Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6295, 20/00688
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-06-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6295, 20/00688
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 29 juni 2021
- Datum publicatie
- 9 juli 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:6295
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2020:1702, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/00688
Inhoudsindicatie
Hondenbelasting. Gelijkheidsbeginsel.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 20/00688
uitspraakdatum: 29 juni 2021nummer 07/005620111
Uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 20 april 2020, nummer LEE 19/1026, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van het Noordelijk Belastingkantoor (hierna: de heffingsambtenaar).
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft voor het jaar 2016 met dagtekening 31 december 2018 aan belanghebbende een aanslag in de gemeentelijke hondenbelasting opgelegd.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar opgelegde aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 20 april 2020, verzonden op 21 april 2020, ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend
Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 11 mei 2021 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord, alsmede mr. [A] namens de heffingsambtenaar.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
De gemeente Groningen kent een "Verordening hondenbelasting 2016" (hierna: de Verordening) op grond waarvan een directe belasting wordt geheven op honden die binnen de gemeente worden gehouden.
Belanghebbende was in 2016 houder van een hond. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende naar aanleiding van een controle een aanslag hondenbelasting opgelegd voor één hond ten bedrage van € 116,40. Na geautomatiseerde kwijtschelding is belanghebbende voor deze aanslag een bedrag van € 46,80 verschuldigd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de bestreden aanslag hondenbelasting rechtsgeldig door de heffingsambtenaar is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de heffing van hondenbelasting door de heffingsambtenaar in overeenstemming is met het gelijkheidsbeginsel, zoals dat is neergelegd in de artikelen 1 en/of 107 van de Grondwet en in internationale verdragen. Daarnaast is in geschil of de wettelijke grondslagen voor de heffing van hondenbelasting door de heffingsambtenaar legitiem zijn.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de bestreden aanslag.
De heffingsambtenaar beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vragen bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.