Hoge Raad, 31-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:495, 22/01309
Hoge Raad, 31-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:495, 22/01309
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 31 maart 2023
- Datum publicatie
- 31 maart 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:495
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2022:2747
- Zaaknummer
- 22/01309
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/01309
Datum 31 maart 2023
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 april 2022, nr. 21/00440, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 20/330) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Nijmegen voor het jaar 2019 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Q].
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.C.H.E. van Rooij, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.