Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8944, 19/00008
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8944, 19/00008
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 oktober 2020
- Datum publicatie
- 6 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:8944
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:908, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 19/00008
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Specifieke zorgkosten. Geen bewijsstukken overgelegd. Niet aan bewijslast voldaan.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 19/00008
uitspraakdatum: 27 oktober 2020
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 november 2018, nummer AWB 18/2444, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft partijen gevraagd of zij ter zitting willen worden gehoord. De Inspecteur heeft binnen de gestelde termijn van twee weken daarop niet gereageerd. Belanghebbende heeft verklaard van dat recht geen gebruik te willen maken. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft voor het jaar 2015 aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van een voordeel uit sparen en beleggen van € 3.427. Voorts is in de aangifte een aftrek specifieke zorgkosten van € 11.261 vermeld.
Bij brief van 24 oktober 2017 verzoekt de Inspecteur aan belanghebbende uiterlijk 8 november 2017 nadere inlichtingen over de aftrek specifieke zorgkosten te verstrekken.
Bij e-mailbericht van 3 november 2017 maakt belanghebbende bezwaar tegen het informatieverzoek en verzoekt hij de termijn met vier weken te verlengen.
Bij e-mailbericht van 6 november 2017 verlengt de Inspecteur de termijn voor een reactie op de vragenbrief van 24 oktober 2017 tot 8 december 2017.
Bij brief van 5 november 2017, door de Inspecteur ontvangen op 9 november 2017, schrijft belanghebbende aan de Inspecteur onder meer:
‘Het verzoek van de Inspecteur om informatie voldoet niet aan de eisen van Artikel 47 AWR en is daarom onzorgvuldig en kan om die reden vooralsnog niet worden beantwoord.
De Inspecteur, mag alleen informatie opvragen ex Artikel 47 AWR, in zoverre die relevant zou kunnen zijn voor de belastingheffing van betrokkene en in specifieke gevallen, van een ander. Betrokkene dient dus vooraf goed te bepalen of en zo ja, in hoeverre betrokkene verplicht is de gevraagde informatie te verstrekken. Het is de Inspecteur ex Artikel 47 AWR niet toegestaan om “fishing” exercities te ondernemen. Dit laatste lijkt het geval te zijn, daar betrokkene in 2015 geen Box 1 of Box 2 inkomsten had en diens Box 3 inkomsten onder de belasting vrije som vielen.
Dientengevolge zullen de opgevoerde aftrekposten geen relevantie hebben voor de belastingheffing van betrokkene in 2015. Indien dit voor de op 2015 volgende belastingheffingen wel het geval zou zijn, zal op dat moment uiteraard de gevraagde informatie worden verstrekt.’
Op 15 november 2017 schrijft de Inspecteur aan belanghebbende dat hij een brief van 5 november 2017 heeft ontvangen, maar dat deze brief niet de gevraagde informatie bevat. De Inspecteur is daarom van plan van de aangifte af te wijken en geen aftrek specifieke zorgkosten toe te staan. Voorts verklaart hij het bezwaar tegen het informatieverzoek niet-ontvankelijk. De Inspecteur stelt belanghebbende in de gelegenheid voor 30 november 2017 te reageren op zijn voornemen af te wijken van de aangifte.
Bij brief van 22 november 2017 schrijft belanghebbende aan de Inspecteur onder meer:
‘Dientengevolge zullen de opgevoerde aftrekposten geen relevantie hebben voor de belastingheffing van betrokkene in 2015, daar betrokkene in 2015 geen Box 1 of Box 2 inkomsten had en diens Box 3 inkomsten onder de belasting vrije som vielen.’
Bij brief van 23 november 2017 schrijft belanghebbende aan de Inspecteur onder meer:
‘Het verstrekken van de gevraagde informatie kan volgens de tekst van art. 49 AWR op 3 manieren geschieden namelijk: mondeling of schriftelijk of op een andere wijze. De Inspecteur weigert om betrokkene te horen en ontneemt betrokkene daardoor de mogelijkheid om de gevraagde informatie mondeling over te dragen.’
Bij brief van 6 december 2017 schrijft de Inspecteur dat hij de aanslag zal vaststellen zonder rekening te houden met persoonsgebonden aftrek.
Met dagtekening 10 januari 2018 stelt de Inspecteur de aanslag vast, berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.427 en zonder aftrek van specifieke zorgkosten. Het maximum van de gecombineerde heffingskorting is verhoogd in verband met het inkomen van de partner van belanghebbende. De verschuldigde belasting is berekend op 30% van € 3.427, ofwel € 1.028. De algemene heffingskorting van € 2.203 is toegepast, zodat aan belanghebbende een teruggave van (€ 2.203 – € 1.028 =) € 1.175 is verleend.
Bij brief van 2 januari 2018 maakt belanghebbende bezwaar tegen de aanslag. In de op 4 januari 2018 gedateerde aanvulling op het bezwaarschrift voert hij aan dat de Inspecteur ten onrechte heeft geweigerd de gevraagde informatie mondeling in ontvangst te nemen, dat de reactietermijn per brief van 15 november 2017 ten onrechte is verkort en dat in de brief van 6 december 2017 staat dat de aanslag ‘binnenkort’ te verwachten was, terwijl deze op 2 januari 2017 (kennelijk is bedoeld: 2018) nog niet was verzonden.
Bij brief van 19 februari 2018 schrijft de Inspecteur voornemens te zijn het bezwaar af te wijzen en wijst hij belanghebbende op het recht te worden gehoord.
Op 23 februari 2018 geeft belanghebbende in een Reactieformulier bezwaar aan dat hij wil worden gehoord en dat hij is verhinderd op 8, 13, 15 maart, 7 juni en 7 september 2018.
Bij brief van 6 maart 2018 nodigt de Inspecteur belanghebbende uit voor een hoorgesprek op 21 maart 2018.
Bij brief van 14 maart 2018 schrijft belanghebbende de voorgestelde datum veel te kort dag te vinden. Hij stelt 20 april 2018 voor als alternatieve datum.
Bij brief van 15 maart 2018 verzoekt de Inspecteur aan belanghebbende uiterlijk 14 maart 2018 nader informatie te verstrekken over de specifieke zorgkosten. Bij brief van 16 maart 2018 schrijft de Inspecteur dat de brief van 15 maart 2018 ten onrechte is verzonden en verzoekt hij belanghebbende deze brief als niet-verzonden te beschouwen.
Bij brief van 21 maart 2018 nodigt de Inspecteur belanghebbende uit voor een hoorgesprek op 18 april 2018.
Bij brief van 5 april 2018 schrijft belanghebbende dat zijn gemachtigde op 18 april 2018 verhinderd is en wijst hij erop dat hij in zijn brief van 14 maart 2018 als datum 20 april 2018 had voorgesteld.
Bij brief van 10 april 2018 nodigt de Inspecteur belanghebbende uit voor een hoorgesprek op vrijdag 20 april 2018.
Bij brief van 11 april 2018 schrijft belanghebbende dat hij niet op de uitnodiging voor een hoorgesprek zal ingaan omdat de onderhavige casus sub judice ligt.
In de uitspraak op het bezwaarschrift van 25 april 2018 biedt de Inspecteur excuses aan dat belanghebbende niet in de aanslagfase is uitgenodigd om langs te komen om de gevraagde informatie over te leggen. Verder geeft de Inspecteur aan belanghebbende te hebben uitgenodigd voor hoorgesprekken op 21 maart 2018, 18 april 2018 en 20 april 2018. Belanghebbende heeft deze uitnodigingen afgeslagen. Omdat belanghebbende de specifieke zorgkosten niet heeft gespecificeerd en geen bewijsstukken heeft overgelegd, wijst de Inspecteur het bezwaar af.
3 Het geschil
In geschil is of de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag onzorgvuldig heeft gehandeld, of de Inspecteur de hoorplicht heeft geschonden en of de aanslag juist is vastgesteld.