Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-01-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:683, 18/01241
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-01-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:683, 18/01241
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 28 januari 2020
- Datum publicatie
- 31 januari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:683
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2018:4715, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1855
- Zaaknummer
- 18/01241
Inhoudsindicatie
De Inspecteur slaagt in het bewijs dat de omzet terecht is verhoogd met het bedrag van de naheffingsaanslag. Er is geen plaats voor omkering en verzwaring van de bewijslast.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 18/01241
uitspraakdatum: 28 januari 2020
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 22 november 2018, nummer LEE 17/681, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend en is een boete opgelegd van € 38.048.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard en de boete verminderd tot € 31.993.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de naheffingsaanslag verminderd tot € 75.243, de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en de boete verminderd tot € 16.000.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende dreef in de jaren 2008 tot en met 2011 onder de handelsnaam [A] een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De ondernemersactiviteiten bestonden uit de verkoop en installatie van kunststof kozijnen, zonweringen, dakkappelen en veranda’s.
Aan belanghebbende is een btw-nummer toegekend, dat in gebruik was vanaf 1 maart 2006 tot en met 1 januari 2015. Tot en met het eerste kwartaal van 2009 is aan belanghebbende ieder kwartaal een aangiftebiljet voor de omzetbelasting uitgereikt. Daarna is aan belanghebbende iedere maand een aangiftebiljet uitgereikt.
De Inspecteur heeft op 22 april 2013 een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften in de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012. Van het onderzoek is een rapport met dagtekening 13 juni 2013 opgesteld.
In paragraaf 2.3 „Administratie” van het rapport van het boekenonderzoek is vermeld:
„De heer [X] verzorgt de dagelijkse administratie.
Dit bestaat uit het opmaken van offertes en opdrachtbevestigingen en tevens het opmaken van facturen.
De financiële administratie wordt bijgehouden in een boekhoud pakket van snelstart.
Het inboeken werd gedaan door een medewerkster die middels payroll werd ingehuurd.
Gezien de financiële situatie van het bedrijf is dit in 2013 nog niet gebeurt.”.
Volgens het rapport van het boekenonderzoek verzorgt belanghebbende zelf de aangiften omzetbelasting. Zijn belastingadviseur verzorgt de eventuele suppletieaangiften en de aangiften in de inkomstenbelasting.
In paragraaf 3 „Bevindingen” van het rapport van het boekenonderzoek is onder meer vermeld:
„Tijdens het inleidend gesprek heb ik gevraagd naar de opbouw van de administratie van het bedrijf. Volgens de heer [X] komen zijn klanten met name via zijn eigen website en via marktplaats bij hem. Hij verkoopt vrijwel uitsluitend aan particulieren.
Naar aanleiding van een aanvraag maakt hij een offerte op en wanneer deze wordt geaccepteerd vervolgens de opdrachtbevestiging. Hierin wordt een aanbetaling gevraagd.
Wanneer de opdrachtbevestiging ondertekend terug is en de aanbetaling ontvangen, worden de bestellingen bij de leveranciers geplaatst. Levering duurt meestal een paar weken.
In de jaren 2008 t/m 2010 werd vrijwel uitsluitend in Polen ingekocht. Vanaf 2011 ook meer in Duitsland, Belgie en Nederland.
Eind 2011 is er gewisseld van leverancier in Polen. T/m het 3e kwartaal was de leverancier „ [B] ”, daarna „ [C] ” en [D] .”
De aan- en verkoopnota’s en de onkostenbonnen worden door de heer [X] in een postbakje gelegd.
Deze bescheiden werden vervolgens door een payroll kracht ingeboekt in snelstart.
De administratie ging daarna naar een adviseur die er een jaarrekening en aangifte van produceerde.”
Belanghebbende betaalde de inkopen veelal contant en soms in gedeelten. Tijdens het boekenonderzoek heeft hij verklaard dat hij per order bepaalde wat de winstopslag moest worden.
Volgens het rapport van het boekenonderzoek werd in de controleperiode geen kasadministratie bijgehouden. In de jaren 2008 en 2009 zijn geen contante ontvangsten in de omzet verantwoord. De inkopen die in de jaarrekening zijn verwerkt, betreffen vrijwel uitsluitend de hulpmaterialen. De inkopen van de kozijnen, deuren en dergelijke zijn niet in de administratie verwerkt. In de boekhouding over 2009 zijn diverse contante opnamen van de bank direct als inkopen geboekt. De inkopen sluiten daarom niet aan bij de nota’s.
In het rapport van het boekenonderzoek is geconcludeerd dat belanghebbende niet heeft voldaan aan zijn administratieplicht ingevolge artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). In paragraaf 5 „Conclusie” van het rapport is vermeld:
„De aanwezige administratie over de jaren 2008 t/m 2011 is onvolledig en kan niet dienen voor het indienen van aangiften omzet- en inkomstenbelasting.
5.1
Omkering bewijslast
Gezien alle bovenstaande feiten is er sprake van omkering van de bewijslast.”.
Belanghebbende heeft in zijn administratie en in zijn jaarstukken voor de jaren 2008 tot en met 2012 de volgende inkopen verantwoord (bedragen in €):
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|
Binnenlandse inkopen |
17.886 |
2.349 |
17.527 |
14.439 |
Buitenlandse inkopen |
0 |
60.745 |
29.997 |
60.190 |
Totale inkopen |
17.886 |
63.094 |
47.524 |
74.629 |
In zijn kwartaalaangiften in de omzetbelasting betreffende het jaar 2008 heeft belanghebbende in totaal € 24.034 aan intracommunautaire leveringen aangegeven. In zijn kwartaal- respectievelijk maandaangiften in de omzetbelasting betreffende het jaar 2009 heeft hij hiervoor in totaal € 13.989 aangegeven. In de maandaangiften betreffende de jaren 2010 en 2011 heeft belanghebbende geen intracommunautaire leveringen vermeld.
Volgens door de Inspecteur uit het buitenland verkregen „opgaven intracommunautaire prestaties” (listings) heeft belanghebbende in de jaren 2008 tot en met 2011 tot de volgende bedragen inkopen in het buitenland gedaan (bedragen in €):
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
|
Polen |
69.591 |
157.851 |
83.366 |
64.096 |
Duitsland |
674 |
98 |
8.865 |
|
België |
2.942 |
|||
Totaal |
70.265 |
157.949 |
83.366 |
75.903 |
De volgens de listings uit Polen afkomstige inkopen betroffen in de jaren 2008 tot en met 2011 tot een bedrag van € 349.287 de leveringen door [B] . Tussen belanghebbende en [B] is een civiele procedure gevoerd. In het in die zaak gewezen arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 december 2015 is als vaststaand feit opgenomen dat [B] in de periode van november 2007 tot en met augustus 2011 aan belanghebbende kunststof kozijnen en deuren heeft verkocht en geleverd voor een totaalbedrag van € 364.954,44. [B] heeft in deze procedure gesteld dat hiervan een bedrag van € 47.138,12 onbetaald is gebleven.
Belanghebbende heeft over de jaren 2010 en 2011 in Excel overzichten gemaakt van verkoopnota’s met de daarbij behorende inkopen. In het overzicht voor 2010 wordt alleen melding gemaakt van kozijnen, terwijl in het overzicht voor 2011 ook melding wordt gemaakt van werkloon en nevenverkopen. Op basis van deze overzichten heeft de controleambtenaar berekend dat voor het jaar 2010 het brutowinstpercentage, zonder werkloon, 49,62 bedraagt en voor het jaar 2011, met werkloon, 88,34.
In het rapport van het boekenonderzoek is een omzetberekening gemaakt over de jaren 2008 tot en met 2011. Daarbij is de controleambtenaar op basis van de zojuist vermelde brutowinstpercentages uitgegaan van een brutowinstpercentage van 65 van de inkopen. Voor de inkoopwaarde is de controleambtenaar uitgegaan van de jaarlijkse inkopen. Hiervoor is redengevend dat belanghebbende volgens de controleambtenaar herhaaldelijk heeft laten weten dat de voorraad elk jaar € 5.000 bedroeg, zodat er volgens hem geen rekening hoeft te worden gehouden met een voorraadafname of toename. De Inspecteur heeft de omzet en de daaruit voortvloeiende meer verschuldigde omzetbelasting als volgt berekend (bedragen in €):
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
|
Totale inkoopwaarde |
88.150 |
160.295 |
101.300 |
92.518 |
34.036 |
Brutowinst 65% |
57.294 |
104.192 |
65.845 |
60.137 |
22.123 |
Berekende omzet |
145.448 |
264.487 |
167.145 |
152.655 |
56.159 |
Aangegeven omzet |
75.945 |
78.579 |
44.100 |
99.838 |
53.171 |
Meer omzet |
69.503 |
185.908 |
123.045 |
52.817 |
2.988 |
Meer omzetbelasting 19% |
13.205 |
35.322 |
23.379 |
10.035 |
568 |
Suppletie ingediend |
5.651 |
191 |
|||
Naheffingen |
13.205 |
29.671 |
23.188 |
10.035 |
In het rapport van het boekenonderzoek is aangekondigd dat aan belanghebbende een vergrijpboete zal worden opgelegd.
De Inspecteur heeft overeenkomstig evenvermelde berekening de onderhavige naheffingsaanslag aan belanghebbende opgelegd.
Bij de bestreden uitspraak op bezwaar gericht tegen de naheffingsaanslag heeft de Inspecteur met toepassing van de omkering van de bewijslast de naheffingsaanslag gehandhaafd.
De Inspecteur heeft bij de onderhavige naheffingsaanslag een vergrijpboete aan belanghebbende opgelegd ten bedrage van € 38.048. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur deze vergrijpboete in verband met de overschrijding van de redelijke termijn verminderd tot € 31.993.
De Inspecteur had al eerder, op 28 november 2007, een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften in de omzetbelasting over het tijdvak 14 maart 2006 tot en met 30 september 2007. In het met dagtekening 21 februari 2008 opgemaakte rapport van dat boekenonderzoek staat bij paragraaf 2.3 „Administratie”:
„Over de gecontroleerde periode is er een verzameling bonnen en facturen voorhanden. Tevens is er een notering van kasuitgaven bijgehouden. Er kan echter niet gesproken worden van een sluitende kasadministratie, waarop kascontrole wordt toegepast. Het geheel maakt een onsamenhangende indruk. Ten tijde van het onderzoek probeert de huidige accountant de administratie „op de rit” te krijgen en concrete afspraken met de ondernemer te maken.”.
De Inspecteur heeft geconcludeerd dat belanghebbende onjuiste aangiften omzetbelasting over de gecontroleerde jaren heeft ingediend, omdat hij nagenoeg geen verschuldigde omzetbelasting op aangifte heeft aangegeven, terwijl er wel omzet is gerealiseerd. Om die reden heeft de Inspecteur aan belanghebbende een vergrijpboete opgelegd wegens grove schuld.
In paragraaf 7 „Slotopmerkingen” is vermeld:
„De gevolgen van het boekenonderzoek zijn besproken met zowel de heer [X] als de heer [E] . Daarnaast is de heer [X] duidelijk geworden, dat er op het administratieve gebied nog veel te verbeteren valt.
De volgende zaken zijn hierbij besproken:
- - De aangetroffen inkoopfacturen vanuit Polen betreffen kopieën; de originele
facturen moeten voorhanden zijn om inkopen aan te tonen.
- - De aangiften OB moeten naar waarheid worden ingediend, mede op het terrein van
de ICL en ICV; men dient aan te geven, wat er precies is gebeurd.
- - Kasadministratie dient duidelijk verbetert te worden.”.
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot de juiste hoogte is opgelegd en of de bij de uitspraak van de Rechtbank verminderde boete niet te hoog is, welke vragen door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend worden beantwoord.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de Inspecteur bij het opleggen van de naheffingsaanslag ten onrechte ervan is uitgegaan dat de bewijslast dient te worden omgekeerd; daartoe was volgens belanghebbende, nu de Inspecteur zich beroept op schending door belanghebbende van administratieve verplichtingen, vereist dat een informatiebeschikking werd genomen, hetgeen de Inspecteur echter heeft nagelaten. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslag. Voor het geval de naheffingsaanslag geheel of gedeeltelijk in stand blijft, concludeert belanghebbende op grond van zijn inkomenspositie en van de slechte begeleiding die hij op administratief gebied heeft ontvangen tot vermindering van de boete.
De Inspecteur stelt dat belanghebbende in zijn aangiften in de omzetbelasting over de jaren 2008 tot en met 2011 onvoldoende omzet heeft verantwoord. De Inspecteur acht de na vermindering door de Rechtbank resterende boete passend en geboden en ziet geen grond voor verdere vermindering. Hij concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.