Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-10-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9559, 20/00945 t/m 20/00954
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-10-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9559, 20/00945 t/m 20/00954
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 12 oktober 2021
- Datum publicatie
- 22 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2021:9559
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2020:3823, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/00945 t/m 20/00954
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling werk-/kantoorruimten.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 20/00945 tot en met 20/00954
uitspraakdatum: 12 oktober 2021
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V. te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 9 september 2020, nummers UTR 19/3620, UTR 19/3767 tot en met UTR 19/3770, UTR 19/3772, en UTR 19/3774 tot en met UTR 19/3777, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij beschikkingen ten name van belanghebbende zijn voor het kalenderjaar 2019 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de wet Woz) de waarde vastgesteld van de onroerende zaken [adres1] 10A, 10B, 10C, 10D, 10E, 10G, 10H, 10J, 10K en 10 te [plaats] (hierna: de onroerende zaken). In hetzelfde geschrift zijn de aanslagen onroerendezaakbelastingen (eigenarenbelasting) bekendgemaakt.
De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2021 te Arnhem. Namens belanghebbende is verschenen mr. [naam1] . Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen mr. [naam2] en taxateur [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaken.
Ter onderbouwing van de vastgestelde waarden heeft de heffingsambtenaar taxatiematrices overgelegd.
De onroerende zaken [adres1] 10A, 10B, 10C, 10D, 10E, 10G, 10H, 10J bestaan elk uit 90 m² werkruimte op de begane grond en 30 m² kantoorruimte op de eerste verdieping. De waarde is getaxeerd op telkens € 104.000.
De onroerende zaak [adres1] 10K bestaat uit 180 m² werkruimte op de begane grond en 60 m² kantoorruimte op de eerste verdieping. De waarde is getaxeerd op € 208.000.
De onroerende zaak [adres1] 10 bestaat uit 150 m² werkruimte op de begane grond en 150 m² kantoorruimte op de eerste verdieping. De waarde is getaxeerd op € 282.000.
De heffingsambtenaar heeft de vastgestelde waarden mede gebaseerd op de volgende gegevens en referentieverkopen:
verkoopdatum |
prijs |
gecorr prijs |
opp |
prijs per m² |
|
[adres2] 20E |
20/6/2017 |
€ 100.000 |
€ 101.500 |
90 m² |
€ 1.128 |
[adres3] 10P |
14/5/2018 |
€ 180.000 |
€ 175.000 |
184 m² |
€ 951 |
[adres3] 10J |
22/1/2018 |
€ 150.000 |
€ 150.000 |
164 m² |
€ 915 |
De correctie van de prijs heeft betrekking op de prijsontwikkeling tussen de verkoopdatum en de waardepeildatum.
3 Het geschil
In geschil is of de heffingsambtenaar de waarden van de onroerende zaken te hoog heeft vastgesteld. De heffingsambtenaar stelt dat hij de waarden niet te hoog heeft vastgesteld en belanghebbende betwist dat.