Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9560, 19/01740

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9560, 19/01740

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 november 2020
Datum publicatie
27 november 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:9560
Formele relaties
Zaaknummer
19/01740

Inhoudsindicatie

VPB. Verdrag Nederland-Malta. Behoort schuldig gebleven rente van een vordering op de aandeelhouder tot de in Nederland belastbare winst?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/01740

uitspraakdatum: 17 november 2020

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Breda (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 december 2019, nummer AWB 18/4222, ECLI:NL:RBGEL:2019:5991, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] B.V. te [Z] , (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de aanslag en de belastingrente verminderd. Voorts heeft de Rechtbank een vergoeding van € 500 toegekend wegens door belanghebbende geleden immateriële schade.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 15 september 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is in 1994 naar Nederlands recht opgericht en is statutair gevestigd te [A] . Belanghebbende heeft de rechtsvorm van besloten vennootschap als bedoeld in artikel 2:175 Burgerlijk Wetboek.

2.2.

Vanaf 24 juni 2004 worden alle aandelen in belanghebbende gehouden door [B] (hierna: [B] ). [B] is in 2004 geëmigreerd naar Zwitserland en is daar sindsdien woonachtig.

2.3.

De feitelijke leiding van belanghebbende wordt uitgeoefend op Malta.

2.4.

De jaarrekening 2013 van belanghebbende vermeldt een eigen vermogen van € 3.275.969 per ultimo 2013. Het balanstotaal bedraagt € 4.208.477 en bestaat mede uit een vordering op de aandeelhouder van belanghebbende ( [B] ) van € 1.678.619.

2.5.

Het resultaat over 2013 volgens de jaarrekening van belanghebbende bedraagt € 35.188 positief, bestaande uit door [B] schuldig gebleven rente van € 53.485 over zijn schuld aan belanghebbende en € 13 aan ontvangen bankrente, verminderd met kosten en rentelasten van in totaal € 18.310.

2.6.

Belanghebbende wordt onder Maltees belastingrecht als non-domiciled resident aangemerkt, hetgeen betekent dat zij in Malta belast wordt voor:

 haar inkomsten gegenereerd in Malta;

 haar inkomsten gegenereerd buiten Malta, voor zover deze inkomsten worden overgemaakt naar Malta (remittance).

Vermogenswinsten opkomend buiten Malta zijn niet in Malta aan belasting onderworpen, ongeacht of deze worden ontvangen op Malta.

2.7.

In haar Maltese aangifte winstbelasting voor het jaar 2013 heeft belanghebbende de door [B] schuldig gebleven rente van € 53.485 vermeld als ‘Investment income not arising and not remitted to Malta’. Over dit bedrag is op grond daarvan in Malta geen winstbelasting geheven.

2.8.

In haar Nederlandse aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2013 heeft belanghebbende een belastbaar bedrag van nihil aangegeven.

2.9.

Bij de vaststelling van de aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2013 heeft de Inspecteur het belastbare bedrag vastgesteld op € 53.498.

2.10.

Tot op heden is de door [B] schuldig gebleven rente (hierna: de schuldig gebleven rente) niet naar Malta overgemaakt.

3 Geschil en standpunten van partijen

3.1.

In geschil is of de Inspecteur de schuldig gebleven rente terecht tot de in Nederland belastbare winst heeft gerekend. De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend. Belanghebbende neemt het tegenovergestelde standpunt in.

3.2.

Partijen hebben ter zitting desgevraagd eenparig verklaard dat, indien het gelijk aan de Inspecteur is, het belastbaar bedrag op € 53.485 dient te worden gesteld.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing