Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6894, 19/00355 t/m 19/00359
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-07-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6894, 19/00355 t/m 19/00359
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 20 juli 2021
- Datum publicatie
- 30 juli 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:6894
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2019:920, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 19/00355 t/m 19/00359
Inhoudsindicatie
OB en IB/PVV. Autorijschool. Omkering en verzwaring van de bewijslast. Vereiste aangifte. Redelijke schatting. Vergrijpboetes.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 19/00355 tot en met 19/00359
uitspraakdatum: 20 juli 2021
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] h.o.d.n. [naam1] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 februari 2019, nummers AWB 17/4443 tot en met AWB 17/4447, ECLI:NL:RBGEL:2019:920, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Omzetbelasting
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 22.538. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend van € 3.233 en is een boete opgelegd van € 11.269.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot € 10.501 en de heffingsrente verminderd tot € 1.506. Daarnaast heeft hij de boete verminderd tot € 1.500.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 34.110. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend van € 4.424 en is een boete opgelegd van € 17.055.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot € 16.431 en de heffingsrente verminderd tot € 2.147. Daarnaast heeft hij de boete verminderd tot € 3.000.
Inkomstenbelasting
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 114.241. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend van € 9.038 en is een boete opgelegd van € 24.459.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslag IB/PVV 2009 verminderd tot een berekend belastbaar inkomen uit werk en woning van € 61.719 en de heffingsrente verminderd tot € 4.061. Daarnaast heeft hij de boete verminderd tot € 4.167.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.430. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend van € 3.971 en is een boete opgelegd van € 13.360.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 verminderd tot een berekend belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.241 en de heffingsrente verminderd tot € 1.959. Daarnaast heeft hij de boete verminderd tot € 4.167.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 115.850. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend van € 5.269 en is een boete opgelegd van € 22.472.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 verminderd tot een berekend belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.450 en de heffingsrente verminderd tot € 2.318. Daarnaast heeft hij de boete verminderd tot € 4.166.
Omzetbelasting en inkomstenbelasting
Belanghebbende is tegen de onder 1.2, 1.4, 1.6, 1.8 en 1.10 genoemde uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard voor zover het de proceskostenvergoeding in de bezwaarfase betreft, de beroepen voor het overige ongegrond verklaard, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en gelast dat de Inspecteur het griffierecht betaalt.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. [naam2] en namens de Inspecteur mr. [naam3] en [naam4] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende exploiteert sinds 1 oktober 2005 een autorijschool onder de naam [naam1] . In de jaren 2009 tot en met 2011 konden leerlingen lessen volgen van maandag tot en met vrijdag tussen 9:00-20:00.
Belanghebbende heeft in de jaren 2009 tot en met 2011 de beschikking gehad over een aantal auto’s en motoren: in 2009 2 auto’s en 3 motoren, in 2010 3 auto’s en 3 motoren en in 2011 8 auto’s en 3 motoren. In 2011 zijn er 6 auto’s verkocht.
Gegevens van het CBR vermelden dat op naam van [naam1] in 2009 241 examens zijn afgelegd (99 eerste examens en 142 herexamens), in 2010 236 examens (118 eerste examens en 117 herexamens) en in 2011 300 examens (176 eerste examens en 121 herexamens).
Belanghebbende heeft in zijn aangiften IB/PVV en omzetbelasting omzetten aangegeven van € 74.292 (2009), € 65.481 (2010) en € 94.318 (2011). Belanghebbende heeft in de aangiften IB/PVV belastbare winsten aangegeven van € 10.807 (2009), € 7.856 (2010) en € 26.093 (2011). Belanghebbende heeft op aangiften omzetbelasting de volgende bedragen voldaan: € 3.461 (2009), € 4.940 (2010) en € 4.052 (2011).
Op 21 februari 2013 is een boekenonderzoek aangekondigd met als doel het vaststellen van de aanvaardbaarheid van de omzetverantwoording in de aangiften IB/PVV en omzetbelasting over de jaren 2009 tot en met 2011.
Op 14 mei 2013 heeft de controlerend ambtenaar een inleidend gesprek gevoerd met belanghebbende. Daarnaast heeft de controlerend ambtenaar een onderzoek ter plaatse uitgevoerd. Hij heeft vervolgens de administratie in verband met een nader onderzoek meegenomen.
