Hoge Raad, 20-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1822, 20/01660
Hoge Raad, 20-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1822, 20/01660
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 november 2020
- Datum publicatie
- 20 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:1822
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2020:2992
- Zaaknummer
- 20/01660
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/01660
Datum 20 november 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 april 2020, nrs. 19/00277 tot en met 19/00280 op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 17/4903 tot en met 17/4906), betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013 en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffings- en belastingrente.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 25 juni 2020 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door de gemachtigde van belanghebbende opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.
Aangezien belanghebbende in cassatie wordt vertegenwoordigd door een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener en gelet dat op de datum waarop de bestreden uitspraak is bekendgemaakt digitaal procederen verplicht is, heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende via een op 30 juli 2020 in het webportaal van de Hoge Raad geplaatst bericht in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet–ontvankelijk worden verklaard.
2 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet–ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2020.