Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4878, 19/00599
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4878, 19/00599
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18 mei 2021
- Datum publicatie
- 28 mei 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:4878
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2019:1339, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1041
- Zaaknummer
- 19/00599
Inhoudsindicatie
LB. Uitlenen spelers door Belgische betaaldvoetbalorganisatie aan Nederlandse betaaldvoetbalorganisatie. Toerekening tekengelden aan in Nederland verrichte arbeid.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 19/00599
uitspraakdatum: 18 mei 2021
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
en het incidentele hoger beroep van
[X] N.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 maart 2019, nummer AWB 17/2789, ECLI:NL:RBGEL:2019:1339, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur en
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid; hierna: de Staat)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag in de loonbelasting opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend en is een boete opgelegd.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. Daarnaast heeft hij de boete vernietigd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag en de heffingsrente verminderd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2020 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] namens belanghebbende, alsmede als gemachtigde van belanghebbende mr. dr. [B] , bijgestaan door [C] . Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [D] en mr. [E] .
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
Bij brief van 11 januari 2021 heeft het Hof het onderzoek heropend en partijen verzocht inlichtingen te verstrekken. Belanghebbende heeft geantwoord bij brief van 27 januari 2021. Bij brief van 1 februari 2021 heeft het Hof partijen verzocht nadere inlichtingen te verstrekken. De Inspecteur heeft daarop geantwoord bij brief van 17 februari 2021. Belanghebbende heeft bij brief van 31 maart 2021 daarop gereageerd en afgezien van een nadere mondelinge behandeling. De Inspecteur heeft bij brief van 6 april 2021 meegedeeld het niet nodig te vinden om nader ter zitting te worden gehoord. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is een in België gevestigde betaaldvoetbalorganisatie (hierna: BVO).
In 2010 heeft belanghebbende drie bij haar onder contract staande spelers – [speler1] (hierna: [speler1] ), [speler2] (hierna: [speler2] ) en [speler3] (hierna: [speler3] ) – uitgeleend aan in Nederland gevestigde BVO’s.
[speler1]
Op 28 december 2007 hebben belanghebbende en [speler1] een spelersovereenkomst gesloten. De overeenkomst heeft een looptijd van 1 januari 2008 tot en met 30 juni 2012. Belanghebbende en [speler1] zijn hierin, voor zover van belang, het volgende overeengekomen:
- [speler1] ontvangt voor het seizoen 2007/2008 een maandelijks salaris van € 6.500;
- [speler1] ontvangt vanaf het seizoen 2008/2009 een maandelijks salaris van € 12.000;
- [speler1] ontvangt een bedrag aangeduid als “prime de signature” (tekengeld) van € 75.000 bruto voor de tweede helft van het seizoen 2007/2008, uit te betalen in twee gedeelten van € 37.500;
- [speler1] ontvangt vanaf het seizoen 2008/2009 € 252.684 per seizoen aan tekengeld, uit te betalen in vier gedeelten (tranches) van € 63.171 bruto. Uitbetaling van deze bedragen vindt plaats in de maanden augustus, november, februari en mei. In de overeenkomst is uitdrukkelijk bepaald dat de bedragen niet zijn verschuldigd na beëindiging van de overeenkomst om welke reden dan ook.
Op 9 augustus 2010 wordt de overeenkomst tussen belanghebbende en [speler1] aangepast. Partijen zijn nader overeengekomen dat gedurende de periode van 10 augustus 2010 tot en met 30 juni 2010 het tekengeld van [speler1] wordt verlaagd naar € 192.684 bruto, uit te betalen in vier gedeelten van ieder € 48.171 bruto. In de gewijzigde overeenkomst wordt uitdrukkelijk verwezen naar de omstandigheid dat [speler1] gedurende die periode wordt uitgeleend aan de Nederlandse BVO [F] BV.
In de periode van 10 augustus 2010 tot en met 30 juni 2011 is [speler1] uitgeleend aan [F] . [speler1] woonde in die periode in België.
[speler3]
Op 31 mei 2008 hebben belanghebbende en [speler3] een spelersovereenkomst gesloten. Partijen zijn daarin, voor zover van belang, het volgende overeengekomen:
- [speler3] ontvangt een maandelijks salaris van € 30.250;
- [speler3] ontvangt per seizoen tekengeld van € 378.000 bruto, uit te betalen in vier gedeelten van elk € 94.500 bruto. Uitbetaling vindt plaats in de maanden augustus, november, februari en mei.
In de periode van 1 augustus 2009 tot en met 30 juni 2010 is [speler3] uitgeleend aan de Nederlandse BVO [G] . [speler3] woonde in die periode in België.
In maart en mei 2010 heeft belanghebbende aan [speler3] het hem toekomende tekengeld van € 94.500 over februari en mei 2010 betaald. Op het in maart 2010 betaalde bedrag van € 94.500 heeft belanghebbende de 30%-regeling toegepast.
[speler2]
Op 21 augustus 2008 hebben belanghebbende en [speler2] een spelersovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst heeft een looptijd van 21 augustus 2008 tot en met 30 juni 2012. Belanghebbende en [speler2] zijn, voor zover van belang, het volgende overeengekomen:
- [speler2] ontvangt een maandelijks salaris van € 40.000;
- [speler2] ontvangt tekengeld voor ieder seizoen van € 388.000 bruto uit te betalen in vier gedeelten van € 97.000 bruto ieder, te betalen in de maanden september, december, maart en juni;
- belanghebbende garandeert [speler2] een jaarlijks salaris van € 750.000 netto.
In het voetbalseizoen 2009/2010 is [speler2] uitgeleend aan de Duitse BVO [H] . Per 21 juli 2010 was [speler2] tijdens een trainingsstage op proef bij de Nederlandse BVO [I] (hierna ook: [I] ). Na afloop van een oefenwedstrijd [in] 2010, waar [speler2] scoorde, werd de stage verlengd tot 31 juli 2010. Op 30 juli 2010 hebben belanghebbende en [speler2] een nieuwe spelersovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst vervangt de op 21 augustus 2008 gesloten overeenkomst en loopt van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2012. Belanghebbende en [speler2] zijn hierin onder meer hetzelfde salaris en tekengeld overeengekomen als in de overeenkomst van 21 augustus 2008. Daarnaast is in dit contract aan [speler2] een bedrag van € 350.000 netto toegekend. Dit bedrag is aangeduid als “prime de signature complémentaire et unique” en is volgens het contract betaalbaar gesteld op 1 juli 2010.
Op 2 augustus 2010 hebben belanghebbende en [speler2] een addendum op de overeenkomst van 30 juli 2010 ondertekend. In het addendum wordt verwezen naar de terbeschikkingstelling van [speler2] aan [I] voor het seizoen 2010/2011. Belanghebbende en [speler2] zijn hierin, voor zover van belang, nader overeengekomen dat:
- voor het seizoen 2010/2011 het maandelijkse salaris wordt bepaald op € 30.000 per maand;
- het tekengeld voor het seizoen 2010/2011 wordt bepaald op € 288.000 bruto per seizoen, uit te betalen in vier gedeelten van € 72.000 bruto te betalen in september 2010, december 2010, maart 2011 en juni 2011;
- voor het seizoen 2011/2012 zowel het salaris als het tekengeld ongewijzigd zijn;
- belanghebbende [speler2] voor het seizoen 2010/2011 een jaarlijks netto salaris garandeert van € 687.500.
Op 3 augustus 2010 hebben belanghebbende en [I] een overeenkomst gesloten waarin partijen overeenkomen dat [speler2] voor de periode 1 augustus 2010 tot en met 30 juni 2011 aan [I] ter beschikking wordt gesteld. [speler2] woonde in die periode in België.
Bij beschikkingen van 28 mei 2010, 23 december 2010 en 3 januari 2011, heeft de Inspecteur aan [speler3] , [speler1] en [speler2] laten weten dat [speler3] met ingang van 1 maart 2010 en [speler1] en [speler2] met ingang van 1 augustus 2010 voor toepassing van de 30%-regeling in aanmerking komen.
3 Het geschil
In het principale hoger beroep is in geschil of Nederland het heffingsrecht heeft over de eenmalige betaling van tekengeld aan [speler2] .
In het incidentele hoger beroep is in geschil of de periodiek betaalde tekengelden in Nederland zijn belast. Primair stelt belanghebbende dat de betalingen van tekengeld op grond van Nederlands nationaal recht niet tot het loon behoren, subsidiair stelt zij dat artikel 15 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, Trb. 2001, 136 (hierna: het Verdrag) van toepassing is en dat op grond daarvan de heffing bij uitsluiting is toegewezen aan België, meer subsidiair stelt zij dat – indien artikel 17 van het Verdrag van toepassing is – aan Nederland geen heffingsrecht toekomt.