Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-09-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7950, 19/00727, 19/00728 en 19/00729

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-09-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7950, 19/00727, 19/00728 en 19/00729

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29 september 2020
Datum publicatie
9 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:7950
Formele relaties
Zaaknummer
19/00727, 19/00728 en 19/00729

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Aankoop bedrijfsruimte. Realisatie appartementen. Meer dan normaal actief vermogensbeheer?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/00727, 19/00728 en 19/00729

uitspraakdatum: 29 september 2020

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de Inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van 23 april 2019 van rechtbank Gelderland, nummers AWB 18/3611, AWB 18/3612 en AWB 18/3613, in het geding tussen

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende) en de Inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 88.687 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.327. Tevens is bij beschikking € 5.819 aan heffingsrente in rekening gebracht. Daarnaast is voor het jaar 2011 een navorderingsaanslag Zorgverzekeringswet (hiema: Zvw) opgelegd. De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2013 (ter behoud van rechten) een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.850 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 17.397. Daarnaast is bij beschikking € 1.072 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen en de beschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw 2011 en de beschikking heffingsrente 2011 vernietigd en het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2020 via videobellen (een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid). Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende drijft in de vorm van een eenmanszaak een Grieks restaurant. Hij heeft samen met de heer [A] , de heer [B] en [C] BV, vertegenwoordigd door de heer [D] , (alle vier gezamenlijk hierna: de participanten of kopers) op 14 juli 2009 een registergoed gekocht voor € 1.200.000.

2.2.

Het registergoed betreft een bedrijfsruimte met showroom met erf, ondergrond en verder toebehoren, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Z] (hierna ook: het pand). Blijkens de koopovereenkomst participeert belanghebbende voor 2/8 deel, zijnde 25%, in het onroerend goed.

2.3.

In artikel 14A van de koopovereenkomst is bepaald dat de kopers verplicht zijn vóór 1 oktober 2009 een bouwvergunning aan te vragen bij de Gemeente Utrecht voor het verbouwen van het registergoed tot 16 appartementen en om zonodig tegen een afwijzende beschikking van de Gemeente Utrecht in beroep te gaan. In artikel 14B van de koopovereenkomst is bepaald dat de koopovereenkomst is ontbonden, zonder dat partijen jegens elkaar tot enige schadevergoeding gehouden zijn:

a. Indien uiterlijk op 1 april 2010 géén onherroepelijke bouwvergunning door de Gemeente Utrecht is verleend om de reden van het niet voldoen aan de vereisten op het gebied van het door de Gemeente gevoerde parkeerbeleid.

b. Indien uiterlijk op 1 september 2010 géén onherroepelijke bouwvergunning door de Gemeente Utrecht is verleend om reden van het niet voldoen aan andere vereisten voor het verkrijgen van de bouwvergunning dan de reden in dit artikel sub a vermeld.

2.4.

Op 14 juli 2009 hebben de participanten een aannemingsovereenkomst gesloten met [E] BV (hierna: de aannemer). De participanten hebben aan de aannemer de opdracht gegeven om het registergoed te (ver)bouwen tot 16 appartementen. De overeengekomen aanneemsom bedraagt € 560.000.

2.5.

Op 21 september 2009 heeft de heer [D] , namens [C] BV, de bouwvergunning aangevraagd. Daarnaast heeft de heer [D] een subsidieaanvraag gedaan voor de verbouwing van kantoorruimte naar woningen. Door de participanten is een penvoerder benoemd die de dagelijkse werkzaamheden verricht. De penvoerder is de heer [F] , de vader van [D] .

2.6.

Blijkens de akte van levering hebben de participanten op 2 juni 2010 de eigendom van het onroerend goed aan de [a-straat 1] verworven. Eveneens op deze datum is de akte van splitsing ondertekend door de participanten, waarbij het onroerend goed is gesplitst in appartementsrechten. In 2010 zijn 10 appartementen verkocht en geleverd aan particuliere kopers. In 2011 zijn 6 appartementen verkocht en geleverd aan particuliere kopers.

2.7.

De penvoerder heeft de participanten bericht dat de winst per woning uitkomt op € 25.955,53. In 2011 is de aangevraagde subsidie door de gemeente Utrecht toegekend. De subsidie is in 2013 uitbetaald. Belanghebbende heeft het voordeel dat werd behaald bij de verkoop van de appartementen niet in zijn aangifte IB/PVV aangegeven als inkomen uit werk en woning.

2.8.

Op 13 april 2017 heeft de Inspecteur een rapport inzake een boekenonderzoek aan belanghebbende verzonden. Het onderzoek was gericht op de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2010 tot en met 2013. Het onderzoek was beperkt tot de belastbaarheid van het inkomen met betrekking tot de realisatie van 16 appartementen aan de [a-straat 1] .

2.9.

Aan de hand van het rapport heeft de Inspecteur op 24 juli 2017 de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 en de navorderingsaanslag Zvw 2011 opgelegd. Met dagtekening 29 juli 2017 heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 opgelegd. Over belastingjaar 2010 zijn geen navorderingsaanslagen opgelegd, omdat de termijn voor het opleggen daarvan was verlopen. De Inspecteur heeft, ter behoud van rechten, de door belanghebbende ontvangen subsidie in verband met de verbouwing zowel in de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 als in de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 betrokken.

3 Geschil

In geschil is of de Inspecteur het behaalde voordeel terecht tot het belastbare inkomen uit werk en woning heeft gerekend. Indien dit zo is, is de omvang van het behaalde voordeel tussen partijen niet in geschil, met dien verstande dat, indien sprake is van winst uit onderneming, nog (enkel) rekening gehouden dient te worden met de mkb-vrijstelling. Tussen partijen is niet langer in geschil dat, indien ook de subsidie behoort tot het belastbare inkomen uit werk en woning, deze in 2013 is genoten en in dat jaar dient te worden belast.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing