Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6729, 19/00823 en 19/00824
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6729, 19/00823 en 19/00824
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 13 juli 2021
- Datum publicatie
- 23 juli 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:6729
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1279
- Zaaknummer
- 19/00823 en 19/00824
Inhoudsindicatie
BPM. Vermindering (afschrijving).
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 19/00823 en 19/00824
uitspraakdatum: 13 juli 2021
Uitspraak van de zestiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 mei 2019, nummers AWB 18/1786 en AWB 18/1926, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van een Mercedes Benz C-klasse Estate 220 CDI Avantgarde (VIN [nummer1] , hierna: auto 1) op aangifte een bedrag aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) voldaan.
Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van een Audi Q3 (VIN [nummer2] , hierna: auto 2) op aangifte een bedrag aan bpm voldaan.
De Inspecteur heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 1 juni 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord [naam1] namens belanghebbende, alsmede als gemachtigde van belanghebbende [naam2] . Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam3] , en [naam4] , Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Auto 1
Belanghebbende heeft in Duitsland twee gebruikte schade-auto’s gekocht. Zij heeft op 8 augustus 2017 aangifte voor de bpm gedaan voor een gebruikte personenauto, een Mercedes Benz C-klasse Estate 220 CDI Avantgarde (hierna: auto 1) met een kilometerstand van 97.517. De datum van de eerste toelating is 14 december 2011. Bij de berekening van de aangegeven bpm is uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 60.287, een historische bruto bpm-bedrag van € 9.819 en een handelsinkoopwaarde – volgens een taxatierapport – van € 7.523 na aftrek van schade tot een bedrag van € 5.941. De aldus berekende bpm van € 1.225 (7.523/60.287 x € 9.819) is op 11 augustus 2017 op aangifte voldaan. De datum van tenaamstelling is 19 november 2018.
De calculatie van de reparatiekosten van € 5.941 maakt onderdeel uit van het overgelegde taxatierapport opgemaakt door [naam5] Taxaties op 7 augustus 2017. In het taxatierapport is ervan uitgegaan dat de waardevermindering als gevolg van de schade 100% bedraagt.
Auto 2
Belanghebbende heeft op 25 september 2017 aangifte voor de bpm gedaan voor een gebruikte personenauto, een Audi Q3 2.0 TFSI quattro (hierna: auto 2) met een kilometerstrand van 49.523. De datum van eerste toelating is 22 april 2013. Bij de berekening van de aangegeven bpm is uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 57.297, een historische bruto bpm-bedrag van € 10.710 en een handelswaarde – volgens een taxatierapport – van € 12.272 na aftrek van schade tot een bedrag van € 6.415. De aldus berekende bpm van € 2.294 (12.272/57.297 x € 10.710) is op 27 september 2017 op aangifte voldaan. De datum van tenaamstelling is 29 november 2017.
De calculatie van de reparatiekosten van € 6.415 maakt onderdeel uit van het overgelegde taxatierapport opgemaakt door [naam5] Taxaties op 25 september 2017. In het taxatierapport is ervan uitgegaan dat de waardevermindering als gevolg van de schade 100% bedraagt.
In de aangifte voor de bpm heeft belanghebbende zichzelf aangemeld als aanvrager en (toekomstig) houder van het kenteken van de betreffende auto’s bij de RDW.
Bij brief van 13 december 2017 heeft de Inspecteur zijn voornemen om het bezwaar betreffende auto 2 ongegrond te verklaren, gemotiveerd aan de gemachtigde van belanghebbende (hierna: gemachtigde) medegedeeld. In deze brief is onder andere ook de volgende passage onder het kopje: ‘Horen in bezwaar’ opgenomen: “Indien u het niet eens bent met mijn voornemen, heeft u het recht om te worden gehoord. Hiertoe zal ik u een voorstel doen dan wel heeft u inmiddels een voorstel ontvangen.”
In de uitspraak op bezwaar van 5 maart 2018 is met betrekking tot het ‘hoorgesprek’ het volgende vermeld: “(…) “Hoorgesprek
Voor het houden van een hoorgesprek heb ik u een aantal keren uitgenodigd. Geen der uitnodigingen is door u geaccepteerd, alternatieve datums heeft u niet voorgesteld. In nagenoeg alle gevallen is het afwijzen ingegeven door het feit dat de belanghebbende - die aanwezig wil zijn bij de hoorgesprekken - steeds verhinderd is. U zelf heeft aangegeven - hoewel gemachtigd - niet zonder de belanghebbende het hoorgesprek te willen houden.
Op 19 februari 2018 bent u verschenen en is ook de heer [naam1] , belanghebbende - ondanks eerdere afwijzing - verschenen. Desgevraagd weigerde u inzage te nemen in de dossiers en aansluitend gehoord te worden. Nu er kennelijk aan uw zijde geen prioriteit gegeven wordt aan het houden van hoorgesprekken heb ik besloten om uitspraak te doen zonder te hebben gehoord. Daarbij zal ik uitgaan van de in het dossier én bezwaarschrift aanwezige informatie.
Ik verwijs u voor een overzicht van eerdere uitnodigingen naar mijn uitnodiging voor het hoorgesprek op 19 februari 2018. Deze brief is verstuurd op 12 januari 2018 en geeft ook een overzicht van de eerdere uitnodigingen. Daarnaast verwijs ik hier naar mijn brief van 22 februari 2018 waarin ik uitgebreid reageer op het hoorgesprek van 19 februari 2018. Daarnaast verwijs ik naar mijn brief van 6 februari 2018 waarin ik de problematiek van de hoor gesprekken bespreek. Beide brieven moeten voor zover nodig als hier ingelast worden beschouwd. (…)”
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil of de bpm die belanghebbende ter zake van de auto’s op aangifte heeft voldaan te hoog is. Daarnaast zijn verschillende punten van formeelrechtelijke aard in geschil.