Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9069, 19/01274
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9069, 19/01274
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 november 2020
- Datum publicatie
- 13 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:9069
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2019:3700, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 19/01274
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Dwangsom wegens niet tijdig beslissen?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 19/01274
uitspraakdatum: 3 november 2020
Uitspraak van de twintigste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 augustus 2019, nummer AWB 19/1261, in het geding tussen de Inspecteur en
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is een verzuimboete opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de verzuimboete.
Op 5 februari 2019 heeft belanghebbende de Inspecteur op de voet van artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op het onder 1.2 vermelde bezwaar.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar tegen de verzuimboete ongegrond verklaard. De Inspecteur heeft tevens bij beschikking beslist dat belanghebbende geen recht heeft op toekenning van een dwangsom (dwangsombeschikking).
Belanghebbende is tegen de uitspraak op bezwaar alsmede tegen de dwangsombeschikking in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd voor zover die betrekking heeft op de vaststelling van de dwangsom (het Hof begrijpt: de uitspraak op bezwaar bevestigd en de dwangsombeschikking vernietigd), een door de Inspecteur te betalen dwangsom van € 567 vastgesteld en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2020. Belanghebbende is met kennisgeving aan het Hof niet verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen mr. [A] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2 Vaststaande feiten
De Inspecteur heeft met dagtekening 28 februari 2018 belanghebbende een uitnodiging tot het doen van aangifte IB/PVV 2017 uitgereikt.
In de periode 3 april 2018 tot en met 31 juli 2018 heeft belanghebbende meermaals met de Belastingtelefoon gebeld.
Met dagtekening 5 juli 2018 heeft de Inspecteur een brief verzonden aan belanghebbende waarin zij wordt aangemaand uiterlijk 19 juli 2018 de aangifte IB/PVV 2017 in te dienen.
Op 20 juli 2018 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV 2017 ingediend.
Met dagtekening 4 september 2018 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2017 opgelegd conform de ingediende aangifte. Daarbij heeft de Inspecteur een verzuimboete van € 369 opgelegd wegens het te laat doen van aangifte.
Op 6 oktober 2018 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de boetebeschikking.
Op 3 februari 2019 heeft belanghebbende een ingebrekestelling verzonden aan de Inspecteur. Deze is op 5 februari 2019 door de Inspecteur ontvangen. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de Inspecteur niet tijdig is met het beslissen op het bezwaar.
Op 13 februari 2019 hebben partijen telefonisch contact gehad. De Inspecteur heeft daarbij aangeven dat op belanghebbende de bewijslast rust om aannemelijk te maken dat zij om uitstel heeft verzocht voor het indienen van de aangifte IB/PVV 2017. De Inspecteur heeft na het telefonisch contact op dezelfde dag een e-mail aan belanghebbende verzonden waarin staat vermeld dat als belanghebbende gehoord wil worden, zij vóór 22 februari 2019 contact moet opnemen.
Met dagtekening 15 februari 2019 heeft de Inspecteur aan belanghebbende zijn voornemen om het bezwaar ongegrond te verklaren verzonden. Eveneens op 15 februari 2019 heeft de Inspecteur de uitspraak op bezwaar aan belanghebbende verzonden, waarbij het bezwaar ongegrond is verklaard en de boetebeschikking is gehandhaafd. De Inspecteur heeft geen dwangsom toegekend, omdat hij binnen twee weken na de ingebrekestelling uitspraak op bezwaar heeft gedaan.
3 Geschil
In geschil is alleen of de Inspecteur een dwangsom van € 567 verschuldigd is geworden.
Tussen partijen is niet in geschil dat de hoorplicht is geschonden.