Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-12-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10934, 21/00939
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-12-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10934, 21/00939
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 20 december 2022
- Datum publicatie
- 30 december 2022
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1406
- Zaaknummer
- 21/00939
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling woning. NSW-landgoed.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 21/00939
uitspraakdatum: 20 december 2022
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel 30 juni 2021, nummer Awb 19/2142, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van belanghebbende bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 3 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2018, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 837.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) 2019 en een aanslag watersysteemheffing gebouwd (hierna: WSH) 2019 opgelegd.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de vastgestelde waarde verminderd tot € 733.000 en de opgelegde aanslagen dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2022. Ter zitting zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede namens de heffingsambtenaar [naam1] (via digitaal beeldbellen), bijgestaan door [de taxateur] (hierna: de taxateur). Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres1] 3 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak bestaat uit twee woningen. De hoofdwoning heeft een bouwjaar 2009 en heeft een inhoud van 1110 m3. De tweede woning betreft de voormalige boerderij en heeft een inhoud van 652 m3. Het object beschikt verder over een onderpandige garage van 441 m3, een dierenverblijf en een berging/schuur. De onroerende zaak heeft een grondoppervlakte van 148.319 m2.
In de beschikking van 6 juli 2016 (hierna: de NSW-beschikking) hebben de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Financiën de onroerende zaak per 27 oktober 2014 aangemerkt als een landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928. In de NSW-beschikking is vermeld dat de oppervlakte van het landgoed niet voor ten minste 30 percent bezet is met houtopstanden of voor ten minste 20 percent bezet is met houtopstanden en voor ten minste 50 percent uit natuurterrein.
3 Geschil
In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum te hoog heeft vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend en bepleit een waarde van nihil. De heffingsambtenaar beantwoordt die vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.