Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2747, 21/00440

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2747, 21/00440

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 april 2022
Datum publicatie
22 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:2747
Formele relaties
Zaaknummer
21/00440

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling supermarkt.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00440

uitspraakdatum: 12 april 2022

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 12 februari 2021, nummer AWB 20/330, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 1 te [vestigingsplaats] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 3.503.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) 2019 vastgesteld.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om nadeelcompensatie of schadevergoeding afgewezen.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, M.C.H.E. van Rooij, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [de taxateur] , WOZtaxateur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak wordt verhuurd aan [naam2] B.V. en is in gebruik als supermarkt. De onroerende zaak is gebouwd in 2013 en na een brand in 2016 in de oudejaarsnacht in 2017 herbouwd. Het object heeft een oppervlakte van 1.589 m2. De onroerende zaak is verhuurd vanaf 29 oktober 2013. De looptijd van de huurovereenkomst is 15 jaar met vier maal 5 jaar verlenging. De huurprijs wordt jaarlijks geïndexeerd. De laatst bekende huur (per 1 januari 2017) is € 291.602 per jaar.

2.2.

De aanslag OZB 2019 is gebaseerd op de Verordening onroerendezaakbelastingen 2019 van de gemeente Nijmegen die op 19 december 2018 door de gemeenteraad is vastgesteld en op 24 december 2018 in het gemeenteblad is gepubliceerd (hierna: de Verordening).

2.3.

In de gemeente Nijmegen heeft een lastenverschuiving binnen de onroerendezaakbelastingen plaatsgevonden. Met ingang van 2014 is het tarief van de OZB voor gebruikers van niet-woningen verlaagd en met ingang van 2017 op nihil gesteld. Ter compensatie is het tarief van de OZB voor de eigenaren van niet-woningen verhoogd.

3 Geschil

3.1.

Primair is in geschil of de aanslag OZB voor de eigenaren van niet-woningen terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende is opgelegd. Hierbij is specifiek in geschil of de Verordening verbindend is. Als de Verordening in stand blijft, is de WOZ-waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2018 in geschil. Ten slotte verzoekt belanghebbende betaling van nadeelcompensatie in verband met een individuele buitensporige last.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing