Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9061, 18/01060

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9061, 18/01060

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
3 november 2020
Datum publicatie
13 november 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:9061
Formele relaties
Zaaknummer
18/01060

Inhoudsindicatie

OB. Naheffing. Sealbagstortingen. Vooruitbetalingen met refundverplichting. Afstandsverkopen.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/01060

uitspraakdatum: 3 november 2020

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 oktober 2018, nummer AWB 17/535, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd, de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en proceskosten voor de bezwaarfase vergoed.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2019. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak van belanghebbende met nummer 18/01052. Het onderzoek ter zitting in de onderhavige zaak is aangehouden om belanghebbende in de gelegenheid te stellen in overleg met de Inspecteur een selectie van pakbonnen met bijbehorende gegevens over te leggen ten aanzien van de afstandsverkopen naar Duitsland.

1.7.

Belanghebbende en de Inspecteur hebben nadere stukken ingediend.

1.8.

Het onderzoek ter nadere zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende importeert en verkoopt kleding en bijbehorende accessoires voor [A] , een fitnessprogramma onder een geregistreerde merknaam. De verkoop van de kleding en accessoires vindt plaats via een webwinkel, via beurzen en via fysieke winkels. Tot 9 juni 2010 waren alle aandelen in belanghebbende in handen van [B] BV. Vanaf 9 juni 2010 zijn alle aandelen in handen van de heer [C] . Vanaf 11 oktober 2011 is de heer [C] bestuurder van belanghebbende.

2.2.

Belanghebbende heeft een magazijn te [Z] , vanwaar de goederen worden verzonden die via de webwinkel zijn verkocht. Via de webwinkel worden goederen verkocht aan afnemers in Nederland en andere staten, zoals Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Als een klant goederen bestelt via de website, wordt daarvan een bestelbon opgemaakt. Op de bestelbonnen staan de hoeveelheid en de aard van de bestelde goederen, het te betalen bedrag en ook de btw vermeld. Als de betaling voor de goederen via Icepay binnen is, worden de goederen naar de klanten verstuurd. Tot oktober 2010 werden de goederen afgegeven bij een postagentschap in [Z] . Vanaf oktober 2010 worden de goederen via Parcelware verstuurd.

2.3.

De Inspecteur heeft een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangifte omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 maart 2010 (1e kwartaal) van belanghebbende. Dit onderzoek heeft zich beperkt tot de juistheid van de in aftrek gebrachte belasting ter zake van geleverde goederen en verleende diensten. De bevindingen hiervan zijn neergelegd in het controlerapport van 26 oktober 2010.

2.4.

Naar aanleiding van het boekenonderzoek is een naheffingsaanslag omzetbelasting over het eerste kwartaal 2010 opgelegd van € 54.193, alsmede een verzuimboete van € 4.537.

2.5.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt en beroep ingesteld tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting over het eerste kwartaal 2010.

2.6.

De naheffingsaanslag omzetbelasting over het eerste kwartaal 2010 en de verzuimboete zijn door rechtbank Haarlem op 22 januari 2010 verminderd. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 23 oktober 2013 de uitspraak van de rechtbank bevestigd (ECLI:NL:GHAMS:2014:4404). De Hoge Raad heeft in cassatie het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard (ECLI:NL:HR:2015:1726).

2.7.

Op 12 mei 2011 is een boekenonderzoek aangekondigd naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010.

2.8.

Ondanks herhaaldelijk verzoek heeft belanghebbende de auditfile over het jaar 2010 niet overgelegd.

2.9.

De Inspecteur heeft in 2011 via een douane-collega de auditfile van belanghebbende over 2010 verkregen. Op basis van deze auditfile heeft de Inspecteur een analyse gemaakt.

2.10.

Met dagtekening 28 december 2015 is aan belanghebbende tot behoud van rechten over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 255.449. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend van € 40.591.

2.11.

Op 8 februari 2016 heeft een eindbespreking met belanghebbende plaatsgevonden over de bevindingen van het boekenonderzoek.

2.12.

Met dagtekening 23 februari 2016 is het controlerapport definitief gemaakt. Het controlerapport vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

“(…)

1.1

Reikwijdte van het onderzoek

Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010, met uitzondering van de voorbelasting van het eerste kwartaal 2010 van [X] BV.

De voorbelasting van het eerste kwartaal 2010 van [X] BV is reeds beoordeeld in een boekenonderzoek, voorafgaand aan mijn onderzoek. De datum van het controlerapport van dat boekenonderzoek is 26 oktober 2010. Belastingplichtige heeft van dat rapport een afschrift ontvangen.

(…)

3 Administratie, adviseur en aangiften

3.1

Administratie en verzorging aangiften

De dagelijkse administratie van [X] BV wordt gevoerd door de heer [D] met behulp van het softwarepakket Snelstart. De heer [D] verwerkt de administratie op basis van de mutaties op de bankrekeningen.

Verdeling werkzaamheden tussen belastingplichtige en adviseur

Op 24 mei 2011 heeft de heer [E] tijdens een inleidend gesprek aangegeven geen fiscale kennis te bezitten. Tevens heeft de heer [E] aangegeven dat de heer [D] de aangiften omzetbelasting indient na diens goedkeuring.

Op 9 augustus 2011 heeft de heer [C] mondeling aangegeven zich uitsluitend bezig te houden met het sportgebeuren "an sich" en dat hij zich totaal niet met het zakelijke gedeelte van belastingplichtige bezig wil houden.

3.2

Administratieplicht

Op grond van artikel 52 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn administratieplichtigen gehouden op zodanige wijze een administratie te voeren en te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. Tevens dienen de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaar te worden bewaard.

De administratie is niet zodanig gevoerd dat de rechten en verplichtingen hier duidelijk uit blijken. Dit leid ik af uit de door mij ontvangen auditfile over het aangiftejaar 2010. Ik heb de onderstaande gebreken geconstateerd.

3.2.1

Ten onrechte toepassen kasstelsel

Belastingplichtige past het kasstelsel toe omdat de opbrengsten in de administratie worden verantwoord op het moment dat het geld op de bankrekening wordt ontvangen en niet in de periode waarop zij betrekking hebben. Dit blijkt uit het volgende:

1. Ik heb geconstateerd dat opbrengsten van € 34.958, met betrekking tot de maand december 2009, pas in 2010 in de boekhouding worden verantwoord. Ook blijken deze opbrengsten pas in de aangifte vennootschapsbelasting van 2010 (niet tijdig) te zijn aangegeven (zie verder § 4.5.3.3);

2. De boekhouding bevat geen grootboekrekening debiteuren (alsmede crediteuren), waardoor gefactureerde opbrengsten welke nog niet zijn ontvangen, niet (tijdig) kunnen worden verantwoord.

Het toepassen van het kasstelsel door belastingplichtige is onjuist omdat belastingplichtige op regelmatige basis transacties verricht met ondernemers. Op basis daarvan mag redelijkerwijs worden verwacht dat het factuurstelsel wordt toegepast en facturen worden uitgereikt.

De verschuldigde omzetbelasting wordt door belastingplichtige in de boekhouding verantwoord op het moment dat het geld op de bankrekening binnenkomt in plaats van op het moment van facturatie (of uiterlijk de 15e van de daaropvolgende maand, zie par. 4.5.3.3). Aangezien het factuurstelsel van toepassing is, is deze wijze van verantwoorden niet juist. De verschuldigde omzetbelasting wordt hierdoor te laat aangegeven. Ten aanzien van de voorbelasting geldt ook dat het moment van facturatie bepalend is voor het tijdvak van aftrek en niet de betaling. Door al het bovenstaande is de aangifte omzetbelasting onjuist.

3.2.2

Inconsistentie gebruik omzetrekeningen in het grootboek

Ik heb vastgesteld dat gelijksoortige omzetcategorieën inconsistent op verschillende omzetrekeningen in het grootboek worden verantwoord. Dit resulteert in het niet volledig verantwoorden en afdragen van de verschuldigde omzetbelasting (zie paragrafen hierna).

3.2.2.1 Grootboekrekening 8002 Verkopen hoog

Uit de door mij ontvangen boekhouding (auditfile) is gebleken dat grootboekrekening 8002 Verkopen hoog de enige omzetrekening is waarbij af te dragen omzetbelasting wordt verantwoord. Ik heb geconstateerd dat deze omzet zowel betrekking heeft op leveringen aan afnemers binnen Nederland alsmede aan afnemers in andere landen van de Europese Unie. Ook blijkt uit de omschrijvingen met bijbehorende bedragen dat verkopen zowel betrekking hebben op particulieren als op zakelijke afnemers. Dit resulteert in een te hoog bedrag aan verschuldigde omzetbelasting (zie verder § 4.3).

3.2.2.2 Grootboekrekening 8004 verkopen btw verlegd

Aan de hand van de omschrijvingen in de door mij ontvangen auditfile heb ik geconstateerd dat de omzet op deze grootboekrekening vrijwel geheel betrekking heeft op leveringen aan zakelijke afnemers in andere landen van de Europese Unie. Ik heb tevens vastgesteld dat op deze grootboekrekening ook verkopen binnen Nederland zijn verantwoord. Het gevolg hiervan is dat ten onrechte te weinig omzetbelasting wordt afgedragen (zie verder § 4.4).

3.2.2.3 Verkopen 'escrow' op grootboekrekeningen 8002, 8005 en 8010

Ik heb geconstateerd dat omzetboekingen met als omschrijving "escrow" inconsistent op verschillende omzet grootboekrekeningen worden verantwoord.

Uit de samenhang van data (perioden) en de gelijksoortige omschrijving van de mutaties leid ik af dat de aard van de ontvangsten op de verschillende grootboekrekeningen gelijk is. Uit de boekhouding blijkt echter dat over de ontvangsten met als omschrijving "Escrow" op grootboekrekening 8002 verschuldigde omzetbelasting is verantwoord, terwijl de ontvangsten op grootboekrekening 8005 en 8010 zonder verschuldigde omzetbelasting worden verantwoord. De heer [D] heeft op 8 februari 2016 verklaard dat de ontvangsten via Escrow door hem willekeurig zijn geboekt (zie § 4.5.3.1). Het gevolg hiervan is dat ten onrechte te weinig omzetbelasting wordt afgedragen (zie verder § 4.5.3).

3.2.3

Niet juist verantwoorden van voorraden

Inkopen worden direct verantwoord op de grootboekrekeningen 7000 tot en met 7002 (kosten). Op 8 februari 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden op het kantoor van de Belastingdienst in Amsterdam. In dit gesprek heeft de heer [D] een kolommenbalans per eind 2009 en 2010 op papier verstrekt. Hieruit blijkt een grootboekrekening '50 Ijzeren voorraad' welke per eind 2009 en eind 2010 € 61.609 bedraagt. Deze grootboekrekening blijkt niet uit de door ons ontvangen en beoordeelde auditfile. Gedurende 2010 hebben er geen mutaties plaatsgevonden in de voorraadstand. Gezien de activiteiten in 2010 is het niet aannemelijk dat de voorraad ongewijzigd is gebleven. Gezien de aard van de onderneming en omvang van de transacties mag van belastingplichtige worden verwacht dat een juiste voorraadstand wordt bepaald en verantwoord. Het niet verantwoorden van de juiste voorraadstand en mutaties hierin leidt tot een verkeerde resultaatbepaling en weergave van de bezittingen. Gezien de aard van de onderneming en omvang van de transacties mag dit wel van belastingplichtige worden verwacht.

3.2.4

Niet voldaan aan administratieplicht

Uit de in dit rapport opgenomen correcties (zie hoofdstuk 4) blijkt uit meerdere constateringen dat de verschuldigde en te vorderen omzetbelasting niet juist en volledig in de boekhouding zijn verantwoord. Het niet volledig en niet tijdig (zie § 4.5.3.3) aangeven van de verschuldigde omzetbelasting is een ernstige tekortkoming, welke mede het gevolg is van de bovengenoemde gebreken in de administratie. Er wordt zodoende niet voldaan aan de administratieplicht van artikel 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen.

(…)

4.5.3

Verdere analyse grootboekrekening 8002 Verkopen hoog

Volgens de boekhouding zijn op grootboekrekening 8002 Verkopen hoog 17 boekingen voor ontvangsten gemaakt, waarvan de omschrijving gelijksoortig is aan de omzetboekingen op grootboekrekeningen 8005 verkopen escrow en 8010 Verkopen export binnen EU (zie § 4.5.1 en § 4.5.2). Elk van deze boekingen heeft een gelijksoortige omschrijving, waarvan als voorbeeld: "STICHTING ESCROW ICE PAY2003759 ICEPAY CREDIT NOTE 2003759 PERIO D 1-12 31-12". Deze boekingen (totaal € 487.321) hebben elk betrekking op een periode van een week tot een maand.

In tegenstelling tot de omzetboekingen (met als omschrijving "Escrow") op grootboekrekening 8005 en 8010 (geen verschuldigde omzetbelasting) wordt met betrekking tot deze gelijksoortige ontvangsten op grootboekrekening 8002 wel verschuldigde omzetbelasting verantwoord.

(…)

Toelichting belastingplichtige

Op 8 februari 2016 heeft op verzoek van de heer [D] een gesprek plaatsgevonden op het kantoor van de Belastingdienst in Amsterdam. Tijdens dit gesprek heeft de heer [D] verklaard dat ontvangsten met betrekking tot verkopen via de website worden ontvangen via Stichting Escrow of Paysquare. De heer [D] heeft verklaard dat de ontvangsten via Escrow willekeurig door hem zijn geboekt.

(…)”.

2.13.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar gegrond verklaard. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag verminderd tot € 240.864 en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. Blijkens de motivering van de uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur hiermee de correcties die zagen op het eerste kwartaal 2010 uit de naheffingsaanslag gehaald.

3 Geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing