Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:176, 19/01027 tm 19/01034

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:176, 19/01027 tm 19/01034

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 januari 2021
Datum publicatie
15 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:176
Formele relaties
Zaaknummer
19/01027 tm 19/01034

Inhoudsindicatie

Voor navordering gerechtvaardigd nieuw feit aanwezig; activiteiten van administratieservices vormen geen onderneming.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummers 19/01027 t/m 19/01034

uitspraakdatum: 12 januari 2021

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/MKB/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 16 juli 2019, nummers LEE 17/1809 tot en met 17/1816, ECLI:NL:RBNNE:2019:3084, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2011 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend en is een boete opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot nihil.

1.3.

Aan belanghebbende is over het jaar 2011 een navorderingsaanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (ZVW) opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.

1.4.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het tegen die navorderingsaanslag ingediende bezwaar afgewezen.

1.5.

Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een boete opgelegd.

1.6.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot nihil.

1.7.

Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de ZVW opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.8.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar afgewezen.

1.9.

Nadat belanghebbende in beroep was gekomen tegen laatstbedoelde uitspraak, heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag in de IB/PVV over 2012 ambtshalve verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.421 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.250 en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

1.10.

Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een boete opgelegd.

1.11.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot nihil.

1.12.

Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag in de ZVW opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.13.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar afgewezen.

1.14.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de IB/PVV opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een boete opgelegd.

1.15.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaren de aanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot nihil.

1.16.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de ZVW opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.17.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar afgewezen.

1.18.

Belanghebbende is tegen de uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank).

1.19.

De Rechtbank heeft:

- de beroepen inzake de navorderingsaanslagen in de IB/PVV en in de ZVW over de jaren 2011 tot en met 2013 gegrond verklaard,

- de betreffende uitspraken op bezwaar vernietigd,

- de navorderingsaanslagen vernietigd,

- de beschikkingen heffings- en belastingrente betreffende die navorderingsaanslagen vernietigd,

- de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van in totaal € 138 aan belanghebbende te vergoeden,

- de beroepen inzake de aanslagen in de IB/PVV en in de ZVW voor het jaar 2014 gegrond verklaard,

- de betreffende uitspraken op bezwaar vernietigd,

- de aanslag in de IB/PVV voor 2014 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.633 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 250.000;

- de aanslag in de ZVW voor 2014 verminderd tot een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 13.733,

- de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig verminderd,

- de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 46 aan belanghebbende te vergoeden.

1.20.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft verweer gevoerd.

1.21.

Partijen hebben voor de zitting een pleitnota ingestuurd.

1.22.

Het onderzoek ter digitale zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 1 juni 2006 een eenmanszaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, aanvankelijk onder de naam ’ [A] ’ en later onder de naam ’ [B] ’.

2.2.

Belanghebbende is onder huwelijkse voorwaarden gehuwd met [C] . Deze is (co)producent van een aantal films. Daarnaast is hij (mede)aandeelhouder van een aantal BV’s. Belanghebbende is geen aandeelhouder van die BV’s. Zij is ook niet op grond van het huwelijksgoederenrecht gerechtigd tot de aandelen in deze BV’s.

2.3.

Belanghebbende verzorgt de reguliere administratie voor de BV’s waarin haar echtgenoot (mede)aandeelhouder is. Deze werkzaamheden bestaan uit het bijhouden van het grootboek, het verzorgen van de BTW-administratie en de rechtenadministratie. Belanghebbende ontvangt voor deze werkzaamheden van elke BV een vast bedrag per kwartaal. Belanghebbende verricht voorts op basis van verkregen opdrachten werkzaamheden die zijn te typeren als ’office manager’. Die werkzaamheden voert zij uit bij samenwerkingsverbanden die ten behoeve van het produceren van een film worden samengesteld. Die werkzaamheden houden in dat belanghebbende binnengekomen facturen verwerkt, contracten verstuurt, ervoor zorgt dat de juiste mensen de benodigde formulieren invullen, zaken regelt ten behoeve van de figuranten en de catering, en functioneert als vraagbaak. Daarnaast kan belanghebbende bijspringen bij verschillende onderdelen van de filmproductie. Bij alle samenwerkingsverbanden waar belanghebbende werkzaamheden als office manager heeft verricht, was haar echtgenoot betrokken als (co)producent, niet als uitvoerend producent van de film.

2.4.

De Inspecteur heeft in 2010 een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld (hierna: het eerste boekenonderzoek). In dat boekenonderzoek is onder meer de aanvaardbaarheid van de aangifte in de IB/PVV voor het jaar 2007 onderzocht. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in een controlerapport, gedateerd 14 april 2010. In dat rapport is, voor zover van belang, het volgende vermeld:

„- omdat de activiteiten van belastingplichtige specifiek ondersteunend zijn aan de projecten waarin de belastingplichtige haar echtgenoot als aandeelhouder van de B.V.’s participeert is aldus het verwerven van opdrachten daarbuiten niet of nauwelijks mogelijk;

- de opdrachten voor de verschillende producenten worden van het netwerk (de contacten) van die B.V.’s, zoals [D] B.V., verkregen;

(…)

Op grond van bovenstaande is er, ook beoordeeld naar het spraakgebruik, geen sprake van ondernemerschap voor de inkomstenbelasting.

(…)

Op grond van bovenstaande feiten worden de vergoedingen die de belastingplichtige voor haar verrichte arbeid ontving, aangemerkt als loon uit dienstbetrekking. Uit praktische overwegingen worden de vergoedingen tot 1 januari 2010 aangemerkt als Resultaat Overige Werkzaamheden.

(…)

Slotopmerkingen

Het onderzoek geeft aanleiding tot correcties.

De gevolgen van het boekenonderzoek heb ik besproken met de belastingplichtige en de heer [E] .

De belastingplichtige gaat hiermee niet akkoord.”

2.5.

Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de Inspecteur met dagtekening 12 mei 2010 aan belanghebbende een navorderingsaanslag in de IB/PVV over 2007 opgelegd. In de navorderingsaanslag heeft de Inspecteur de inkomsten uit de werkzaamheden van belanghebbende aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Belanghebbende heeft tegen die navorderingsaanslag geen rechtsmiddelen ingesteld.

2.6.

Belanghebbende heeft over de jaren 2008 tot en met 2014 aangiften in de IB/PVV gedaan. In die aangiften heeft belanghebbende de inkomsten uit al haar werkzaamheden steeds aangemerkt als winst uit onderneming. Voor de jaren 2008 tot en met 2013 zijn de aangiften van belanghebbende door de Inspecteur gevolgd.

2.7.

Bij een derdenonderzoek bij het filmfonds [F] kwam de Inspecteur in de administratie een geldstroom naar belanghebbende tegen. Naar aanleiding hiervan heeft de Inspecteur besloten om bij belanghebbende een tweede boekenonderzoek in te stellen.

2.8.

De Inspecteur heeft in 2016 een tweede boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld (hierna: het tweede boekenonderzoek). In dat boekenonderzoek is onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften in de IB/PVV voor 2011, 2012, 2013 en 2014 onderzocht. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in een controlerapport, gedateerd 9 december 2016. In het controlerapport is, voor zover van belang, het volgende vermeld:

„Bij de beoordeling van de administratie van het jaar 2013 blijkt dat de werkzaamheden qua aard en omvang overeenkomen met de bij het vorige onderzoek genoemde werkzaamheden.

(…)

De omzet van het jaar 2013 bestaat uit;

Mutatiedatum

Omschrijving mutatie

Credit

15-1-2013

[G] FF coord.part.figuratie VOI

4.750,00

15-1-2013

[G] FF Reiscoordinator VOI

10.500,00

30-3-2013

[H] admin. 1e kwartaal 2013

300,00

30-3-2013

[D] admin. 1e kwartaal 2013

494,63

30-3-2013

[I] admin. 1e kwartaal 2013

750,00

30-3-2013

[D] admin. 1e kwartaal 2013

2.250,00

30-6-2013

[D] admin. 2e kwartaal 2013

2.250,00

30-6-2013

[H] admin. 2e kwartaal 2013

300,00

30-6-2013

[D] admin. 2e kwartaal 2013

494,63

30-6-2013

[I] admin. 2e kwartaal 2013

750,00

30-9-2013

[H] admin.verg. 3e kwart 2013

750,00

30-9-2013

[J] righst adm.verg. 3e kwart 2013

750,00

30-9-2013

[D] admin.verg. 3e kwart 2013

2.250,00

30-9-2013

[D] admin.verg. 3e kwartaal 2013

494,63

12-11-2013

Adm.werkzh [K]

7.500,00

30-12-2013

[D] dam.verg. 4e kwartaal 2013

2.250,00

30-12-2013

[D] adm.verg. 4e kwartaal 2013

494,63

30-12-2013

[J] rights dam.verg. 4e kwartaal 2013

750,00

30-12-2013

[H] adm.verg. 4e kwartaal 2013

750,00

38.828,52

(…)

Nu er geen ondernemerschap voor de inkomstenbelasting wordt aangenomen heeft de arbeidsverhouding met de vennootschappen waarvoor wordt gewerkt, als fictieve dienstbetrekking te gelden.

(…)

Bij het vorig onderzoek zijn uw werkzaamheden aangemerkt als Resultaat uit Overige Werkzaamheden waartegen destijds geen bezwaar is gemaakt. Uw inkomsten voor de periode 2011 t/m 2014 worden daarom eveneens aangemerkt als Resultaat uit Overige Werkzaamheden.”

2.9.

De totale omzet van belanghebbende over het jaar 2013 bedroeg bijna € 39.000. Ongeveer € 6.000 van de omzet had betrekking op het verzorgen van de administratie van de BV’s waarin de echtgenoot van belanghebbende een meerderheidsbelang houdt. Daarnaast is ongeveer € 9.000 afkomstig van [D] BV. In deze BV, die is gevestigd op het woonadres van belanghebbende en haar echtgenoot, heeft laatstgenoemde een minderheidsbelang. Voor [D] BV heeft belanghebbende in het jaar 2013 voor de participantenwerving gezorgd. De omzet uit de werkzaamheden met betrekking tot het verzorgen van de administratie van de BV’s is samen derhalve ongeveer € 15.000. De overige omzet, ongeveer € 24.000, dus ongeveer 60 %, heeft betrekking op de werkzaamheden als officemanager. De omzet van het jaar 2013 en de onderverdeling daarvan is representatief voor de andere in geschil zijnde jaren.

2.10.

Op grond van de uitkomsten van het tweede boekenonderzoek heeft de Inspecteur over de jaren 2011 tot en met 2013 navorderingsaanslagen in de IB/PVV en de ZVW opgelegd en is de Inspecteur bij het opleggen van de aanslagen in de IB/PVV en de ZVW voor 2014 afgeweken van de door belanghebbende ingediende aangifte.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Inspecteur met betrekking tot de navorderingsaanslagen over de jaren 2011 tot en met 2013 beschikte over een nieuw, de navordering rechtvaardigend feit of anderszins bevoegd was tot navordering, welke vraag door de Inspecteur bevestigend en door belanghebbende ontkennend wordt beantwoord. Voorts is in geschil of belanghebbende in de jaren 2011 tot en met 2014 winst uit onderneming genoot, zoals belanghebbende bepleit en de Inspecteur betwist.

3.2.

Ten aanzien van de bevoegdheid tot navorderen stelt de Inspecteur primair dat hem ten tijde van de aanslagregeling geen zodanige omstandigheden bekend waren dat die, ook gezien in onderling verband, hem aanleiding hadden moeten geven tot nader onderzoek naar de vraag of door belanghebbende wellicht ten onrechte het ondernemerschap werd geclaimd. Hij heeft derhalve geen ambtelijk verzuim begaan en beschikte met de uitkomsten van het tweede boekenonderzoek over een nieuw feit. Subsidiair stelt hij voor de jaren 2012 en 2013 dat sprake was van een aan belanghebbende kenbare fout, die daardoor was veroorzaakt dat bij de regeling van de primitieve aanslagen voor die jaren was verzuimd een blokkade in het systeem in te voeren. Met betrekking tot het inhoudelijke geschilpunt stelt de Inspecteur dat belanghebbende de voor het ondernemerschap vereiste zelfstandigheid ontbeerde.

3.3.

Belanghebbende heeft de standpunten van de Inspecteur gemotiveerd betwist.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing