Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-08-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:7703, 19/01418 en 19/01419
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-08-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:7703, 19/01418 en 19/01419
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 10 augustus 2021
- Datum publicatie
- 27 augustus 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:7703
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1658
- Zaaknummer
- 19/01418 en 19/01419
Inhoudsindicatie
BPM. Vermindering (afschrijving).
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 19/01418 en 19/01419
uitspraakdatum: 10 augustus 2021
Uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] h.o.d.n. [naam1] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 oktober 2019, nummers AWB 18/3868 en 18/3869 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op aangiften bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) voldaan.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 13 juli 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord als gemachtigde van belanghebbende [naam2] (hierna: gemachtigde) bijgestaan door [naam3] , alsmede namens de Inspecteur mr. [naam4] en [naam5] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft aangiften voor de bpm gedaan ter zake van de volgende, uit Duitsland afkomstige gebruikte voertuigen:
Merk : Citroën C4 Cactus Pure Tech 82 Shine (hierna: auto 1)
Datum 1e toelating : 16 december 2016
Historische bpm : € 2.636
Historische nieuwprijs : € 22.060
Handelsinkoopwaarde : € 12.825 (Koerslijst X-Ray marge)
Bedrag voldaan op aangifte : € 1.532
Datum aangifte : 30 oktober 2017
Voldoening op aangifte : 2 november 2017
Tenaamstelling kenteken : 8 maart 2018
Merk : Peugeot 308 CC – 1.6 THP Féline (hierna: auto 2)
Datum 1e toelating : 17 maart 2014
Historische bpm : € 10.206
Historische nieuwprijs : € 51.400
Handelsinkoopwaarde zonder
Schade : € 19.852 (taxatie)
Gecalculeerde schade : € 6.563 (100%)
Handelsinkoopwaarde in
beschadigde staat : € 13.289
Bedrag voldaan op aangifte : € 2.638
Datum aangifte : 30 oktober 2017
Voldoening op aangifte : 2 november 2017
Tenaamstelling kenteken : 17 december 2017
In de aangiften voor de bpm heeft belanghebbende zichzelf aangemeld als aanvrager en (toekomstig) houder van de kentekens van de auto’s bij de RDW.
Bij brieven van 21 december 2017 (auto 1) en 12 januari 2018 (auto 2) heeft de Inspecteur zijn voornemens om de bezwaren ongegrond te verklaren, gemotiveerd aan de gemachtigde van belanghebbende (hierna: gemachtigde) medegedeeld. In deze brieven is onder meer de volgende passage onder het kopje: ‘Mogelijkheid om te worden gehoord’ opgenomen: “Indien u het niet eens bent met mijn voornemen, heeft u het recht om te worden gehoord. Hiertoe zal ik u een voorstel doen dan wel heeft u inmiddels een voorstel ontvangen.”
Bij brief van 12 februari 2018 heeft de Inspecteur gemachtigde voor beide auto’s in de gelegenheid gesteld om op 1 maart 2018 te worden gehoord.
Bij brief van 19 februari 2018 heeft de Inspecteur de gemachtigde een tweede uitnodiging gestuurd voor een hoorgesprek op 6 maart 2018. De inhoud van de brief luidt, voor zover hier van belang, als volgt: “(…) Betreft: Uitnodiging horen 12 februari 2018 (tweede uitnodiging)
(…)
Hierbij stel ik u op 6 maart 2018, van 13.00 uur tot 16.00 uur in gelegenheid om gehoord te worden. Dit is de tweede uitnodiging.
(…)
De dossiers komen overeen met de dossiers in de brief van 12 februari 2018 betreffende Uitnodiging horen 1 maart 2018. Voor deze dossiers is dit een 2de uitnodiging tot horen. (…)’
Bij brief van 7 maart 2018 heeft de Inspecteur een aangepaste uitnodiging aan gemachtigde verzonden. De inhoud van de brief luidt voor zover relevant als volgt: “(…)
Betreft: Aangepaste uitnodiging horen 27 maart 2018
(…)
Hierbij stel ik u op 27 maart 2018, van 13.00 uur tot 16.00 uur in gelegenheid om gehoord te worden. Dit is de derde uitnodiging.
(…)
De dossiers komen overeen met de dossiers in de brief van 12 februari 2018 betreffende Uitnodiging horen 1 maart 2018 en de brief van 19 februari 2018. Voor deze dossiers is dit een 3de uitnodiging tot horen. (…)’
Op 27 maart 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de Inspecteur en de gemachtigde. In het verslag daarvan van 17 april 2018 heeft de Inspecteur hierover het volgende geschreven:
“(…). De Belastingdienst zal voortgaan met het schriftelijk uitnodigen van de heer [naam2] . Daarbij zal telkens een overzicht worden gevoegd van de 'horen' dossiers. Tevens zal er de mogelijkheid worden geboden de dossiers van te voren in te zien. Het is niet de bedoeling dat tijdens het hoorgesprek er alsnog uitgebreid inzage wordt verlangd. Indien de voorgestelde datum niet schikt kan in overleg een andere datum worden afgesproken. In de praktijk wordt echter door gemachtigde slechts 'afgewezen'. Een alternatieve datum wordt nimmer voorgesteld. De Belastingdienst zal in voorkomend geval een nieuwe uitnodiging versturen. Het aantal nieuwe, opeenvolgende uitnodigingen (voor dezelfde dossiers) zal echter beperkt zijn. Op enig moment zal geconcludeerd worden dat er wordt afgezien van het recht gehoord te worden.
Met het versturen van een schriftelijke uitnodiging voldoet de Belastingdienst aan de plicht belanghebbenden gelegenheid te geven gehoord te worden.
De heer [naam2] heeft (op 26 maart 2018) telefonisch laten weten enkel in 'zijn eigen' dossiers gehoord te worden. Dat betekent dat de dossiers waarin de heer [naam3] betrokken is vandaag niet behandeld kunnen worden. De heer [naam3] is immers niet aanwezig.
In reactie hierop stelt de heer [naam2] dat de heer [naam3] altijd gehoord wil worden en ook altijd bij hoor gesprekken aanwezig wil zijn. De heer [naam3] haakt af vanwege het feit dat het 'te strikt' geregeld wordt. In plaats van een uitnodiging per brief, wenst de heer [naam3] telefonisch uitgenodigd te worden voor een hoorgesprek. Tevens geeft de heer [naam2] aan dat in de uitnodiging tot horen niets staat over telefonisch contact opnemen indien hij of belanghebbende verhinderd is en dat er ook geen termijn voor het geven van een reactie wordt genoemd.
In reactie hierop stelt de heer [naam5] dat er al een keer telefonisch contact is geweest met de heer [naam3] , maar ook toen kwamen alle voorgestelde data hem niet uit. En ook toen kwam de heer [naam3] niet met alternatieve datums.
(…)
De heer [naam2] geeft vervolgens aan voor alle dossiers in beroep te gaan en te pleiten voor terug verwijzing wegens schending van de hoorplicht. Hij is er van overtuigd dat de rechtspraak hier in mee zal gaan. Dat wordt dan een ongewenste situatie voor alle betrokken partijen. Daarbij liggen er volgens de heer [naam2] nog honderden oude bezwaren. Hij snapt niet dat de belastingdienst er voor kiest om de dossiers op deze manier af te handelen. Hij wijst op een afspraak die recentelijk gemaakt is met MKB kantoor Eindhoven. Vele (oude) dossiers zijn volgens hem op een effectieve manier opgelost en ook zijn er goede afspraken gemaakt voor de toekomst. Hij snapt niet waarom zo'n zelfde soort afspraken niet gemaakt kunnen worden met kantoor Doetinchem.
De heer [naam5] geeft aan dat dergelijke afspraken niet meer gemaakt worden. Kantoor
Doetinchem valt onder een ander segment / ander management. Volgens de systemen van de Belastingdienst zijn er overigens nog maar een handjevol bezwaren van voor 2016. Het aantal beroepszaken loopt langzaam op.
Over de inhoud van de (jongste) bezwaarschriften stelt de heer [naam5] dat deze nagenoeg allemaal grieven bevatten die niet aansluiten bij de inhoud van de aangiftes.
In hoor gesprekken worden de 'echte' grieven pas aangevoerd. Dit gebeurt ook in de beroepsfase. De indruk bestaat dat het belanghebbende/gemachtigde om de proceskostenvergoeding gaat.
De heer [naam2] geeft aan dat de Belastingdienst (vooral kantoor Doetinchem) altijd over de proceskostenvergoeding begint, maar dat het hem daar niet om te doen is.
(…)
De heer [naam2] benadrukt dat de heer [naam3] geen beperking heeft aangebracht in de machtiging (schriftelijk is er niets te zien). Hij mag als gemachtigde zelfstandig beslissen, maar wil de heer [naam3] graag als belanghebbende of als bijstand meenemen. Meer hoeft er niet gezegd te worden. 'Ik heb respect voor mijn klanten. Als mijn klant zegt dat hij er bij wil zijn, dan kan dat. Als de heer [naam3] niet mee kan, dan ga ik niet'.
De heer [naam5] stelt dat de heer [naam3] belanghebbende is in zijn 'eigen' dossiers. Er zijn echter andere belanghebbenden, zoals [naam6] en [naam7] , door wie de heer [naam2] rechtstreeks gemachtigd is. Ook in deze dossiers wenst de heer [naam2] niet gehoord te worden indien de heer [naam3] niet aanwezig is. Wat is dan de rol van de heer [naam3] ? In zijn eigen dossiers kan de heer [naam3] aanwezig zijn als belanghebbende, maar in deze zaken ( [naam6] of [naam7] ) is hij geen belanghebbende. Hij zou wel als bijstand aanwezig kunnen zijn. Doordat de heer [naam2] ook in die dossiers niet zonder de heer [naam3] wil verschijnen is niet duidelijk of en in hoeverre de machtigingen beperkt zijn.
De heer [naam5] vraagt of de heer [naam2] vindt dat de afspraken voor de hoor gesprekken met de heer [naam3] gemaakt moeten worden?
De heer [naam2] : 'Als dit allemaal zo genotuleerd wordt dan zeg ik dat het niet klopt.'
De heer [naam5] : 'Dan gaan we het gesprek nu opnemen.'
De heer [naam2] : 'Dan stop ik met het hoorgesprek.'
(Het gesprek wordt zonder opname voortgezet)
(…)
De heer [naam2] wil de heer [naam3] er graag bij hebben, het is een grote klant van hem. Als de heer [naam3] van mening zou zijn dat hij schade heeft geleden door het handelen als gemachtigde (zonder hem), zou hij de heer [naam2] mogelijk civielrechtelijk vervolgen. De heer [naam2] begrijpt dat de Belastingdienst structureel de vaart er in wil houden. Dat is ons goed recht en hij begrijpt dat het niet gewenst is om weer in een situatie te komen waarin de dossiers zich blijven opstapelen. De Belastingdienst is al een tijdje bezig met het sturen van brieven. Hij heeft al vaker aangegeven dat het op deze manier niet werkt. Waarom belt u niet naar de heer [naam3] ?
NADER/CONCLUSIE (niet uitgesproken tijdens het hoorgesprek):
Uit de verklaringen van de heer [naam2] moet opgemaakt worden dat de machtigingen niet beperkt zijn. Uitnodigingen voor hoor gesprekken worden gezonden aan de heer [naam2] . Hij is immers de gemachtigde. Als de heer [naam2] de belanghebbende (of iemand als bijstand) wil meenemen dan zorgt de heer [naam2] voor diens aanwezigheid.
4. De volgende dossiers zijn besproken:
[Hof: niets ingevuld]
De overige dossiers van de uitnodiging zijn niet ingezien en ook niet besproken.”
Bij uitspraken op bezwaar van 4 juni 2018 heeft de Inspecteur de bezwaren ongegrond verklaard. In de uitspraken is met betrekking tot het hoorgesprek het volgende opgenomen:
“Op 7 maart 2018 nodigde ik u uit voor een hoorgesprek op 27 maart 2018. Het betrof een aantal dossiers waarvoor ik u al twee keer eerder uitnodigde. Na eerdere afwijzing liet u op 26 maart 2018 telefonisch weten gehoord te willen worden. Echter niet in de dossiers van uw cliënt [naam8] B.V. (vertegenwoordigd door de heer [naam3] ) en cliënten van [naam8] B.V. De heer [naam3] wil aanwezig zijn bij de hoor gesprekken maar heeft geen gevolg gegeven aan de uitnodiging. U wilt niet 'handelen' zonder aanwezigheid van de
heer [naam3] .
Tijdens het hoorgesprek is in algemene zin gesproken over de mogelijke aanwezigheid van de heer [naam3] in zijn hoedanigheid van belanghebbende of als bijstand. Van het hoorgesprek is een verslag gemaakt dat aan u is verzonden. U heeft daar niet op gereageerd. In het verslag heb ik de volgende conclusie getrokken:
'Uit de verklaringen van de heer [naam2] moet opgemaakt worden dat de machtigingen niet beperkt zijn. Uitnodigingen voor hoor gesprekken worden gezonden aan de heer [naam2] . Hij is immers de gemachtigde. Als de heer [naam2] de belanghebbende (of iemand als bijstand) wil meenemen dan zorgt de heer [naam2] voor diens aanwezigheid.'
In het hoorgesprek is onderhavig dossier niet besproken. Geconcludeerd wordt dat is afgezien van het recht gehoord te worden.”
De Rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard.
3 Geschil
Tussen partijen zijn verschillende punten in geschil die in onderdeel 4 nader zullen worden vermeld.