Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-06-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5097, 19/00802 en 19/00803

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-06-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5097, 19/00802 en 19/00803

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 juni 2020
Datum publicatie
10 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:5097
Formele relaties
Zaaknummer
19/00802 en 19/00803

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Proceskostenvergoeding bezwaar. Aanslag vastgesteld op basis van informatie SVB. Herziening beslissing SVB waardoor de aanslag is gewijzigd. Aan de Inspecteur te wijten onrechtmatigheid?

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummers 19/00802 en 19/00803

uitspraakdatum: 30 juni 2020

Uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 mei 2019, nummers AWB 18/5086 en 18/5147, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een premie-inkomen van € 33.589. Bij beschikking is € 131 aan belastingrente in rekening gebracht. Daarnaast is voor het jaar 2015 een aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) aan belanghebbende opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 3.728. Bij beschikking is voorts € 3 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft de daartegen gemaakte bezwaren gegrond verklaard, de aanslag IB/PVV 2015 verminderd tot een premie-inkomen van € 30.789, de aanslag Zvw 2015 verminderd tot een bijdrage-inkomen van € 2.190 en de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig verminderd. De Inspecteur heeft geen kostenvergoeding toegekend.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar vernietigd uitsluitend voor wat betreft de beslissing om geen kosten te vergoeden. De Rechtbank heeft voor de bezwaar- en de beroepsfase een proceskostenvergoeding toegekend van in totaal € 1.278.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het Hof heeft partijen gevraagd of zij ter zitting willen worden gehoord. De Inspecteur heeft verklaard van dat recht geen gebruik te willen maken. Belanghebbende heeft binnen de gestelde termijn van twee weken daarop niet gereageerd. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende, woonachtig in Nederland, heeft vanaf 1 december 2015 loon van een in Liechtenstein gevestigde werkgever genoten.

2.2.

Belanghebbende heeft bij brief van 29 februari 2016 aan de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB) verzocht om vanaf 1 december 2015 het Liechtensteinse sociale verzekeringsrecht op hem van toepassing te verklaren.

2.3.

De SVB heeft belanghebbende op 13 juni 2016 bij voorlopige beslissing meegedeeld dat per 1 december 2015 het Nederlandse sociale verzekeringsrecht van toepassing is (hierna: de voorlopige beslissing).

2.4.

Op 14 juli 2016 is tegen de voorlopige beslissing bezwaar gemaakt, daarbij stellende dat belanghebbende niet een substantieel deel van zijn werkzaamheden in Nederland heeft verricht.

2.5.

Belanghebbende heeft op 25 augustus 2016 de aangifte IB/PVV/Zvw 2015 ingediend. In de aangifte is het uit Liechtenstein genoten loon niet vermeld.

2.6.

De Inspecteur heeft met dagtekeningen 4 augustus 2017 de aanslagen IB/PVV 2015 en Zvw 2015 vastgesteld, waarbij is uitgegaan van het uit Liechtenstein genoten loon en een premie- en verzekeringsplicht voor het gehele jaar.

2.7.

De SVB heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 april 2018 het bezwaar gegrond verklaard omdat belanghebbende vanaf 1 december 2015 niet in Nederland heeft gewerkt, waardoor per deze datum het Liechtensteinse sociale verzekeringsrecht van toepassing is. De door de SVB toegekende kostenvergoeding voor het bezwaar is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.

2.8.

De SVB heeft de Inspecteur per e-mail van 4 juni 2018 op de hoogte gebracht van de uitspraak op bezwaar van 9 april 2018. In aansluiting hierop heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar van 18 juli 2018 de bezwaren gegrond verklaard en de aanslagen IB/PVV 2015 en Zvw 2015 verminderd. De Inspecteur heeft het verzoek om een kostenvergoeding voor het bezwaar afgewezen omdat er naar zijn mening geen sprake is van een aan hem te wijten onrechtmatigheid.

2.9.

De Rechtbank heeft, kort gezegd, geoordeeld dat noch aan de Inspecteur noch aan belanghebbende een verwijt kan worden gemaakt, dat gelet op het arrest van 16 september 2016, nr. 15/02844, ECLI:NL:HR:2016:2078, sprake is van een aan de SVB te wijten onjuistheid die voor risico van de Inspecteur komt en dat belanghebbende derhalve in aanmerking komt voor een kostenvergoeding voor het bezwaar.

3 Geschil

In geschil is of belanghebbende recht heeft op een kostenvergoeding voor het bezwaar. De Inspecteur beantwoordt deze vraag ontkennend en belanghebbende bevestigend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing