Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-09-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:8826, 19/00303, 19/00304, 19/00384 en 19/00385

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-09-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:8826, 19/00303, 19/00304, 19/00384 en 19/00385

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
21 september 2021
Datum publicatie
1 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:8826
Formele relaties
Zaaknummer
19/00303, 19/00304, 19/00384 en 19/00385

Inhoudsindicatie

BPM. Vermindering (afschrijving).

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/00303, 19/00304, 19/00384 en 19/00385

uitspraakdatum: 21 september 2021

Uitspraak van de elfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] h.o.d.n. [bedrijf] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

en van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 februari 2019, nummers AWB 18/1907 en 18/1983, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van een Peugeot 308 (hierna: auto 1) op aangifte een bedrag van € 1.143 aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) voldaan.

1.2.

Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van een Peugeot 2008 (hierna: auto 2) op aangifte een bedrag van € 1.986 aan BPM voldaan.

1.3.

De daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaren heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de voor auto 1 verschuldigde BPM verminderd tot €1.086 en de voor auto 2 verschuldigde BPM verminderd tot € 1.887. De Inspecteur is daarbij veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.024. Tevens is de Inspecteur opgedragen het griffierecht ten bedrage van € 340 aan belanghebbende te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak tot aan de dag van algehele voldoening.

1.5.

Belanghebbende en de Inspecteur hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Over en weer hebben belanghebbende en de Inspecteur een verweerschrift ingediend.

1.6.

Voorafgaand aan de zitting heeft belanghebbende pleitnota’s ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze (beeldbellen) plaatsgevonden op 4 februari 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Auto 1 (VIN eindigend op [nummer1] ) is afkomstig uit Duitsland en is op 28 juni 2016 voor het eerst toegelaten op de openbare weg.

2.2.

Belanghebbende heeft op 23 maart 2017 aangifte voor de BPM gedaan met het oog op de registratie van auto 1 in het Nederlandse kentekenregister. Het aan de aangifte toegekende aangiftenummer is [nummer3] . De bruto BPM bedraagt volgens de aangifte € 1.753. Het afschrijvingspercentage is met behulp van een koerslijst (AutotelexPro) bepaald op 34,75%, uitgaande van een historische nieuwprijs van € 24.180 en een handelsinkoopwaarde van € 15.778. In overeenstemming met deze aangifte heeft belanghebbende op 24 maart 2017 een bedrag van € 1.143 aan BPM voldaan. De tenaamstelling heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2017.

2.3.

Auto 2 (VIN eindigend op [nummer2] ) is eveneens afkomstig uit Duitsland en is op 29 november 2016 voor het eerst toegelaten op de openbare weg.

2.4.

Belanghebbende heeft op 13 oktober 2017 aangifte voor de BPM gedaan met het oog op de registratie van auto 2 in het Nederlandse kentekenregister. De bruto BPM bedraagt volgens de aangifte € 3008. Het afschrijvingspercentage is met behulp van een koerslijst (AutotelexPro) bepaald op 33,96%, uitgaande van een historische nieuwprijs van € 26.030 en een handelsinkoopwaarde van € 17.189. In overeenstemming met deze aangifte heeft belanghebbende op 18 oktober 2017 een bedrag van € 1.986 aan BPM voldaan. De tenaamstelling heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2017.

2.5.

Namens belanghebbende is bezwaar gemaakt tegen voormelde voldoeningen op aangifte.

2.6.

Bij brief van 20 december 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbendes gemachtigde laten weten voornemens te zijn het bezwaar betreffende auto 1 ongegrond te verklaren. Aangegeven is dat een voorstel zal worden gedaan of reeds is gedaan voor een hoorgesprek.

2.7.

Bij een brief van 24 januari 2018 heeft de Inspecteur een verslag van het hoorgesprek gevoegd dat op 15 januari 2018 heeft plaatsgevonden. Bij dat gesprek was belanghebbendes gemachtigde aanwezig. In het verslag is onder vermelding van het aangiftenummer [nummer3] - behorende bij auto 1 - het volgende opgenomen:

“Belanghebbende: [bedrijf] . Koerslijst Autotelexpro gebruikt deze moet gecorrigeerd worden omdat deze koerslijst uitgaat van btw auto’s.”

In de brief van 24 januari 2018 heeft de Inspecteur aangegeven dat belanghebbende tot 7 februari 2018 schriftelijk kan reageren als hij op- of aanmerkingen heeft op het verslag. Belanghebbende heeft niet op deze brief gereageerd.

2.8.

Op 1 maart 2018 heeft de Inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan. Het bezwaar betreffende auto 1 is ongegrond verklaard. Over het hoorgesprek is in de uitspraak op bezwaar het volgende opgenomen:

Horen

Op 15 januari 2018 is er een hoorgesprek geweest. Het verslag van het hoorgesprek is op 24 januari 2018 aan u toegezonden. Tijdens het hoorgesprek zijn geen nadere gegevens overgelegd.”

2.9.

Bij brief van 8 januari 2018 heeft de Inspecteur aan belanghebbendes gemachtigde laten weten voornemens te zijn het bezwaar ter zake van auto 2 ongegrond te verklaren. Aangegeven is dat een voorstel zal worden gedaan of reeds is gedaan voor een hoorgesprek.

2.10.

De Inspecteur heeft belanghebbendes gemachtigde bij brief van 18 januari 2018 uitgenodigd voor een hoorgesprek, te houden op 13 februari 2018.

2.11.

Bij brief van 25 januari 2018 is die datum gewijzigd in 12 februari 2018 en nadien, bij brief van 12 februari 2018, in 19 februari 2018, van 13.00 uur tot 16.00 uur. In die laatste brief heeft de Inspecteur aangegeven dat de afspraak daartoe telefonisch is gemaakt op 8 februari 2018 en reeds is bevestigd in een brief van 9 februari 2018. Tijdens het hoorgesprek zouden meerdere lopende bezwaren worden besproken, waaronder zaken - als de onderhavige - waarin de vennootschap van [naam1] (hierna: [naam1] ) een bemiddelende rol heeft gespeeld bij de import van een voertuig.

2.12.

Op 19 februari 2018 is belanghebbendes gemachtigde tezamen met de heer [naam1] ten kantore van de belastingdienst verschenen en heeft een gesprek plaatsgevonden met de Inspecteur.

2.13.

Naar aanleiding van dat gesprek heeft de Inspecteur bij brief van 22 februari 2018 het volgende geschreven aan belanghebbendes gemachtigde:

“Tijdens het hoorgesprek van afgelopen maandag, 19 februari 2018, stonden een aantal dossiers voor inzage/bespreking gepland. Op bijgaande lijst staan de dossiers vermeld [Hof: o.a. het onderhavige bezwaar]. (…) Er stonden wel dossiers op waar de heer [naam1] – naar eigen zeggen – op enigerlei wijze betrokken is; klanten van [naam2] B.V.

(…)

In een telefoongesprek op 15 februari 2018 gaf u aan op 19 februari 2018 geen dossiers van [naam2] B.V. te willen bespreken omdat de heer [naam1] niet aanwezig kon zijn. Ik heb daarop besloten de hoorzitting wel door te laten gaan en (ook) de dossiers waarbij [naam2] B.V. betrokken zou zijn beschikbaar te houden.

(…)

Ondanks eerdere melding van verhinderd verscheen de heer [naam1] wel tijdens de hoorzitting. U kondigde zijn aanwezigheid aan met de beperking dat hij geen inzage wenste en ook niet gehoord wilde worden. Maar dat er slechts sprake zou zijn van een gesprek over de gang van zaken rond de hoor gesprekken. (…)

De heer [naam1] gaf te kennen dat de aan u verstrekte volmacht door hem beperkt is en dat u zonder zijn aanwezigheid van hem geen hoor gesprekken mag bijwonen en dus ook in die hoor gesprekken feitelijk niet als gemachtigde mag handelen. (…) Daarnaast is de heer [naam1] van mening dat de manier waarop ik u uitnodig voor een hoorzitting niet gepast en niet effectief is. (…)

Daarop heb ik te kennen gegeven dat ik in geval van volmacht de gemachtigde uitnodig en dat er – indien een datum niet schikt – een nieuwe datum gezocht wordt. (…)

(…)

Afsluitend

De heer [naam1] , als klant, heeft afgelopen 2 maanden iedere uitnodiging tot horen naast zich neergelegd. Hij stelt kennelijk geen prioriteit om gehoord te worden, wil echter wel te praten over hoe hij uitgenodigd wil worden. (…)

Ons verzoek om – nu de heer [naam1] toch aanwezig was – de klaarliggende dossiers in te zien en daarna het hoorgesprek te doen, werd door u én de heer [naam1] direct afgewezen. Dat leidt hier tot de conclusie dat u kennelijk niet (meer) gehoord wenst te worden voor deze dossiers.

U gaf vervolgens te kennen ook in de ‘niet-CIS-dossiers’ niet meer gehoord wilde worden. (…)”

2.14.

Op 5 maart 2018 heeft de Inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan. Het bezwaar betreffende auto 2 is ongegrond verklaard. Over het houden van een hoorgesprek is in de uitspraak op bezwaar het volgende opgenomen:

Hoorgesprek

(…) Op 19 februari 2018 bent u verschenen en is ook de heer [naam1] , belanghebbende – ondanks eerdere afwijzing - verschenen. Desgevraagd weigerde u inzage te nemen in de dossiers en aansluitend gehoord te worden.

Nu er kennelijk aan uw zijde geen prioriteit gegeven wordt aan het houden van hoorgesprekken heb ik besloten uitspraak te doen zonder te hebben gehoord. Daarbij zal ik uitgaan van de in het dossier en bezwaarschrift aanwezige informatie. (…)”

2.15.

Belanghebbende is tegen de uitspraken van 1 maart 2018 (zie 2.8) en 5 maart 2018 (zie 2.14) in beroep gekomen. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard. Volgens de Rechtbank is aannemelijk dat de handelsinkoopwaarden van auto 1 en auto 2 te hoog zijn vastgesteld, aangezien de koerslijst van AutotelexPro uitgaat van BTW-auto’s in plaats van marge-auto’s. De handelsinkoopwaarden van de auto’s zijn daarom naar beneden bijgesteld met 5%. In overeenstemming hiermee heeft de Rechtbank de voor auto 1 verschuldigde BPM verminderd tot € 1.086 en de voor auto 2 verschuldigde BPM verminderd tot € 1.887, met veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.024. Tevens is de Inspecteur opgedragen het griffierecht ten bedrage van € 340 aan belanghebbende te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak tot aan de dag van algehele voldoening.

2.16.

Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld.

3 Geschil

In hoger beroep is in geschil of:

  1. de hoorplicht is geschonden;

  2. het (vooraf) heffen van griffierecht in strijd is met het Unierecht, en of een rentevergoeding is verschuldigd over de tijd dat het griffierecht belanghebbende niet ter beschikking stond;

  3. voor auto 2 alsnog mag worden geopteerd voor een waardevermindering van (2 maal € 250 is) € 500 wegens een matige staat van in- en exterieur;

  4. e Rechtbank terecht de handelsinkoopwaarden van de auto’s naar beneden heeft bijgesteld met 5%, om reden dat de koerslijst AutotelexPro uitgaat van BTW-auto’s in plaats van marge (hoger beroep Inspecteur).

  5. en betaling van bpm voorafgaand aan het belastbare feit (registratie) Unierechtelijk is toegestaan;

  6. in deze procedure een rentevergoeding verschuldigd is over in strijd met het Unierecht geheven bpm en zo ja, tegen welk rentepercentage;

  7. aanleiding bestaat voor een vergoeding van de werkelijke proceskosten, ook voor de bezwaarfase (hoger beroep belanghebbende) / de Inspecteur door de Rechtbank terecht is veroordeeld in de proceskosten in beroep (hoger beroep Inspecteur); en

  8. et Hof gehouden is prejudiciële vragen te stellen.

In het door de Inspecteur ingestelde hoger beroep is in geschil of:

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing