Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:3067, 21/00074
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:3067, 21/00074
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 19 april 2022
- Datum publicatie
- 29 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:3067
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2020:4228, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/00074
Inhoudsindicatie
Informatiebeschikking. Nieuwe informatiebeschikking mogelijk na vernietiging eerdere informatiebeschikking door rechtbank.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer 21/00074
uitspraakdatum: 19 april 2022
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 27 november 2020, nummer LEE 20/781, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 13 mei 2019 heeft de Inspecteur ten name van belanghebbende een informatiebeschikking genomen met betrekking tot de te nemen uitspraak op bezwaar gericht tegen de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2014.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de bestreden informatiebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 27 november 2020 ongegrond verklaard en belanghebbende in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van zes weken, gerekend vanaf de dag waarop haar uitspraak onherroepelijk is geworden, aan het informatieverzoek te voldoen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2021 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. M.P. Waninge, als de gemachtigde van belanghebbende alsmede mr. [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam2] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is geboren [in] 1969 en gehuwd met [de echtgenoot] .
Belanghebbende heeft op 28 februari 2011 een onroerende zaak aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) geleverd gekregen. De koopprijs bedroeg € 359.000.
De onroerende zaak betrof een (voormalig) kerkgebouw. De onroerende zaak is vanaf 2013 verbouwd tot een appartementencomplex met veertien appartementen, waarvan de eerste zeven appartementen in 2014 gereed zijn gekomen en verhuurd. De overige zeven appartementen zijn in 2015 gereedgekomen en verhuurd.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2014 een aangifte IB/PVV ingediend waarin zij een belastbaar inkomen uit werk en woning, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van telkens nihil heeft aangegeven. Belanghebbende heeft de onroerende zaak aangegeven als een bezitting met een waarde van € 165.000 als onderdeel van de rendementsgrondslag voor de bepaling van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen.
De Inspecteur heeft, in het kader van de behandeling van het bezwaar tegen de afwijzingsbeschikking op het verzoek tot herziening van de voorlopige aanslagen IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2014, bij brief van 9 maart 2018 belanghebbendes gemachtigde verzocht om (nadere) informatie toe te sturen om belanghebbendes standpunt te kunnen beoordelen dat er ten aanzien van de onroerende zaak sprake is van belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. Dit verzoek om informatie heeft de Inspecteur herhaald bij zijn brief van 19 april 2018.
Met dagtekening 31 mei 2018 heeft de Inspecteur ten aanzien van belanghebbende een informatiebeschikking genomen (hierna: de eerste informatiebeschikking). In deze informatiebeschikking heeft de Inspecteur onder meer vermeld:
“In verband met het behandelen van uw bezwaarschrift tegen de afwijzingsbeschikking op het verzoek tot wijziging van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2014 van uw cliënte mevrouw [belanghebbende] , heb ik u op 9 maart 2018 en op 19 april 2018 verzocht om inlichtingen en/of (de inhoud van) gegevensdragers die van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van uw cliënte. U hebt niet of niet geheel aan deze informatieverzoeken voldaan.
Het gaat om de volgende vragen en verzoeken:
- De opdrachtovereenkomst tussen uw cliënte en [naam3] ;
- De stukken waaruit blijkt dat [naam3] de in de brief van 9 maart 2018 genoemde werkzaamheden heeft uitgevoerd;
- Alle facturen inzake de verrichte werkzaamheden aan het pand, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ;
- Bouwtekeningen en taxatierapporten van het voornoemde pand, voor zowel de oude, als de nieuwe situatie;
- De huurovereenkomsten;
- De WOZ-beschikkingen 2013 en 2014.”
De Rechtbank heeft de eerste informatiebeschikking in haar uitspraak van 14 februari 2019 vernietigd (Rechtbank Noord-Nederland 14 februari 2019, LEE 18/3800, ECLI:NL:RBNNE:2019:487). Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank geen hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 31 december 2018 voor het jaar 2014 een aanslag in de IB/PVV opgelegd, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.069.124.
Belanghebbende heeft bij brief van 16 januari 2019 bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2014.
De Inspecteur heeft belanghebbende in het kader van de behandeling van het hiervoor – onder 2.9 – bedoelde bezwaar bij brief van 27 maart 2019 om nadere informatie gevraagd.
De Inspecteur heeft het hiervoor – onder 2.10 – bedoelde informatieverzoek bij brief van 18 april 2019 herhaald, waarna hij op 13 mei 2019 de onderhavige informatiebeschikking heeft genomen (hierna ook: de tweede informatiebeschikking). Daarin heeft de Inspecteur onder meer het volgende geschreven:
“In verband met het behandelen van het bezwaarschrift tegen de definitieve aanslag 2014 van cliënte mevrouw [belanghebbende] , burgerservicenummer [nummer1] heb ik u op 27 maart 2019 en nogmaals door middel van een rappel op 18 april 2019 gevraagd om inlichtingen en/of (de inhoud van) gegevensdragers die van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van cliënte. U hebt niet aan dit informatieverzoek voldaan.
Het gaat om de volgende vragen en verzoeken:
- De opdrachtovereenkomst tussen uw cliënte en [naam3] (hierna: [naam3] ).
- De bewijsstukken dat [naam3] de bouwvergunning heeft aangevraagd.
- De bewijsstukken dat [naam3] de aannemer heeft geselecteerd.
- De bewijsstukken dat [naam3] de vergunningen heeft aangevraagd.
- De bewijsstukken dat [naam3] de contacten met de aannemer/bouwvakkers heeft onderhouden.
- De bewijsstukken dat [naam3] toezicht heeft gehouden op de werkzaamheden.
- Het overzicht, of indien er geen overzicht is de eventuele losse bescheiden, en de bewijsstukken van de kosten (architect, vergunning, verbouwing etc).
- Welke werkzaamheden heeft mevrouw [belanghebbende] in het kader van de projectontwikkeling met betrekking tot de ontwikkeling van 14 appartementen in het pand aan de [adres] te [woonplaats] verricht? In dat kader verzoek k u mij in ieder geval de agenda(’s) van uw cliënte over het jaar 2013 en 2014 toe te sturen.
- Alle facturen die [naam3] in het kader van de bovengenoemde werkzaamheden aan uw cliënte heeft verzonden.
- Alle betalingsbewijzen waaruit blijkt dat uw cliënte [naam3] voor de bovengenoemde werkzaamheden heeft betaald.
- Alle overige facturen en betalingsbewijzen inzake de verrichte werkzaamheden aan het pand aan de [adres] te [woonplaats] .
- Alle bouwtekeningen en taxatierapporten van voornoemd pand, zowel de oude als de nieuwe situatie.
- De huurovereenkomsten.
- De Woz beschikkingen over 2013 en 2014.
Nu u niet of niet volledig op ons verzoek hebt gereageerd, ontvangt u hierbij deze informatiebeschikking. De informatiebeschikking is gebaseerd op artikel 52a van de Algemene wet rijksbelastingen.”
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is primair of de Inspecteur de tweede informatiebeschikking mocht nemen en subsidiair of de Inspecteur bij zijn verzoek om informatie is gebleven binnen de reikwijdte van zijn bevoegdheid op grond van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de tweede informatiebeschikking.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vragen bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.