Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1668, 20/00065

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1668, 20/00065

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 maart 2022
Datum publicatie
11 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:1668
Formele relaties
Zaaknummer
20/00065

Inhoudsindicatie

BPM. Immateriëleschadevergoeding.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00065

uitspraakdatum: 1 maart 2022

Uitspraak van de eenentwintigste enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 december 2019, nummer AWB 18/2398, in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

[naam1 ] B.V. heeft een bedrag van € 1.737 aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) op aangifte voldaan.

1.2.

Door belanghebbende is bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte.

1.3.

De Inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 21 september 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, A.F.M.J. Verhoeven (hierna: gemachtigde), bijgestaan door J. Cardol, en mr. [naam2] , bijgestaan door [naam3] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

[naam1 ] B.V. te [plaats1] heeft op 14 oktober 2011 aangifte voor de bpm gedaan, vanwege de lease van een motorrijtuig – Toyota Land Cruiser V8 – met een buitenlands kenteken ( [kenteken] ) voor gebruik op de openbare weg in Nederland. In overeenstemming met deze aangifte is een bedrag van € 1.737 op aangifte voldaan.

2.2.

Bij brief van 21 november 2011 heeft gemachtigde namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam4] B.V. te [vestigingsplaats] bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte.

2.3.

Na herhaalde correspondentie tussen gemachtigde en de Inspecteur, heeft de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat [naam4] B.V. geen belanghebbende is bij de aangifte bpm (zie 2.1.).

2.4.

Gemachtigde is namens belanghebbende in beroep gekomen bij de Rechtbank en heeft daarbij een uittreksel uit het handelsregister overgelegd waaruit volgt dat ‘ [naam4] ’ een handelsnaam is van belanghebbende.

2.5.

Ter zitting bij de Rechtbank heeft gemachtigde verklaard dat zowel de aangifte als de voldoening op aangifte zijn gedaan door [naam1 ] B.V. en niet door belanghebbende, zodat alleen nog de vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in geschil is.

3 Geschil

3.1.

In geschil is uitsluitend het antwoord op de vraag of de Rechtbank terecht aan belanghebbende geen vergoeding van immateriële schade heeft toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en stelt dat ook bij een niet-ontvankelijkheidsverklaring recht bestaat op een vergoeding van immateriële schade. Ter zitting heeft gemachtigde de stelling dat de hoorplicht zou zijn geschonden, laten varen.

3.3.

De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend en stelt dat belanghebbende niet betrokken is bij de aangifte, noch bij de voldoening ervan, zodat zij geen enkel financieel belang bij het bezwaar heeft. Van een vergoeding van immateriële schade kan in dat geval volgens de Inspecteur geen sprake zijn.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing