Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-12-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10438, 20/01077 t/m 20/01079

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-12-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10438, 20/01077 t/m 20/01079

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
6 december 2022
Datum publicatie
16 december 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:10438
Formele relaties
Zaaknummer
20/01077 t/m 20/01079
Relevante informatie
Art. 3.84 lid 2 Wet IB 2001, Art. 10a.8 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Rijnvarende. Werkkostenregeling. Immateriële schadevergoeding.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers BK-ARN 20/01077 tot en met 20/01079

uitspraakdatum: 6 december 2022

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 15 oktober 2020, nummers LEE 17/2457, LEE 17/2458 en LEE 17/2459, ECLI:NL:RBNNE:2020:3443, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2009 en 2012 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Voor het jaar 2011 is aan belanghebbende een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd. Bij beschikkingen zijn heffingsrente en belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en vergoedingen toegekend voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, voor proceskosten en voor het griffierecht.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft bij brief van 18 februari 2022 nadere inlichtingen verstrekt.

1.5.

Bij brieven van 28 juni 2022 heeft belanghebbende de grieven die betrekking hebben op de heffing van premie volksverzekeringen ingetrokken.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2022. Ter zitting zijn gelijktijdig behandeld de zaken met nummers 20/00961, 20/00980 t/m 20/00984, 20/00986, 20/00987, 20/01032, 20/01033, 20/01060 t/m 20/01062, 20/01077 t/m 20/01079, 21/00044, 21/00528 en 21/01617. Namens belanghebbende is verschenen [naam1] . Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam2] en [naam3] , bijgestaan door [naam4] en [naam5] .

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende woont in Nederland en is Rijnvarende. Hij heeft over de jaren 2009, 2011 en 2012 aangifte gedaan van de volgende belastbare inkomens uit werk en woning:

2009

2011

2012

loon [naam6]

€ 26.900

€ 56.722

€ 58.139

loon [naam7]

€ 26.500

pensioenpremie

€ -4.537

€ -4.651

Loon uit tegenwoordige dienstbetrekking

€ 53.400

€ 52.185

€ 53.488

Loon uit vroegere dienstbetrekking (NN)

€ 102

inkomsten uit eigen woning

€ -6.966

€ -6.966

€ -6.917

belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 46.434

€ 45.219

€ 46.673

Bij de aangiften heeft belanghebbende verzocht om vrijstelling van de heffing van premie volksverzekeringen.

2.2.

De aanslag voor het jaar 2009 is – in afwijking van de aangifte – opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.282. Daarbij is geen vrijstelling verleend van premieheffing voor de volksverzekeringen. Bij beschikking is heffingsrente berekend.

2.3.

De aanslag voor het jaar 2011 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.219. Daarbij is vrijstelling verleend van premieheffing voor de volksverzekeringen. Nog voordat het aanslagbiljet belanghebbende had bereikt heeft de Inspecteur meegedeeld dat de aanslag mogelijk onjuist was en dat een navorderingsaanslag zou worden opgelegd. Vervolgens heeft de Inspecteur een navorderingsaanslag opgelegd, berekend naar hetzelfde belastbare inkomen uit werk en woning, maar zonder vrijstelling van premieheffing voor de volksverzekeringen. Bij beschikking is heffingsrente berekend.

2.4.

De aanslag voor het jaar 2012 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.673. Daarbij is geen vrijstelling verleend van premieheffing voor de volksverzekeringen. Bij beschikking is belastingrente berekend.

2.5.

Belanghebbende heeft in bezwaar en beroep grieven aangevoerd tegen de afwijzing van de vrijstelling van premieheffing voor de volksverzekeringen.

2.6.

Onder verwijzing naar de Regeling tijdelijke tegemoetkoming Rijnvarenden (Stcrt. 2021, 50396) heeft belanghebbende de grieven betreffende de heffing van premie volksverzekeringen ingetrokken. Hij handhaaft de grieven met betrekking tot de toepassing van de werkkostenregeling en zijn verzoeken tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, van proceskosten en van het betaalde griffierecht.

3 Het geschil

In geschil is of belanghebbende recht heeft op een aftrek in verband met de werkkostenregeling, of belanghebbende recht heeft op een hogere vergoeding van immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn dan de Rechtbank heeft toegekend en of belanghebbende recht heeft op vergoeding van proceskosten.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing