Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10725, 20/01084

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10725, 20/01084

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 november 2021
Datum publicatie
26 november 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:10725
Formele relaties
Zaaknummer
20/01084

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/01084

uitspraakdatum: 16 november 2021

Uitspraak van de achttiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 19 oktober 2020, nummer UTR 20/133, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 25 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 1.129.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2019 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 969,81.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 14 oktober 2021. Belanghebbende is vertegenwoordigd door mr. [naam1] . Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [naam2] en taxateur [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. Het betreft een in 1903 gebouwde vrijstaande woning met een inhoud van 1.348 m3 die is gelegen op een perceel van 1.472 m2. Tot de onroerende zaak behoren verder een garage en een berging.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de heffingsambtnaar de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2018 op een te hoog bedrag heeft vastgesteld.

3.2.

Belanghebbende staat in hoger beroep een waarde voor van € 995.000.

3.3.

De heffingsambtenaar verdedigt de bij beschikking vastgestelde waarde van € 1.129.000. Ter staving daarvan wijst de heffingsambtenaar op de overgelegde taxatiematrix.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vermindering van de uitspraak van de heffingsambtenaar en tot vermindering van de vastgestelde waarde tot € 995.000. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing