Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-11-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10104, 21/01552

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-11-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10104, 21/01552

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 november 2022
Datum publicatie
2 december 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:10104
Formele relaties
Zaaknummer
21/01552
Relevante informatie
Art. 6:7 Awb, Art. 6:8 Awb, Art. 6:9 Awb, Art. 6:11 Awb, Art. 6:15 lid 3 Awb

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Ontvankelijkheid hoger beroep. Termijnoverschrijding.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 21/01552

uitspraakdatum: 22 november 2022

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 juli 2021, nummer AWB 20/4682, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2014 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Daarnaast is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede namens de Inspecteur [naam1] en [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

De uitspraak van de Rechtbank is gedaan op 9 juli 2021 en afschriften daarvan zijn dezelfde dag aan partijen verzonden.

2.2.

Op 15 oktober 2021 heeft belanghebbende een e-mail naar de griffie van de Rechtbank verzonden. De griffie van de Rechtbank heeft de e-mail dezelfde dag doorgezonden naar de griffie van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof). In de e-mail heeft belanghebbende geschreven:

“Ik heb een hoger beroep geschreven op de uitspraak van 9 juli met als zaak nummer ARN 20/4682 IB/PVV 427. Ik heb ter info mijn hoger beroep bijgesloten. Bellen kan ik u niet, want de telefoon reageert niet. Dus doe ik mijn verzoek maar per mail. WANNEER KAN IK ANTWOORD VERWACHTEN OP MIJ HOGER BEROEP?”

2.3.

Bij voornoemde e-mail is een bestand gevoegd met de bestandnaam ‘Gerechtshof Arnhem.docx’. Het bestand betreft een (niet ondertekende) Word-versie van het hogerberoepschrift met daarin als datum vermeld: 29 juli 2021. In dit hogerberoepschrift is het adres van het Hof vermeld zoals opgenomen in de rechtsmiddelenverwijzing onder de uitspraak van de Rechtbank. Het Word-bestand heeft de volgende eigenschappen:

“Inhoud gemaakt 15-7-2021 […]

Voor het laatst opgeslagen 30-7-2021 […]

Voor het laatst afgedrukt 29-7-2021”

2.4.

Met dagtekening 25 oktober 2021 heeft de griffier van het Hof de volgende brief naar belanghebbende verzonden:

“Het Hof heeft uw hoger beroepschrift niet eerder ontvangen dan als bijlage bij uw e-mail van 15 oktober 2021. Uw zaak is ingeschreven onder kenmerknummer 21/01552. Omdat uw hoger

beroepschrift meer dan zes weken na de uitspraak van de Rechtbank is binnengekomen, zou dat betekenen dat uw hoger beroep te laat is ingediend.

Het Hof verzoekt u binnen drie weken na dagtekening van deze brief toe te lichten en indien mogelijk met bewijs te onderbouwen, wanneer en op welke wijze u het hoger beroepschrift met dagtekening 29 juli 2021 eerder heeft ingediend.”

2.5.

Naar aanleiding van deze brief heeft het Hof met dagtekening 25 oktober 2021, bij het Hof ingekomen op 2 november 2021, een brief van belanghebbende ontvangen waarin onder meer is vermeld:

“Ik vind het heel vervelend, dat mijn hoger beroepschrift met dagtekening 29 juli 2021, niet bij U is aangekomen.

Ik heb mijn hoger beroepschrift geschreven en aan de rechtbank opgestuurd enkele dagen nadat ik de uitspraak van het Team bestuursrecht Arnhem op 9 juli 2021 had ontvangen. Ik had voor het schrijven van het hoger beroep 6 weken de tijd.

Ik heb dit beroepschrift met bijlagen di 27 juli 2021 zelf op de post gedaan.

Ik ben nog even naar Primera hier in [woonplaats] gegaan of de brief voldoende was gefrankeerd. Ook dat was in orde. Ik heb de brief helaas niet aangetekend verstuurd. Ik heb dus om die reden geen bewijzen.

Het enige bewijs dat ik heb is dat ikzelf de brief heb geschreven en ook zelf de brief heb gepost.

Ik zou het heel erg op prijs stellen , dat ondanks het zoek raken van het indienen van mijn hoger

beroep, mijn ingediende beroep als nog in behandeling zou worden genomen. Ook al is de termijn van zes weken verstreken.”

2.6.

Het Hof heeft geen door belanghebbende ondertekende brief met daarin een datum van 29 juli 2021 ontvangen.

3 Geschil en standpunten van partijen

3.1.

Het geschil betreft allereerst de vraag of belanghebbende ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Zo ja, dan is tussen partijen in geschil of de Inspecteur terecht de navorderingsaanslag heeft opgelegd.

3.2.

Belanghebbende stelt dat hij het hogerberoepschrift tijdig heeft ingediend en concludeert tot vernietiging van de navorderingsaanslag. De Inspecteur concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep en subsidiair tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing