Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9062, 19/00813
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9062, 19/00813
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 november 2020
- Datum publicatie
- 13 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:9062
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2019:1932, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 19/00813
Inhoudsindicatie
Overdrachtsbelasting. Teruglevering woning. Is de toestand van vóór de verkrijging zowel feitelijk als rechtens hersteld?
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummer 19/00813
uitspraakdatum: 3 november 2020
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de erfgenaam van [X] te [Z] (hierna zal [X] als belanghebbende worden aangeduid)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 mei 2019, nummer AWB 17/144 (ECLI:NL:RBGEL:2019:1932), in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is op 16 november 2015 een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting (hierna: de aanslag) opgelegd naar een bedrag van € 14.500. Bij beschikking is € 531 belastingrente in rekening gebracht en is een verzuimboete van € 1.450 opgelegd.
Naar aanleiding van het bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de bestreden aanslag en de beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft door middel van een videoverbinding plaatsgevonden op 23 september 2019. Daarbij zijn gehoord namens belanghebbende mr. [A] , bijgestaan door mr. [B] , en namens de Inspecteur [D] . De zaak is ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaak met nummer 19/00814.
Partijen hebben voorafgaand aan de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof. De griffier heeft deze pleitnota’s doorgestuurd naar ieders wederpartij. Deze pleitnota’s worden met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende was directeur en enig aandeelhouder van [E] B.V (hierna: [E] ).
Op 11 december 2009 zijn bij akte van levering, verleden voor notaris mr. [B] te [C] , de appartementsrechten [a-straat] 15A en 15B te [F] door belanghebbende geleverd aan [E] voor een koopprijs van € 892.500, welke koopprijs door [E] is voldaan door verrekening in rekening-courant met belanghebbende. Deze akte van levering vermeldt onder meer:
“BEPALINGEN
In het koopcontract en bij de levering zijn danwel worden bij deze akte de volgende bepalingen overeengekomen:
Artikel 1
Verkoper levert het verkochte aan koper:
a. onvoorwaardelijk en niet onderhevig aan inkorting, ontbinding of aan welke vernietiging dan ook;
b. niet bezwaard met beslagen of rechten van hypotheken danwel inschrijvingen daarvan, anders dan een recht van eerste hypotheek (en bijbehorend pandrecht) ten behoeve van de naamloze vennootschap [a-bank] N.V., gevestigd te [Z] , oorspronkelijk in hoofdsom groot drie honderd drie duizend euro (€ 303.000,00), blijkens akte op twee en twintig februari tweeduizend zes verleden voor mij, notaris, ingeschreven in register hypotheken 3 van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te [Z] , op drie en twintig februari daarna, in deel 19003 nummer 31. danwel niet bezwaard met andere beperkte rechten, behoudens de in deze akte vermelde; (...)”
Op akte is een bedrag van € 53.550 aan overdrachtsbelasting voldaan.
Genoemde appartementen waren in gebruik als woning en op 11 december 2009 verhuurd aan [G] (hierna: ‘ [G] ’). Het huurcontract met [G] is op 22 september 2009 door belanghebbende gesloten voor een periode van een jaar, van 25 september 2009 tot en met 24 september 2010.
Na het verlijden van de akte van de hiervoor bedoelde levering hebben belanghebbende en [E] een overeenkomst tot recht van wederinkoop gesloten. Deze overeenkomst is door partijen ook ondertekend op 11 december 2009 en bij de Belastingdienst ter registratie aangeboden, maar niet ingeschreven in de Openbare Registers. In deze overeenkomst staat onder meer het volgende:
“in aanmerking nemende:
- dat blijkens akte op heden voor Mr [B] , notaris te [C] , door verkoper aan koper is verkocht en geleverd:
a. het appartementsrecht, (...);
- dat verkoper zich het recht van wederinkoop heeft voorbehouden voor de tijd van vijf jaar, zodat bovenbedoelde levering is geschied onder de ontbindende voorwaarde van inroeping van dit recht door verkoper;
- dat verkoper derhalve tot vijf jaar na heden de bevoegdheid heeft de koopovereenkomst te ontbinden onder restitutie van de betaalde koopprijs en gemaakte kosten als hierna omschreven, waardoor op de voet van artikel 3:84 Burgerlijk Wetboek het verkochte van rechtswege, doch zonder terugwerkende kracht, terugkeert bij verkoper;”
Naar aanleiding van een belastingcontrole is de in 2.2 genoemde koopprijs van € 892.500 verlaagd tot € 725.000, onder de voorwaarde dat het verschil van € 167.500 zal worden verrekend. Door de Belastingdienst is ter zake aan belanghebbende bij beschikking van 26 februari 2013 € 10.050 teruggaaf van overdrachtsbelasting verleend, waardoor [E] ter zake van de in 2.1 bedoelde levering per saldo € 43.500 overdrachtsbelasting heeft voldaan.
Op 5 december 2014 heeft belanghebbende (als verkoper) een koopovereenkomst met [I] en [J] gesloten (als kopers, hierna gezamenlijk: ‘ [I en J] ’) met betrekking tot de appartementsrechten [a-straat] 15A en 15B te [F] . De koop betreft mede een berging/ hobbyruimte die deel uitmaakt van het aan [E] toebehorende appartementsrecht A-2. De totale koopprijs bedraagt € 750.000 en hiervan ziet een bedrag van € 25.000 op genoemde berging/hobbyruimte.
Op 10 december 2014 zijn bij akte van teruglevering, om 10.12 uur verleden voor notaris mr. [H] te [C] , de appartementsrechten [a-straat] 15A en 15B te [F] door [E] (vervreemder) geleverd aan belanghebbende (verkrijger). In de akte van teruglevering staat onder meer het volgende:
“De comparanten, die sub 1 handelend als gemeld, verklaren het volgende:
INLEIDING, REGISTERGOED EN EIGENDOMSVERKRIJGING
(...)
Verkrijger en vervreemder hebben bij gelegenheid van het tekenen van vermelde akte van levering op elf december tweeduizend negen ter zake van het verkochte een overeenkomst recht van wederinkoop gesloten, welke overeenkomst gelijktijdig met vermelde akte van levering is geregistreerd bij de betreffende Inspectie te Utrecht, op achttien december daaropvolgend.
De comparanten verklaren dat verkrijger tijdig gebruik heeft gemaakt van het vermelde recht van wederinkoop, zodat mitsdien tijdig de in de overeenkomst inzake het recht van wederinkoop omschreven ontbindende voorwaarden zijn ingeroepen, op grond waarvan vervreemder verplicht is het verkochte aan verkrijger in eigendom terug te leveren.
De comparanten verklaren een en ander bij deze akte te willen effectueren.
TERUGLEVERING
Ter uitvoering van het vorenstaande levert vervreemder het verkochte aan verkrijger terug, die het verkochte bij deze in eigendom aanvaardt.
KOOPPRIJS EN KWITANTIE
De koopprijs bedraagt zeven honderd vijf en twintig duizend euro (€ 725.000,00), welke koopprijs tussen vervreemder en door verkrijger onderling in rekeningcourant wordt verrekend.
Vervreemder verleent verkrijger daarvoor bij deze akte kwitantie.
Bij voormelde akte van levering de dato elf december tweeduizend negen bedroeg de koopprijs in eerste instantie acht honderd twee en negentig duizend vijf honderd euro (€ 892.500,00), welke nadien is verlaagd naar zeven honderd vijf en twintig duizend euro (€ 725.000,00).”
Vanwege de in 2.8 genoemde verkrijging is door belanghebbende geen overdrachtsbelasting voldaan. In de leveringsakte staat hierover:
“De comparanten verklaren voorts een beroep te doen op de vrijstelling van overdrachtsbelasting ex artikel 15 lid 1 letter r van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, omdat de toestand van het verkochte van vóór de omschreven verkrijging door vervreemder zowel feitelijk als rechtens wordt hersteld als bedoeld in artikel 19 van die wet, als gevolg van de vervulling van een ontbindende voorwaarde, zodat ter zake van de in deze akte omschreven teruglevering geen overdrachtsbelasting verschuldigd is.”
Belanghebbende is de koopprijs van € 725.000 betreffende de in 2.8 genoemde verkrijging aan belanghebbende schuldig gebleven en deze is geboekt in rekening-courant. Tot meerdere zekerheid van al hetgeen belanghebbende in rekening-courant verschuldigd is aan [E] , is op 10 december 2014 om 10.15 uur op genoemde appartementsrechten ten behoeve van [E] een recht van hypotheek gevestigd.
Bij akte van wijziging splitsing appartementsrechten, verleden op 5 februari 2015 om 11.12 uur, wordt de in 2.7 genoemde berging/hobbyruimte door belanghebbende verkregen, zodat een geheel ontstaat met de appartementsrechten betreffende de woning aan de [a-straat] 15A en 15B. In de akte staat hierover:
“In verband met bovengemelde wijzigingen betreffende het nieuw ontstane appartementsrecht met index 16 is de heer [X] , voornoemd, een vergoeding verschuldigd aan de vennootschap [E] B.V., voornoemd, van vijf en twintig duizend euro (€ 25.000,00), welke bedrag tussen partijen is verrekend bij een overdracht van de heer [X] , voornoemd, welke mede op heden heeft plaatsgevonden en waarvoor bij deze akte kwitantie wordt verleend.
OVERDRACHTSBELASTING
De comparanten verklaren dat op grond van het vorenstaande door de heer [X] , voornoemd, aan overdrachtsbelasting verschuldigd is een bedrag van vijf honderd euro (€ 500,00).”
Op 5 februari 2015 om 14.03 uur levert [X] aan [I en J] het appartementsrecht met appartementsindex 16 van de appartementen [a-straat] 15A en 15B te [F] . De (gezamenlijke) koopprijs bedraagt € 750.000. Hierna worden de appartementsrechten met betrekking tot [a-straat] 15A en 15B (al dan niet inclusief de berging/hobbyruimte) aangeduid als “de woning”.
De Inspecteur heeft aan belanghebbende in verband met de in onderdeel 2.8 vermelde teruglevering de in geschil zijnde naheffingsaanslag opgelegd en de beschikkingen belastingrente en verzuimboete gegeven.
Belanghebbende is op 16 juli 2020 overleden.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of belanghebbende in verband met de teruglevering van de woning (in 2014) een beroep kan doen op de vrijstelling van artikel 15, lid 1, aanhef, en letter r, WBR. Meer in het bijzonder is in geschil of:
a. de levering van de woning op 11 december 2009 onder een ontbindende voorwaarde heeft plaatsgevonden en of deze voorwaarde tijdig is vervuld,
na teruglevering in december 2014 sprake is van feitelijk en rechtens herstel zoals bedoeld in artikel 19, lid 1, aanhef, en letter a, WBR, en
c) het leerstuk fraus legis het beroep op artikel 15, lid 1, aanhef, en letter r, WBR kan verhinderen.
Tussen partijen is voor het Hof niet meer in geschil of het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel is geschonden. In verband met het overlijden van belanghebbende op 16 juli 2020 is de aan hem opgelegde verzuimboete op grond van artikel 5:42, lid 2, Algemene wet bestuursrecht van rechtswege komen te vervallen. De Inspecteur heeft dat ook bevestigd in zijn brief aan het Hof van 4 september 2020. Tussen partijen is dus niet meer in geschil of de verzuimboete al dan niet terecht is opgelegd.
Voor dat wat partijen ter ondersteuning van hun standpunt hebben aangevoerd, verwijst het Hof naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar, van de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep tegen de verzuimboete omdat door het van rechtswege vervallen van de verzuimboete, belanghebbende geen belang meer heeft bij de beoordeling van de boete.