Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1675, 21/00476

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1675, 21/00476

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 maart 2022
Datum publicatie
11 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:1675
Formele relaties
  • Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2021:2931, Bekrachtiging/bevestiging
Zaaknummer
21/00476

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00476

uitspraakdatum: 1 maart 2022

Uitspraak van de negentiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 februari 2021, nummer UTR 20/2642, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 9 te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2019 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2020 vastgesteld op € 635.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2020 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 698,50.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [de taxateur] (taxateur).

2 Vaststaande feiten

2.1.

De woning is een in 1953 gebouwde vrijstaande woning, welke oorspronkelijk is gebouwd als een dubbele twee-onder-een-kap woning met bergingen. De woning heeft een oppervlakte van ongeveer 192 m2 en is gelegen op een kavel van 486 m2. Op de bovenverdieping is een doorgang gemaakt tussen de twee (voorheen afzonderlijke) woningen.

2.2.

In beroep heeft belanghebbende afschriften van de WOZ-beschikkingen van [adres1] 7 en de woning voor de jaren 2010 en 2011 overgelegd, alsmede de WOZ-beschikkingen van de woning voor de jaren 2014 en 2015.

2.3.

Volgens het afschrift van het taxatieverslag betreffende de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2020 is de WOZ-waarde van de woning voor het kalenderjaar 2019 (waardepeildatum 1 januari 2018) vastgesteld op € 540.000.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de waarde van de woning te hoog is vastgesteld. De heffingsambtenaar handhaaft de vastgestelde waarde van € 635.000. Belanghebbende bepleit een waarde van € 485.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing