Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9549, 19/01177 t/m 19/01181
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9549, 19/01177 t/m 19/01181
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 17 november 2020
- Datum publicatie
- 27 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2020:9549
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2019:3394, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 19/01177 t/m 19/01181
Inhoudsindicatie
OB. Correcties n.a.v. boekenonderzoek. Boetes o.g.v. art.10a AWR en art. 67f AWR.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 19/01177 tot en met 19/01181
uitspraakdatum: 17 november 2020
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
V.O.F. [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 juli 2019, nummers AWB 17/6939, 17/6940, 18/207, 18/209 en 18/210, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Naheffingsaanslag OB 2010
De Inspecteur heeft op 30 november 2015 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna ook: OB) opgelegd van € 30.000. Tevens is bij beschikking € 4.717 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 december 2017 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en ambtshalve de naheffingsaanslag verminderd tot € 20.054 en de heffingsrente verminderd tot € 3.153.
Naheffingsaanslag OB 2011
De Inspecteur heeft op 24 december 2016 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag OB opgelegd van € 20.127. Tevens is bij beschikkingen een vergrijpboete op grond van artikel 67f Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) opgelegd van € 7.044 en is € 3.453 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 december 2017 het bezwaar ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Boetebeschikking 2011
De Inspecteur heeft op 19 december 2016 op grond van artikel 10a AWR aan belanghebbende over het jaar 2011 bij beschikking een boete opgelegd van € 7.044.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 november 2017 het bezwaar ongegrond verklaard en de boetebeschikking gehandhaafd.
Naheffingsaanslag OB 2012 tot en met 2015
De Inspecteur heeft op 26 januari 2017 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 een naheffingsaanslag OB opgelegd van € 55.281. Tevens is bij beschikkingen een vergrijpboete op grond van artikel 67f AWR opgelegd van € 15.151 en is € 5.671 aan belastingrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 december 2017 het bezwaar ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
Boetebeschikking 2012 t/m 2014
De Inspecteur heeft op 26 januari 2017 op grond van artikel 10a AWR aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 bij beschikking een boete opgelegd van € 15.151.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 november 2017 het bezwaar ongegrond verklaard en de boetebeschikking gehandhaafd.
Alle zaken
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep met zaaknummer 18/207 (naheffingsaanslag 2010) gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en het bezwaar ongegrond verklaard; het beroep met zaaknummer 17/6939 (boete 2011) gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard; de beroepen met zaaknummers 18/209 (naheffingsaanslag 2011), 18/210 (naheffingsaanslag 2012-2015) en 17/6940 (boete 2012-2014) ongegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar in zaaknummers 18/209, 18/210 en 17/6940 voor wat betreft de boetebeschikkingen vernietigd, de boete in zaaknummer 18/209 tot € 6.339, de boete in zaaknummer 18/210 tot € 13.635 en de boete in zaaknummer 17/6940 tot € 13.635 ambtshalve verminderd; en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 671 (€ 333 plus € 338) vergoedt.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 3 november 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende drijft een administratiekantoor. De firmanten zijn [A] sr., [B] en [C] jr.
Bij belanghebbende heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden naar de aanvaardbaarheid van de aangiften OB over de jaren 2010 tot en met 2014. Van dit boekenonderzoek is op 15 december 2016 een rapport uitgebracht dat tot de gedingstukken behoort. In het rapport staat onder meer het volgende:
“3.1 Aangifte
De dagelijkse administratie van de vennootschap wordt verzorgd door de heer [A] sr. De heer [A] sr. zendt de aangiften periodiek naar de Belastingdienst.
Bij aanvang van het boekenonderzoek werd de financiële administratie 2010 tot en met 2014 niet bijgewerkt in een boekhoudprogramma. Belastingplichtige is in de gelegenheid gesteld om de financiële administratie op orde te brengen. Dit is vervolgens gebeurd in het boekhoudprogramma King.
Voor het bepalen van de hoogte van de periode aangiften omzetbelasting heeft de heer [A] sr. destijds de verschuldigde/ te vorderen omzetbelasting handmatig bij elkaar opgeteld op kladbescheiden. De vastleggingen hiervan zijn niet bewaard gebleven.
De aangegeven bedragen volgens de aangiften omzetbelasting sluiten niet aan bij de bedragen volgens de gecorrigeerde cijfers op basis van het factuurstelsel.
Er kon geen onderbouwing van deze bedragen worden gegeven op basis van ondersteunende bescheiden die de basis moeten zijn geweest voor de ingediende periodieke aangiften. Enerzijds is door belastingplichtige een te lage omzet aangegeven in de aangiften omzetbelasting, anderzijds is een te hoog bedrag aan voorbelasting geclaimd in de periodieke aangiften omzetbelasting. Per saldo is een te laag bedrag aan omzetbelasting aangegeven en afgedragen.
Bovenstaande punten zijn nader uitgewerkt in de hoofdstukken "Verschuldigde omzetbelasting" en "Voorbelasting".
Niet binnen redelijke termijn controleerbaar
Het was niet mogelijk om binnen een redelijke termijn de administratie van belastingplichtige te controleren, omdat er geen financiële administratie werd gevoerd in een boekhoudpakket. Belastingplichtige is in de gelegenheid gesteld om de financiële administratie op orde te brengen.
Kasstelsel
Na ontvangst van de kolommenbalansen & verlies- en winstrekeningen over de betreffende jaren bleek het kasstelsel te zijn toegepast voor het bepalen van de verschuldigde omzetbelasting in plaats van het factuurstelsel. Het toepassen van het kasstelsel is niet toegestaan bij het uitoefenen van een administratiekantoor.”
Samengevat luiden de bevindingen van het boekenonderzoek:
- -
-
De als verschuldigd aangegeven OB op de tijdvakken sluit niet aan bij de volgens de administratie verschuldigde OB. De vastlegging van de berekeningen van de verschuldigde OB is niet bewaard. Hierdoor is niet te herleiden hoe de op de tijdvakaangifte vermelde bedragen tot stand zijn gekomen.
- -
-
Ten onrechte is het kasstelsel toegepast.
- -
-
De onderbouwing en factuur ontbreken van de in aftrek gebrachte voorbelasting van € 5.588 naar aanleiding van een betaling van € 35.000.
Deze aansluitverschillen, het ten onrechte toegepaste kasstelsel en de geweigerde voorbelasting hebben tot de volgende nageheven omzetbelasting geleid:
2010 € 30.000
2011 € 20.127
2012 € 14.775
2013 € 13.162
2014 € 15.352
2015 € 11.992
in totaal € 105.408
De Inspecteur heeft vastgesteld dat de naheffingsaanslag OB 2010 naar een te hoog bedrag is opgelegd omdat het aansluitverschil minder hoog is gebleken dan tijdens het boekenonderzoek werd ingeschat. De naheffingsaanslag OB 2010 is in de bezwaarfase ambtshalve dienovereenkomstig verminderd tot € 20.054.
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslagen en de boeten terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Voor wat betreft de naheffingsaanslagen is in geschil of belanghebbende het kasstelsel mocht toepassen, of de verschuldigde OB moet worden verminderd wegens oninbare vorderingen en of recht bestaat op aftrek van € 5.588 naar aanleiding van een betaling van € 35.000 wegens de afkoop van een rechtszaak. Voor wat betreft de vergrijpboeten is in geschil of sprake is van voorwaardelijk opzet. Voor de boete die voor het jaar 2011 op grond van artikel 10a AWR is opgelegd is primair in geschil of het bezwaar tijdig is ingediend. Ook zijn de heffingsrente en de belastingrente in geschil.