Hoge Raad, 13-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1775, 20/02193
Hoge Raad, 13-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1775, 20/02193
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 november 2020
- Datum publicatie
- 13 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:1775
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2020:5436
- Zaaknummer
- 20/02193
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/02193
Datum 13 november 2020
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 juli 2020, nrs. 19/00245 en 19/01215, op de hoger beroepen van belanghebbende tegen uitspraken van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 17/443 en AWB 18/5961) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2015, 2016 en 2017 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekering.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.