Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-06-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5094, 19/00543

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-06-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5094, 19/00543

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 juni 2020
Datum publicatie
10 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:5094
Formele relaties
Zaaknummer
19/00543

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummer 19/00543

uitspraakdatum: 30 juni 2020

Uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 12 maart 2019, nummer UTR 18/143, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van belanghebbende op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 65 te [Z] per waardepeildatum 1 januari 2016 voor het jaar 2017 vastgesteld op € 596.000. Tegelijk met deze beschikking is door de heffingsambtenaar aan belanghebbende een aanslag in de onroerendezaakbelasting 2017 opgelegd.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de vastgestelde waarde verminderd tot € 575.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter (digitale) zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 18 juni 2020. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende en mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende alsmede – namens de heffingsambtenaar – [B] , bijgestaan door [C] (taxateur).

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onderhavige onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat] 65 te [Z] . De onroerende zaak is een in 2003 gebouwde tussenwoning met berging en twee parkeerplaatsen. De perceeloppervlakte bedraagt 153 m2 en de woonoppervlakte (circa) 150 m2.

2.2.

De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van de onderhavige woning voor het jaar 2017, per waardepeildatum 1 januari 2016, bij beschikking van 28 februari 2017 vastgesteld op € 596.000. Op de site van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht was in de maand februari 2017 een taxatieverslag met betrekking tot de woning gepubliceerd waarin een vastgestelde WOZ-waarde van de woning per 1 januari 2016 was vermeld van € 508.000. Voorts was daarin vermeld dat de WOZ-waarde per 1 januari 2015 € 477.000 bedroeg en waren verkoopcijfers erin genoemd van drie vergelijkingsobjecten van respectievelijk € 628.200, € 580.000 en € 539.000.

2.3.

Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, heeft de heffingsambtenaar de vastgestelde WOZ-waarde bij uitspraak op bezwaar verminderd tot € 575.000.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de peildatum.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de waarde moet worden vastgesteld op € 508.000. De heffingsambtenaar bepleit daarentegen een waarde van € 575.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing