Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1649, 18/00566 tm 18/00569
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1649, 18/00566 tm 18/00569
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 februari 2021
- Datum publicatie
- 26 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:1649
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1106
- Zaaknummer
- 18/00566 tm 18/00569
Inhoudsindicatie
Niet aannemelijk dat kosten voor rechtsbijstand zijn gemaakt.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers 18/00566, 18/00567, 18/00568 en 18/00569
uitspraakdatum: 23 februari 2021
Uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 22 mei 2018, zaaknummers LEE 16/1362, 16/1363, 16/2128 en 16/2129, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van het Noordelijk Belastingkantoor (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag opgelegd in de zuiveringsheffing voor het jaar 2013 van € 62,62.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag opgelegd in de zuiveringsheffing voor het jaar 2014 van € 63,58.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag opgelegd in de watersysteemheffing ingezetenen voor het jaar 2013 van € 56,12.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag opgelegd in de watersysteemheffing ingezetenen voor het jaar 2014 van € 56,43.
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de hiervoor – onder 1.1 tot en met 1.3 - bedoelde opgelegde aanslagen gehandhaafd. De heffingsambtenaar heeft de hiervoor – onder 1.4 – bedoelde aanslag in de watersysteemheffing ingezetenen voor het jaar 2014 bij uitspraak op bezwaar vernietigd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 22 mei 2018 het beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover gericht tegen de aanslag watersysteemheffing ingezetenen 2014, de beroepen gegrond verklaard voor zover gericht tegen de aanslagen zuiveringsheffing 2013 en 2014 en de aanslag watersysteemheffing ingezetenen 2013, de uitspraken op bezwaar in zoverre vernietigd, de aanslagen zuiveringsheffing 2013 en 2014 en de aanslag waterschapsysteemheffing 2013 vernietigd en de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van in totaal € 3,40.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2020 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] namens de heffingsambtenaar. Belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting telefonisch contact opgenomen met de griffie van het Hof en daarbij aangegeven niet bij de zitting aanwezig te zullen zijn.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak gehecht.
2 De vaststaande feiten
De hiervoor – onder 1.1 tot en met 1.4 - bedoelde aanslagen waren aan belanghebbende opgelegd in de veronderstelling dat hij in 2013 en 2014 in een zelfstandige woning aan de [a-straat] 78 te [Z] woonachtig was.
Bij de uitspraak op bezwaar van 3 februari 2016 heeft de heffingsambtenaar de aanslag watersysteemheffing ingezetenen 2014 vernietigd, omdat de heffingsambtenaar was gebleken dat belanghebbende volgens de gemeentelijke basisregistratie op 1 januari 2014 niet stond ingeschreven als woonachtig op het adres [a-straat] 78 te [Z] . De Rechtbank heeft belanghebbendes tegen die uitspraak op bezwaar gerichte beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een procesbelang.
In eerste aanleg heeft de heffingsambtenaar verklaard dat hem na de eerst in beroep door belanghebbende nader verstrekte informatie over het pand aan de [a-straat] 78 te [Z] is gebleken dat belanghebbende niet woonde in een zelfstandige woning. De hiervoor – onder 1.1 tot en met 1.3 – bedoelde aanslagen zijn om die reden bij besluit van 24 augustus 2016 door de heffingsambtenaar ambtshalve vernietigd.
Blijkens de stukken van het geding in eerste aanleg heeft [B] , werkzaam bij [C] (hierna: [B] ), de pro forma bezwaarschriften aangevuld en is de uitspraak op bezwaar gericht aan hem als gemachtigde van belanghebbende.
Voorts is het (gemotiveerde) beroepschrift bij de Rechtbank ingediend door [B] en is op 26 april 2016 een volmacht van belanghebbende, waarbij [B] is gemachtigd hem te vertegenwoordigen in de hiervoor – onder 1.6 – bedoelde procedure overgelegd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of aanspraak bestaat op vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en op de vergoeding van verletkosten.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en veroordeling van de heffingsambtenaar in de kosten van de bezwaarfase en van de beroepsprocedure in eerste aanleg en in hoger beroep. Belanghebbende vraagt voorts een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de procedure moet worden afgerond.
De heffingsambtenaar beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.