Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-07-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5436, 19/00245 en 19/01215

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-07-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5436, 19/00245 en 19/01215

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
14 juli 2020
Datum publicatie
24 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:5436
Formele relaties
Zaaknummer
19/00245 en 19/01215

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Inkomen uit sparen en beleggen. Vermogensrendementsheffing 2016 en 2017. Zuiver nationale situatie. Geen beroep mogelijk op bepalingen uit het VWEU. Geen uitvoering aan een Unierechtelijke bepaling. Handvest niet van toepassing.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/00245 en 19/01215

uitspraakdatum: 14 juli 2020

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraken van 25 februari 2019 en 10 september 2019 van rechtbank Gelderland, nummers AWB 17/4431 en AWB 18/5961 in het geding tussen belanghebbende en

de Inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor de jaren 2016 en 2017 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De rechtbank heeft deze beroepen geregistreerd onder de nummers AWB 17/4431 (IB/PVV 2016) en AWB 17/5961 (IB/PVV 2017). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft deze hoger beroepen geregistreerd onder de nummers 19/00245 (IB/PVV 2016) en 19/01215 (IB/PVV 2017)

1.5.

Belanghebbende heeft op 31 maart 2020 een nader stuk ingediend.

1.6.

De griffier van het Hof heeft partijen bij brief van 10 april 2020, ontvangen door belanghebbende op 11 april 2020 10:10 uur en door de Inspecteur op 14 april 2020 om 7.47 uur, medegedeeld dat het Hof voornemens is om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen, en hun verzocht om binnen twee weken na dagtekening van deze brief aan te geven of zij toch gebruik willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord. Partijen hebben niet binnen de gestelde termijn gereageerd. Daarop heeft het Hof met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2 Vaststaande feiten

19/00245

2.1.

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2016 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (hierna: box 1) van € 43.601 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (hierna: box 3) van € 3.917. Het aangegeven verzamelinkomen bedraagt € 47.518.

2.2.

In de aangifte zijn alleen saldi van binnenlandse bank- en spaartegoeden aangegeven tot een totaal bedrag per 1 januari 2016 van € 122.374. het heffingsvrije vermogen bedraagt in 2016 € 24.437. De grondslag voor box 3 bedraagt derhalve € 97.937.

2.3.

De aanslag IB/PVV 2016 is conform de ingediende aangifte opgelegd. De heffing in box 3 bedraagt € 1.175 (€ 97.937 x 4% x 30%).

19/01215

2.4.

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2017 gedaan naar een belastbaar inkomen uit box 1 van € 47.988 en een belastbaar inkomen uit box 3 van € 3.879. Het aangegeven verzamelinkomen bedraagt € 47.988.

2.5.

In de aangifte zijn alleen saldi van binnenlandse bank- en spaartegoeden aangegeven tot een totaal bedrag per 1 januari 2017 van € 137.540. het heffingsvrije vermogen bedraagt in 2017 € 25.000. De grondslag voor box 3 bedraagt derhalve € 112.540.

2.6.

Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen is als volgt berekend:

75.000 x 67% x 1,63% =

819

75.000 x 33% x 5,39% =

1.334

37.540 x 21% x 1,63% =

128

37.540 x 79% x 5,39% =

1.598

3.879

2.7.

De aanslag IB/PVV 2017 is conform de ingediende aangifte opgelegd. De heffing in box 3 bedraagt € 1.163 (€ 3.879 x 30%).

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanslagen IB/PVV 2016 en 2017 voor zover deze aanslagen zien op de heffing in box 3 terecht zijn opgelegd. Meer specifiek is in geschil of het bij fictie vaststellen van het voordeel uit sparen en beleggen (vermogensrendementsheffing) in strijd is in met het Unierecht.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing