgens mij via een adres op de [a-straat] in [Z] . Dat is het adres van [X] zelf..."
(Bron: G-017-01, Verklaring [U] bij Inspectie SZW, directie Opsporing, pag.nr. 0258)
Vraag: Wat kunt u verklaren over de bedrijfsadministratie van Stucadoorsbedrijf [F] V.O.F.?
Antwoord: "... De bescheiden werden door [X] of [Q] aangeleverd. De stukken kwamen soms via e-mail en soms fysiek hier op kantoor. Ik heb nooit een Bulgaar gezien of gehoord." (Bron: G-017-01, Verklaring [U] bij Inspectie SZW, directie Opsporing, pag.nr. 0258)”
Boekhouder [P] van [V] bij directie Opsporing dd. 12 augustus 2013 (G-015).
“Vraag: Wanneer heeft u voor het laatst contact gehad met [X] ? En waar ging dat over?
Antwoord: “. .. [X] had werk voor hen gevonden en [X] heeft alle gegevens doorgegeven met betrekking tot dat werk. Hij gaf mij de uren die ze hadden gewerkt door. Ik heb de factuur gemaakt en hem door gemaild..."
(Bron: G-015-01, Verklaring [P] bij Inspectie SZW, directie Opsporing , pag.nr. 0244)”
Bulgaarse stukadoor [J] bij directie AMF dd. 21 april 2012.
“U vraagt mij of ik onder leiding en toezicht van [X] werk, of hij alles bepaalt, de opdrachten binnenhaalt en mij aanstuurt. Ja, dit geldt voor alle Bulgaren die u tot nu toe genoemd heeft. Ik heb al eerder gezegd dat [X] alles regelt en de baas is. Wij willen gewoon geld verdienen. Ik werk als medewerker voor [E] , samen met [K] , De afgelopen drie jaar werkte ik dus op dezelfde manier met de andere Bulgaren zoals [G] , [I] en [H] .”
(Bron: DOC-008-03, Verklaring [J] bij Inspectie SZW, directie AMF, pag.nr. 0660)”
Bulgaarse stukadoor [J] bij directie Opsporing dd. 28 mei 2013 (G-003).
“Vraag: In wiens opdracht werkt u?
Antwoord: “Ik werk in opdracht van [E] . [E] is het bedrijf van [X] . Ik werk niet voor andere bedrijven. Sinds ik in Nederland ben werk ik voor [E] ..."
(Bron: G-003-01, Verklaring [J] bij Inspectie SZW, directie Opsporing, pag.nr. 0159)
Onderzoek feitelijke werkzaamheden Bulgaren
Door het onderzoeksteam zijn in totaal 8 opdrachtgevers gehoord waar de Bulgaarse stucadoors werkzaam zijn geweest voor [E] . Uit de diverse verklaringen kan naar voren komen dat:
- -
-
het contact met de klanten via verdachte [X] verliep;
- -
-
de stucadoors door verdachte [X] werden aangestuurd;
- -
-
gedurende de werkzaamheden van de stucadoors verdachte [X] (eind)controles verrichtte;
- -
-
verdachte [X] verklaarde werknemers in dienst te hebben;
- -
-
opdrachtgevers dachten met verdachte [X] , in naam van zijn bedrijf [E] , van doen hadden.
(Bron: G-004-01, Verhoor [W] , pag.nr's. 0164 tm 0167)
(Bron: G-006-01, Verhoor [Y] , pag.nr’s. 0175, 0177)
(Bron: G-008-01, Verhoor [M] , pag.nr's. 0185, 0186, 0188)
(Bron: G-009-01, Verhoor [AA] , pag.nr. 0193)
(Bron: G-010-01, Verhoor [BB] , pag.nr’s. 0204, 0205)”
“Getuigenverklaringen van ex-werknemers van [E]
Tijdens het onderzoek zijn in totaal 3 ex-werknemers gehoord die variërend in de periode 2009 van tot en met 2012 werkzaam zijn geweest voor [E] . Uit de diverse verklaringen kan naar voren komen dat:
- -
-
de Bulgaarse stucadoors werknemers waren van verdachte [X] ;
- -
-
het contact met de opdrachtgevers enkel via verdachte [X] verliep;
- -
-
de Bulgaarse stucadoors door verdachte [X] werden aangestuurd;
- -
-
gedurende de werkzaamheden van de stucadoors verdachte [X] (eind)controles verrichtte.
(Bron: G-005-01, Verhoor [CC] , pag.nr’s. 0175 tm 0177)
(Bron: G-007-01, Verhoor [DD] , pag.nr. 0183)
(Bron: G-012-01, Verhoor [O] , pag.nr. 0214)”
Naar aanleiding van de bevindingen in bovengenoemde onderzoeken is de naheffingsaanslag opgelegd en is de beschikking gegeven.