Met dagtekening 24 maart 2015 heeft de Inspecteur een informatiebeschikking genomen, gebaseerd op artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). In de beschikking zijn de volgende gronden opgenomen:
“• Er zijn geen agenda’s, er was een kladagenda maar deze is niet bewaard gebleven. Ook vastleggingen in het intern-geheugen van de telefoon zijn overschreven. Deze informatie is essentieel voor de bedrijfsvoering en dient te worden bewaard.
• Er zijn geen leskaarten raadpleegbaar, deze blijven bij de leerling. Ook is er geen overzicht waaruit blijkt hoeveel lessen een bepaalde leerling heeft gevolgd, hoeveel er voor de lessen is betaald, wanneer en op welke wijze (contant of bank). Later in het onderzoek heeft u alsnog jaarlijkse overzichten vervaardigd van leerlingen die contant zouden hebben betaald. De overzichten van de jaren 2010 en 2011 sluiten echter niet aan met de contante ontvangsten zoals vermeldt in de auditfile. Vanuit een geobjectiveerde benadering houdt een ondernemer dergelijke zaken bij zodat bepaald kan worden in hoeverre de opbrengstenverantwoording juist en volledig is;
• Er zijn factuurnummers gebruikt die niet doorlopend genummerd zijn, en regelmatig dubbel zijn gebruikt, hierover is in het inleidende gesprek geen melding gemaakt.
• Het genoemde uurtarief in het inleidende gesprek wijkt sterk af van het uurtarief dat staat vermeld op de vervaardigde overzichten van leerlingen die contant hebben betaald.
Inleidende gesprek: 2009 (€ 40,-) in 2010 (€ 41,-) in 2011 (6 42,-) en later in het contante overzicht: 2009 (€ 30,-) in 2010 (6 35,-) in 2011 (€ 35,-). Ook de bedragen m.b.t. examenkosten die zijn genoemd in het inleidende gesprek en die in de contante overzicht wijken van elkaar af;
• Ik constateer verschillen in het aantal leerlingen in de administratie in vergelijking met de gegevens die bekend zijn bij CBR. Als ik de examenomzet bereken aan de hand van de bij het CBR afgenomen examens en ik elimineer dit uit de door u aangegeven omzet dan weet ik hoeveel lesgeld er door u zou zijn ontvangen. Ik weet het aantal leerlingen volgens het CBR en kan dan berekenen hoeveel lessen per leerling gemiddeld is gelest. Deze berekeningen heb ik aan u overgelegd, er blijkt dat dit dan gemiddeld 5 a 6 lessen per leerling is. Dit is niet aannemelijk en wijkt sterk af van het gemiddelde aantal (30) dat in het inleidende gesprek door u is genoemd.”
Het definitieve rapport van het boekenonderzoek heeft als dagtekening 7 juli 2015. De in de informatiebeschikking opgenomen bevindingen zijn overgenomen in het rapport. Het rapport vermeldt, voor zover hier relevant, het volgende:
“(…)
4 Fiscale winstberekening
Opbrengstverantwoording
De aangegeven omzet over de jaren 2009 tot en met 2011 bedraagt respectievelijk € 74.292, € 65.481 en € 94.318.
Naast het genoemde bij punt 3.3.1. is tijdens het onderzoek door mij nog het volgende geconstateerd:
Formele gebreken:
- -
-
dat er facturen zijn uitgereikt aan leerlingen die per bank hebben betaald, waarbij het factuurnummer is gekoppeld aan de leerling en het totaal van de facturen is niet doorlopend genummerd;
- -
-
dat daardoor niet te controleren is hoeveel facturen er zijn opgemaakt;
- -
-
dat via de omzetrekening soms niet duidelijk is om welke leerling het gaat, omdat de naam ontbreekt.
Materiële gebreken:
- -
-
dat het aantal getelde leerlingen in de administratie van belastingplichtige afwijkt van het aantal leerlingen dat, met tussenkomst van [naam1] , bij het CBR examen heeft gedaan;
- -
-
dat dit verschil 11 leerlingen (124 volgens belastingplichtige en 135 volgens CBR) is in 2009;
- -
-
dat dit verschil 59 leerlingen (77 volgens belastingplichtige en 136 volgens CBR) is in 2010;
- -
-
dat dit verschil 26 leerlingen (153 volgens belastingplichtige en 179 volgens CBR) is in 2011;
- -
-
dat de aangegeven winst uit onderneming, opgenomen in de ingediende aangiften inkomstenbelasting van 2009 tot en met 2011 niet juist is;
- -
-
dat de aangiften omzetbelasting over de jaren 2009 tot en met 2011 niet juist zijn;
Nog op te merken valt dat belastingplichtige tijdens het inleidend gesprek heeft aangegeven dat de lesprijzen in 2009 tot en met 2011 respectievelijk € 40, € 41 en € 42 per uur (inclusief BTW) bedroegen en een examen/herexamen de leerling € 230 kostte (exclusief de eigen verklaring van € 30). Als ik op een later tijdstip vraag naar een leerlingenoverzicht waaruit blijkt hoeveel personen er hebben gelest, hoeveel lessen ze hebben gehad en op welke wijze en wanneer ze hebben betaald, ontvang ik dit overzicht met daarop afwijkende lesprijzen. De lesprijzen voor de jaren 2009 tot en met 2011 bedragen volgens de heer [belanghebbende] nu maar € 30, € 35 en € 35 en de examens respectievelijk € 210, € 230 en € 230.
Tijdens het inleidende gesprek heeft de heer [belanghebbende] verklaard dat er gemiddeld 30 rijlessen gegeven worden voordat een leerling klaar is voor het eerste rijexamen. In het jaar 2009 zouden dit minder lessen zijn omdat er toen les gegeven zou zijn aan leerlingen die al vrij goed konden autorijden. Echter gezien de wijze van administratie voeren door belastingplichtige is dar niet meer te controleren.
Uitgaande van gemiddeld 30 lessen per leerling, het genoemde uurtarief (in inleidende gesprek) en het aantal examens wat volgens het CBR is afgenomen kom ik tot de volgende (theoretische) berekening:
Omzet |
2009 |
2010 |
2011 |
Omzet contant aangegeven |
€ 35.605 |
€ 27.713 |
€ 63.042 |
Omzet per bank aangegeven |
€ 38.687 |
€ 37.768 |
€ 31.276 |
Totaal aangegeven door bel.pl. |
€ 74.292 |
€ 65.481 |
€ 94.318 |
Examenomzet volgens CBR |
|||
Examens (examens volgens CBR) |
€ 47.101 |
€ 39.616 |
€ 49.520 |
Omzet lessen aangegeven resteert |
€ 27.191 |
€ 25.865 |
€ 44.798 |
Les prijs incl. btw |
€ 40 |
€ 41 |
€ 42 |
Les prijs excl. btw |
€ 33,61 |
€ 34,45 |
€ 35,29 |
Aantal lessen |
809 |
751 |
1.269 |
Personen gelest volgens Dhr. [belanghebbende] |
124 |
77 |
153 |
Gem. aantal lessen p.p. berekend |
6,52 |
9,75 |
8,3 |
Gem. aantal lessen p.p. volgens [belanghebbende] |
30 |
30 |
30 |
Dus bij 30 lessen: |
|||
Zou er een lesomzet moeten zijn van: |
€ 125.111 |
€ 79.584 |
€ 161.920 |
Omzet examens |
€ 47.101 |
€ 39.616 |
€ 49.520 |
Totale omzet |
€ 172.212 |
€ 119.200 |
€ 211.440 |
Aangegeven |
€ 74.292 |
€ 65.481 |
€ 94.318 |
Correctie IB |
€ 97.920 |
€ 53.719 |
€ 117.122 |
Bijbehorende BTW correctie |
€ 18.804 |
€ 10.206 |
€ 22.253 |
(…)
9 Boete
Inkomstenbelasting
Naast de navorderingsaanslagen wordt een vergrijpboete opgelegd wegens het opzettelijk doen van onjuiste aangiften. Ingevolge artikel 67e AWR en paragraaf 25 en 27 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 wordt de vergrijpboete opgelegd over de verschuldigde belasting ter zake van de correcties genoemd onder punt 4.1 en bedraagt 50%. De grondslag voor de boete wordt gevormd door het bedrag aan belasting dat als gevolg van de genoemde correcties ten onrechte is of zou zijn teruggegeven of ten onrechte niet is of zou zijn betaald.
De feiten en omstandigheden op grond waarvan ik deze boete opleg betreffen:
- het is algemeen bekend dat alle lesomzetten en ontvangen examenlesgelden in de omzet moeten worden verantwoord;
- tevens mag van belastingplichtige en de adviseur worden verwacht dat zij zich zouden overtuigen van de fiscale aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting.
Op 1 juni 2015 is een mededeling gestuurd met het voornemen een boete op te leggen. Belastingplichtige heeft hier niet inhoudelijk op gereageerd. De al eerder genoemde backup van verloren gewaande afspraakgegevens (zie punt 3.3.1. van dit rapport) kan in een eventuele bezwaarprocedure worden ingebracht. De boete zal opgelegd worden conform deze mededeling.
Omzetbelasting
Over de correcties genoemd onder punt 4.1. van dit rapport leg ik naast de naheffingsaanslagen een vergrijpboete wegens het opzettelijk doen van onjuiste aangiften. Ingevolge artikel 67f Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25 en 28 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 bedraagt de boete 50%. De grondslag voor de boete wordt gevormd door het bedrag aan belasting dat als gevolg van de genoemde correcties ten onrechte is of zou zijn teruggegeven of ten onrechte niet is of zou zijn betaald.
De feiten en omstandigheden op grond waarvan ik deze boete opleg betreffen:
- het is algemeen bekend dat de BTW die drukt op alle lesomzetten en ontvangen examenlesgelden in de in de aangifte BTW dient worden aan te geven;
- tevens mag van belastingplichtige en de adviseur worden verwacht dat zij zich zouden overtuigen van de fiscale aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting.
Op 1 juni 2015 is een mededeling gestuurd met het voornemen een boete op te leggen. Belastingplichtige heeft hier niet inhoudelijk op gereageerd. De al eerder genoemde backup van verloren gewaande afspraakgegevens (zie punt 3.3.1. van dit rapport) kan in een eventuele bezwaarprocedure worden ingebracht. De boete zal opgelegd worden conform deze mededeling.
(…)”
Aan belanghebbende zijn de onder 1.1, 1.3, 1.5, 1.7 en 1.9 weergegeven naheffingsaanslagen, navorderingsaanslagen opgelegd met beschikkingen heffingsrente en boetes.
De Inspecteur heeft naar aanleiding van de door belanghebbende ingediende bezwaren de theoretische omzetten opnieuw berekend. Die berekening is als volgt weer te geven:
Omzetbelasting |
2009 |
2010 |
2011 |
Omzet contant aangegeven |
€ 35.605 |
€ 27.713 |
€ 63.042 |
Omzet per bank aangegeven |
€ 38.687 |
€ 37.768 |
€ 31.276 |
Totaal aangegeven door bel.pl. |
€ 74.292 |
€ 65.481 |
€ 94.318 |
Examens (examens volgens CBR) |
€ 47.101 |
€ 39.616 |
€ 49.520 |
Les prijs incl. btw |
€ 30 |
€ 35 |
€ 35 |
Les prijs excl. btw |
€ 25,21 |
€ 29,41 |
€ 29,41 |
Aantal lessen herberekend door inspecteur |
3.271 |
2.206 |
3.137 |
Lesomzet zou moeten zijn |
€ 82.462 |
€ 64.882 |
€ 92.265 |
Omzet examens |
€ 47.101 |
€ 39.616 |
€ 49.520 |
Totale omzet |
€ 129.563 |
€ 104.498 |
€ 141.785 |
Aangegeven omzet |
€ 74.292 |
€ 65.481 |
€ 94.318 |
correctie omzet |
€ 55.271 |
€ 39.017 |
€ 47.467 |
Bijbehorende BTW correctie |
€ 10.501 |
€ 7.413 |
€ 9.019 |
IB winstcorrectie |
€ 53.646 |
€ 36.280 |
€ 44.117 |
Uit de motivering van de uitspraken op bezwaar volgt dat de Inspecteur daarbij rekening heeft gehouden met een prijs per les per uur (inclusief omzetbelasting) in 2009 van € 30 en in 2010 en 2011 van € 35, met gemiddeld 25 lessen voor een eerste examen en 6 lessen voor een herexamen per leerling en met het aantal examens en herexamens conform de opgaven van het CBR.
De navorderingsaanslagen IB/PVV zijn als gevolg van de nieuwe berekening verminderd tot € 21.608 (2009), € 12.755 (2010) en € 24.355 (2011), de naheffingsaanslagen omzetbelasting tot € 10.501 (2009) en € 16.431 (2010 en 2011). De boetes voor de IB/PVV zijn gematigd tot € 4.167 (2009), € 4.167 (2010) en € 4.166 (2011) en voor de omzetbelasting naar € 1.500 per belastingjaar. De Inspecteur heeft in de motivering van de uitspraken op bezwaar aangegeven dat bij de vermindering van de boetes rekening is gehouden met de financiële omstandigheden van belanghebbende en de doorlooptijd van de bezwaarschriften.