Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-01-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:472, 19/00100 en 19/00101
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-01-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:472, 19/00100 en 19/00101
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 21 januari 2020
- Datum publicatie
- 24 januari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:472
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2018:4856, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1540, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 19/00100 en 19/00101
Inhoudsindicatie
Op grond van de Wet Vpb is bij belanghebbende onbeperkte voorwaartse verliesverrekening van de in het jaar 2005 en daarvoor geleden verliezen niet meer mogelijk, ook niet voor verliezen die bij beschikking zijn vastgesteld. Geen strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers 19/00100 en 19/00101
uitspraakdatum: 21 januari 2020
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 13 december 2018, nummers LEE 18/1021 en 18/1412, ECLI:NL:RBNNE:2018:4856, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd. Tegelijk is bij beschikking belastingrente berekend en zijn bij beschikking verliezen van voorgaande jaren verrekend met de belastbare winst van het jaar 2015.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de Vpb opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en het griffierecht in de zaak met het procedurenummer LEE 18/1412 aan belanghebbende gerestitueerd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting, waarbij beide zaken gelijktijdig en gezamenlijk zijn behandeld, heeft plaatsgevonden op 10 december 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is opgericht op 30 maart 1998. Directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende is de heer [A] .
Belanghebbende heeft voor het jaar 2015 aangifte in de Vpb gedaan naar een belastbare winst van € 56.739 en een belastbaar bedrag van nihil wegens verliesverrekening. De Inspecteur heeft een correctie aangebracht in de gevraagde verliesverrekening en met dagtekening 22 juli 2017 een aanslag in de Vpb voor het jaar 2015 opgelegd, berekend naar een belastbare winst van € 56.739 en een belastbaar bedrag van € 25.424. Bij beschikking zijn verliezen van voorgaande jaren ten bedrage van in totaal € 31.315 (= € 9.388 (2007) + € 16.754 (2008) + € 2.396 (2012) + € 2.777 (2013)) verrekend met de belastbare winst van het jaar 2015 (hierna: de verliesverrekeningsbeschikking voor het jaar 2015).
Belanghebbende heeft voor het jaar 2016 aangifte in de Vpb gedaan naar een belastbare winst van € 30.861 en een gelijk belastbaar bedrag. De Inspecteur heeft met dagtekening 2 december 2017 een aanslag in de Vpb voor het jaar 2016 opgelegd overeenkomstig de door belanghebbende ingediende aangifte. In bezwaar heeft belanghebbende alsnog gevraagd om verrekening van verliezen uit voorgaande jaren ten bedrage van € 30.861.
Na vaststelling van de verliesverrekeningsbeschikking voor het jaar 2015 resteert een bedrag aan nog niet verrekende verliezen van aan de onderhavige jaren voorafgaande jaren van € 246.016. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Jaar |
Niet verrekend verlies (in €) |
2002 |
59.376 |
2003 |
33.303 |
2004 |
105.411 |
2005 |
47.926 |
Totaal |
246.016 |
Tot de gedingstukken behoort een met dagtekening 29 april 2008 door de Inspecteur aan belanghebbende afgegeven beschikking, waarin het verlies voor het jaar 2005 is vastgesteld op € 48.753. Na voorwaartse verliesverrekening resteert daarvan het onder 2.4 vermelde niet verrekende bedrag van € 47.926. In de verliesvaststellingsbeschikking voor het jaar 2005 is het volgende vermeld:
“Beschikking vaststelling verlies:
Het verlies van dit boekjaar is vastgesteld op € 48.753.
Het bedrag van het verlies van dit boekjaar en/of het bedrag van de nog te verrekenen verliezen aan het einde van het boekjaar 1994 is (zijn) -bij voor bezwaar vatbare beschikking- vastgesteld op grond van art. 20b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, respectievelijk artikel IV van de Wet van 23 december 1994 tot wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (onbeperkte voorwaartse verrekening van ondernemersverliezen en vaststelling van verliezen bij beschikking).”
3 Geschil
In geschil is of de Inspecteur bij het vaststellen van de onderhavige aanslagen terecht de verliezen van het jaar 2005 en eerder niet heeft verrekend met de belastbare winsten van 2015 en 2016. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.