De zaak die ziet op het vermoedelijk opzettelijk doen van een onjuiste, danwel een onvolledige, bij de belastingwet voorziene aangifte (artikel 69, lid 2, AWR), is door de officier van justitie wegens onvoldoende strafrechtelijk bewijs geseponeerd.
Belanghebbende is naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek op grond van artikel 225 Sr wél vervolgd. Tot de gedingstukken behoren de volgende in verband daarmee door de rechter-commissaris afgenomen (getuigen)verklaringen.
[J] heeft verklaard:
“U vraagt mij hoe het werk bij [E] en [E] georganiseerd was. Dat herinner ik mij niet meer. Op de vraag of [X] mee ging naar de plek van het werk zeg: “min of meer”, ik weet het niet meer precies. Hij ging soms wel mee en soms niet. Soms vertelde [X] hoe wij ons werk moesten doen. Soms ook niet. Dat wist ik dat zelf omdat ik een vakman ben. De raadsman houdt mij de derde alinea van onder van pagina 159 voor. U mag daar inderdaad de conclusie uitrekken dat ik meerdere opdrachtgevers had.”
[K] heeft verklaard:
“ [F] is ons eigen bedrijf. Met ons bedoel ik [J] en mijzelf. Met “een eigen bedrijf’ bedoel ik dat wij zelf kunnen bepalen wanneer wij werken en voor wie. Wij zijn als het waren chef van onszelf.” (…)
[P] (de voormalig boekhouder) heeft verklaard:
“Het taalprobleem bestond ook niet tussen mij en hun maar tussen [F] en (mogelijke) opdrachtgevers. Door het taalprobleem lukte het hen niet om opdrachten te verwerven. Ik heb ze nog weleens op de mogelijkheden van internet gewezen. Maar dat konden ze niet. [X] sprak genoeg Nederlands om opdrachten te verwerven. Ik heb steeds op de factuur geschreven wat er precies gedaan was. Ik voeg nog toe dat ik dus niet alleen contact had met [X] maar ook met andere opdrachtgevers van [F] .”(…)
“Hoe [F] precies in contact gekomen is met die andere opdrachtgevers weet ik niet. Ik denk via via. De opdrachtgevers namen contact met mij op als er gewerkt was en ik kreeg van hun factuurgegevens te horen en wat er financieel op moest komen te staan controleerde ik met [F] ”
[I] heeft verklaard:
“Ik wist toen niet wie de vennoten van [F] waren. Ik weet niets. [X] betaalde alles en regelde de documenten” (…)
“U rc vraagt mij of ik mij herinner dat ik eigenaar ben geweest van [F] . Nee.
U rc vraagt mij of ik vennoot ben geweest van [F] . Ja, dat herinner ik mij wel maar ik wist
niet dat de zaken zo ingewikkeld zouden worden. Ik ben naar de Kamer van Koophandel
geweest. Dat was samen met [X] . Ik begreep dat ik als werknemer geregisterd moest
worden”
In haar vonnis van 26 mei 2016 heeft de strafkamer van de rechtbank Gelderland het ten laste gelegde (valsheid in geschrifte) niet wettig en overtuigend bewezen geacht en heeft belanghebbende daarvan vrijgesproken. De rechtbank heeft daarbij het volgende overwogen:
“het verweer van de verdediging, dat verdachte de Bulgaren geholpen heeft [F] op te richten, zodat zij hier als zelfstandigen, en daarmee legaal, konden werken en dat derhalve de facturen van [F] niet opzettelijk valselijk zijn opgemaakt ter onderbouwing van een schijnconstructie, wordt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende door de inhoud van het dossier weersproken.”
Op 8 augustus 2017 is het hoger beroep tegen dit vonnis door de officier van justitie ingetrokken.
3 Geschil
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Heeft de inspecteur feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat de naheffingsaanslag (in zoverre) terecht is opgelegd en de beschikking terecht is gegeven?
2. Dienen, indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, de naheffingsaanslag en de beschikking desondanks te worden vernietigd, omdat dan alsnog twijfel wordt geuit over het in onderdeel 2.6 genoemde sepot, danwel de in onderdeel 2.8 vermelde vrijspraak hetgeen in strijd is met de in artikel 6, lid 2, van het EVRM neergelegde onschuldpresumptie (EHRM 23 oktober 2014 (Melo Tadeu tegen Portugal), ECLI:CE:ECHR:2014:1023JUD002778510)?
Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend. De inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Belanghebbende concludeert tot een gegrond (hoger) beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak van de inspecteur, alsmede van de naheffingsaanslag en de beschikking.
De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.