Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11218, 21/00016

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11218, 21/00016

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
7 december 2021
Datum publicatie
17 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:11218
Zaaknummer
21/00016

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Giftenaftrek.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00016

uitspraakdatum: 7 december 2021

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] , (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 december 2020, nummer AWB 20/2263, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.661. Daarbij is een bedrag van € 118 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 10 april 2020 de aanslag en de belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). Daarbij is € 48 aan griffierecht betaald.

1.4.

De Rechtbank heeft bij uitspraak van 15 december 2020 het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft op 30 december 2020 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Daarbij is € 131 aan griffierecht betaald.

1.6.

Belanghebbende heeft op 15 januari 2021, 4 februari 2021, 12 februari 2021 en 19 februari 2021 nadere stukken ingediend.

1.7.

De Inspecteur heeft op 4 juni 2021 een verweerschrift en een nader stuk ingediend.

1.8.

Belanghebbende heeft op 13 oktober 2021 een nader stuk ingediend, betreffende een herziene aangifte IB/PVV 2016.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2021. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam1] en mr. [naam2] . Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht.

1.10.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende, geboren [in] 1948, verricht als vrijwilliger werkzaamheden voor zorginstelling [de zorginstelling] (hierna: [de zorginstelling] ). Belanghebbende en [de zorginstelling] hebben op 7 november 2012 een ‘vrijwilligersovereenkomst’ gesloten, waarin onder meer het volgende is bepaald:

Artikel 1, begripsbepaling vrijwilligerswerk

Vrijwilligerswerk is onverplicht d.w.z. de vrijwilliger kiest in vrijheid om bepaalde activiteiten op zich te nemen. (…)

Voor vrijwilligersactiviteiten wordt geen tegenprestatie in de vorm van materiële beloning of betaling van de werkzaamheden gegeven. (…)

Artikel 11, reiskostenvergoeding

De vrijwilliger kan gebruik maken van een reiskostenvergoeding conform de van toepassing zijnde reiskostenregeling. De vergoeding kan gedeclareerd worden via het daarvoor bestemde declaratieformulier en gezonden worden naar de coördinator vrijwilligerswerk.”

2.2.

Belanghebbende is in 2013 door de Rechtbank Oost-Nederland – op verzoek van de regiomanager van [de zorginstelling] – benoemd tot mentor van [naam3] . Ook in het onderhavige jaar 2016 oefent belanghebbende nog dit mentorschap uit. In 2013 hebben belanghebbende en een rechtsvoorganger van Stichting [naam4] (hierna: Stichting [naam4] ) een zogenoemde ‘verklaring inzake mentorvergoeding’ ondertekend, waarin onder meer het volgende is bepaald:

“Volgens de mentorovereenkomst heeft de mentor recht op een vergoeding op jaarbasis voor zijn/haar activiteiten m.b.t. het mentorschap.

(…)

De verklaring geldt per het gehele kalenderjaar en kan jaarlijks indien gewenst door de mentor aangepast worden.

Indien de mentor (…) geheel of ten dele afziet van de vergoeding zorgt de stichting, die ANBIerkend is, voor een verklaring waarin de betreffende gift wordt vermeld

(…)

Verklaring:

Mentor: [belanghebbende]

BSN: (…)

Naam client: [naam3]

0 Wenst gehele vergoeding te ontvangen

X Wenst alleen vergoeding te ontvangen m.b.t. 250 € pj

0 Reiskosten op basis declaratie

0 Kosten op basis declaratie

0 Wenst GEEN vergoeding te ontvangen”

Blijkens voornoemde verklaring heeft belanghebbende aangegeven alleen een kostenvergoeding van € 250 per jaar te willen ontvangen.

2.3.

Verder is belanghebbende vanaf augustus 2016 via Stichting [naam4] ook mentor van [naam5] . Voor dat mentorschap zijn tussen belanghebbende en Stichting [naam4] over de mentorvergoeding dezelfde afspraken gemaakt als voor het mentorschap van [naam3] .

2.4.

