Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-10-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9550, 19/01307 t/m 19/01319
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-10-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9550, 19/01307 t/m 19/01319
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 12 oktober 2021
- Datum publicatie
- 22 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:9550
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1171, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 19/01307 t/m 19/01319
Inhoudsindicatie
BPM. Hoorplicht. Immateriëleschadevergoeding.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 19/01307 t/m 19/01319
uitspraakdatum: 12 oktober 2021
Uitspraak van de eenentwintigste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)
en het incidentele hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 september 2019, nummers AWB 18/2454, 18/2455, 18/2459, 18/2463, 18/2464, 18/2465, 18/2466, 18/2471, 18/2473, 18/ 2475, 18/2476, 18/2477 en 18/2478, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft ter zake van 13 auto’s op aangifte bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) voldaan.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar in de zaak, door de rechtbank geregistreerd onder nummer AWB 18/2454 en bij het Hof geregistreerd onder nummer 19/01307, niet-ontvankelijk en bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar de bezwaren in de overige zaken gedeeltelijk gegrond of ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep in de zaak 19/01307 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en zelf in die zaak voorzien door het bezwaar ongegrond te verklaren, de overige beroepen ongegrond verklaard en de Inspecteur veroordeeld tot een vergoeding van immateriële schade van € 6.500 en in de proceskosten van € 2.046 en de Inspecteur gelast het betaalde griffierecht van € 4.394 (13 x € 338) te vergoeden.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 3 augustus 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende [naam1] en als gemachtigde van belanghebbende [naam2] (hierna: gemachtigde), alsmede namens de Inspecteur mr. [naam3] , bijgestaan door [naam4] . Met instemming van partijen zijn daar gezamenlijk behandeld de zaken met nummers 19/01307 tot en met 19/01319. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
Het onderzoek ter zitting op 3 augustus 2021 is geschorst om belanghebbende de gelegenheid te bieden om nadere informatie over de gang van zaken rondom het plannen van hoorgesprekken aan het Hof te verstrekken. Na de ontvangst van deze informatie is de Inspecteur in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Het Hof heeft het onderzoek vervolgens, met instemming van partijen zonder nadere zitting, gesloten.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft bij afzonderlijke aangiften, aangifte voor de bpm gedaan voor 13 personenauto’s volgens onderstaand overzicht:
Nr. |
Merk en type |
Laatste 4 cijfers VIN |
1 |
Fiat 500 |
[nummer1] |
2 |
Mini Cooper |
[nummer2] |
3 |
Volvo XC90 |
[nummer3] |
4 |
VW Polo 1.2 |
[nummer4] |
5 |
VW Polo 1.2 TSI |
[nummer5] |
6 |
Audi A1 |
[nummer6] |
7 |
VW Golf |
[nummer7] |
8 |
Audi TT |
[nummer8] |
9 |
Renault Megane |
[nummer9] |
10 |
Renault Captur |
[nummer10] |
11 |
Peugeot Partner |
[nummer11] |
12 |
BMW 2-serie |
[nummer12] |
13 |
Citroën C4 |
[nummer13] |
Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren respectievelijk nietontvankelijk, gedeeltelijk gegrond of ongegrond verklaard. In de voorgenomen uitspraken op bezwaar is onder andere een van de hiernavolgende passages opgenomen:
“Mogelijkheid om te worden gehoord
Indien u het niet eens bent met mijn voornemen, heeft u het recht om te worden gehoord. Hiertoe zal ik u een voorstel doen dan wel heeft u inmiddels een voorstel ontvangen.”
of
“Horen
U geeft aan dat u gehoord wilt worden. Indien u nog geen uitnodiging hebt ontvangen voor een hoorgesprek ontvangt u deze binnenkort.”
Bij brief van 24 januari 2018 heeft de Inspecteur, belanghebbende uitgenodigd voor een hoorgesprek op 6 februari 2018. Deze uitnodiging ziet op alle bij 2.1. genoemde auto’s. In de brief is opgenomen dat het voor auto 1 en 4 de 2e uitnodiging betreft en voor de overige auto’s de 3e uitnodiging. De inhoud van de brief luidt onder andere als volgt:
“ (…)
Betreft: Uitnodiging horen 6 februari 2018.
Geachte heer [naam2] ,
U hebt aangegeven dat u wenst te worden gehoord naar aanleiding van de vooraankondiging van de uitspraak op uw bezwaarschrift (en).
U heeft de uitnodiging 'horen 5,6 of 7 februari' afgewezen. U en uw cliënt [belanghebbende] B.V. (de heer [naam1] ) dienen bedrijfsmatig bezwaren in en weten uit ervaring dat het recht om gehoord te worden tijd kost in de agenda. Ik heb daarom besloten u toch voor 6 februari 2018, van 13:00 tot 16:00 uur uit te nodigen. Dit om u in gelegenheid te stellen om gehoord te worden over de dossiers in de hieronder opgenomen tabellen A tot en met E. Het recht van inzage is op afspraak en kan plaatsvinden in de periode van nu tot het hoorgesprek. Tijdens het horen is er geen mogelijkheid tot inzage.
U heeft reeds meerdere uitnodigingen om gehoord te worden afgewezen zonder alternatieve data te bieden. Ik wil u er op wijzen dat dit de laatste uitnodiging is om voor deze dossiers gehoord te worden.
De heer [naam1] heeft te kennen gegeven altijd bij de hoorgesprekken aanwezig te willen zijn. In geval van vertegenwoordiging door een gemachtigde is aanwezigheid van de belanghebbende voor de inspecteur in het algemeen niet noodzakelijk. In de onderwerpelijke dossiers is geen sprake van nieuwe rechtsvragen zodat ook in deze dossiers aanwezigheid van de belanghebbende niet noodzakelijk is. (…)”
Tijdens de zitting bij het Hof heeft de Inspecteur een e-mailbericht aan hem gericht voorgelezen van 24 januari 2018 om 9.50 uur waarin een medewerkster van de gemachtigde over het onderwerp: ‘Hoorgesprekken’ het volgende heeft gemeld:
“(…)
Goedemorgen, Onlangs heb ik uw brief ontvangen van 17 januari omtrent uitnodigingen voor hoorgesprekken op 5, 6, en 7 februari 2017. Van de heer [naam1] heb ik inmiddels begrepen dat hij op deze dagen verhindert is. Hierbij wil ik opmerken dat de uitnodiging erg kort dag is. Hierdoor wil ik u vriendelijk verzoeken nieuwe data voor te stellen in februari 2018 om de voortgang erin te houden. U kunt mij bereiken op [telefoonnummer] voor het maken van een afspraak of reageren
op deze e-mail.
Tevens heb ik uw brieven ontvangen omtrent de uitnodigingen voor hoorgesprekken op 13 en 15 februari 2018. Helaas zijn wij op deze dagen verhindert. Hierdoor wil ik u vriendelijk verzoeken nieuwe data voor te stellen in februari 2018 om de voortgang erin te houden. U kunt mij bereiken op [telefoonnummer] voor het maken van een afspraak of reageren op deze e-mail. Ten slotte wil ik u vriendelijk verzoeken contact met mij op te nemen om hoorgesprekken in te plannen in maart 2018. Wanneer we tijdig afspraken maken kan ik deze dagen voor uw reserveren. U kunt mij bereiken op [telefoonnummer] voor het maken van een afspraak of reageren
op deze e-mail (…)”
Bij brief van 9 februari 2018 heeft de Inspecteur zich opnieuw schriftelijk tot gemachtigde gewend over het onderwerp: ‘hoorgesprekken dossiers CIS/ [naam1] ’. Ter zake van de onderhavige dossiers heeft de Inspecteur onder andere het volgende bericht:
“(…)
Geachte heer [naam2] ,
Momenteel liggen er een behoorlijk aantal bezwaarschriften namens uw cliënt [belanghebbende] B.V./ [naam1] . Het betreft bezwaarschriften namens de cliënt zelf maar ook van cliënten van [belanghebbende] B.V.
(…)
Tijdens het hoorgesprek op 9 januari 2018 - de heer [naam1] was door ziekte verhinderd - heb ik met u een afspraak willen maken voor een of meerdere hoorgesprekken voor deze dossiers. Op uw verzoek heb ik toen met de heer [naam1] telefonisch overlegd en een aantal datums aan hem voorgesteld. De data 12, 15, 16, 18 en 19 januari 2018 schikten niet. De door mij vervolgens voorgestelde data 22 en 26 januari 2018 zijn door de heer [naam1] per e-mail van 11 januari 2018 afgewezen. Daarop heb ik per brief van 17 januari 2018 opnieuw
drie datums voorgesteld - 5, 6 en 7 februari 2018. Via een e-mail van uw medewerkster mw. [naam5] heeft de heer [naam1] (op 24 januari 2018) laten weten dat hij ook die dagen verhinderd was. Mw. [naam5] gaf ook aan dat de voorgestelde datums 13 en 15 februari 2018 niet schikten.
Ik heb daarop besloten het hoorgesprek toch op 6 februari 2018 te houden. Deze definitieve uitnodiging is verzonden op 24 januari 2018. Op 25 januari 2018 liet u mij vervolgens mondeling weten dat u op 6 februari 2018 verhinderd zou zijn. De hoorgesprekken van 13 en 15 februari 2018 zijn vervolgens verplaatst naar 12 en 14 februari 2018. De definitieve uitnodiging daarvoor is op 25 januari 2018 verzonden.
De keuze voor 6 februari 2018 was ingegeven door het feit dat de heer [naam1] op alle eerder voorgestelde datums verhinderd is en nimmer een alternatieve datum voorstelt. Ook van uw zijde wordt nimmer een alternatieve datum voorgesteld én op 24 januari 2018 wist ik nog niet dat ook u verhinderd zou zijn.
(…)
Bovendien is voor de op 6 februari 2018 te bespreken dossiers al twee keer - maar soms ook al drie keer - eerder een uitnodiging verzonden. Ik wil niet dat het aantal dossiers zodanig groot wordt dat de afwikkeling vertraging op loopt. Dat past overigens bij de opmerking die u vorig najaar maakte over het tempo van de hoorgesprekken in 2017.
(…)
Ik ben van mening dat ik door steeds voorstellen van nieuwe datums maximaal tegemoet kom aan u en uw belanghebbende. Echter, elk voorstel wordt afgewezen. Nimmer hebt u een alternatieve datum voorgesteld. Het kan niet zo zijn dat ik - met passeren van de gemachtigde - een afspraak moet maken met de belanghebbende en vervolgens dat moet afstemmen met de gemachtigde. De gemachtigde is degene die namens belanghebbende handelt en dat is de persoon tot wie ik mij richt.
Afsluitend.
Voor 6 februari 2018 stonden 197 dossiers gepland. Nu u en de heer [naam1] op geen enkele uitnodiging bent ingegaan, geen alternatieve datums heeft voorgesteld en ook niet van de gelegenheid tot inzage vooraf gebruik heeft gemaakt heb ik besloten deze bezwaarschriften af te wikkelen. (…)”
In de brief van 9 februari 2018 (zie 2.5.) heeft de Inspecteur voor andere zaken dan de onderhavige onder andere het hiernavolgende aan gemachtigde bericht:
“(…)
Nu duidelijk is dat de heer [naam1] wederom niet aanwezig kan zijn op 19, 22 en 26 februari 2018 terwijl u wel aanwezig kunt zijn heb ik besloten het hoorgesprek voor de dossiers van de heer [naam1] (gepland voor die datums) te houden op 26 februari 2018. Een overzicht van de dossiers stuur ik u op korte termijn. Ik doe een klemmend beroep op u te zorgen voor aanwezigheid van de heer [naam1] . Indien het echt niet anders kan vraag ik u een alternatieve datum rond die datum voor te stellen. Mocht het niet komen tot een alternatief dan ga ik ook deze dossiers afwerken. Nadrukkelijk wijs ik nogmaals op de mogelijkheid van het inzien van de dossiers voorafgaand aan 26 februari 2018. (…)”
3 Geschil
In hoger beroep is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende te veel bpm op de aangiften heeft afgedragen. Voorts houden partijen verschillende punten van formeelrechtelijke aard - waaronder met name de vraag of de hoorplicht is geschonden - verdeeld die hierna onder de overwegingen nader worden geduid.