Belanghebbende ontvangt per mentorschap daadwerkelijk € 25 per maand. In het onderhavige jaar 2016 heeft hij derhalve € 300 plus € 125, ofwel in totaal € 425 genoten.

2.5.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft op 4 november 2014 de ‘Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren’ (hierna: de Regeling) ingevoerd. Deze Regeling is vanaf 1 januari 2015 van kracht en luidt in het onderhavige jaar 2016 onder meer als volgt:

“Artikel 4

1. De kantonrechter die de mentor bedoeld in artikel 452, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, benoemt, stelt diens beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vierde lid.

2. De jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, bedraagt:

a. voor een mentor € 1.103,70”

Met ingang van 1 januari 2019 is de in artikel 4, lid 2, onderdeel a, van de Regeling vastgestelde vergoeding verhoogd tot € 1.132.

2.6.

Belanghebbende is lid van een vrijmetselaarsloge. In het kader van dit lidmaatschap maakt hij deel uit van de kascommissie. Verder heeft belanghebbende in het onderhavige jaar een lezing/presentatie bijgewoond in Abdij Maria Toevlucht (https://nl.wikipedia.org/wiki/Abdij_Maria_Toevlucht) in Zundert (https://nl.wikipedia.org/wiki/Zundert_(plaats)).

2.7.

Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2016 giften in aftrek gebracht. Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur diverse posten niet geaccepteerd. In hoger beroep zijn, nadat belanghebbende ter zitting van het Hof zijn standpunt nog gedeeltelijk heeft gewijzigd, de volgende correcties nog in geschil (bedragen in €):

Aanslag

Standpunt belanghebbende

Inkomsten uit vroegere arbeid

37.945

37.945

Aftrek: Eigen woning

-4.970

-4.970

Aftrek: Giften

1. Diverse instellingen

-809

-809

2a. Afzien mentorschapsvergoeding [naam3]

-1.132

2b. Afzien mentorschapsvergoeding [naam5] (5/12 x € 1.132)

-472

2c. Afzien reiskostenvergoeding [naam3] (243 km x € 0,19)

-79

2d. Afzien reiskostenvergoeding [naam5] (740 km x € 0,19)

-140

2e. Afzien kostenvergoeding uitstapjes [naam3] (McDonald’s)

-160

2f. Afzien kostenvergoeding uitstapjes [naam5] ( [plaats1] )

-30

3a. Afzien reiskosten kascommissie loge (250 km x € 0,19)

-48

3b. Afzien reiskosten lezing Zundert met loge (306 km x € 0,19)

-58

3c. Afzien verblijfkostenvergoeding Zundert met loge

-200

Totaal

-809

-3.128

Drempel artikel 6.39 Wet IB (1%)

495

495

Belastbaar inkomen

32.661

30.342

2.8.

Ook tegen de aanslagen IB/PVV 2013 tot en met 2015 heeft belanghebbende bezwaar en (hoger) beroep ingesteld. Dit Hof heeft in zijn uitspraken van 26 juni 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5809 en 8 december 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10183, ten aanzien van belanghebbende geoordeeld dat geen recht bestaat op de door hem geclaimde giftenaftrek.

2.9.

Belanghebbende heeft tegen beide voornoemde uitspraken van het Hof tevergeefs cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft namelijk bij arrest van 2 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2036 het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard onder verwijzing naar artikel 80a Wet op de rechterlijke organisatie, en heeft bij arrest van 30 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:678 het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van de beroepsgronden.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Inspecteur terecht de aftrek van giften heeft gecorrigeerd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend.

3.2.

In hoger beroep betoogt belanghebbende dat ook de volgende giften als persoonsgebonden aftrek in mindering komen op het inkomen: i) het afzien van de mentorschaps- en kostenvergoedingen ter zake van beide mentorschappen, en ii) het afzien van reis- en verblijfkostenvergoedingen ter zake van activiteiten voor of met de vrijmetselaarsloge.

3.3.

Ter zitting heeft belanghebbende zijn stelling dat ook de contributie voor de schietsportvereniging De Veluwse Schutters als een gift in aftrek komt, ingetrokken.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2016 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.342. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslag IB/PVV 2016.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing