Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:3604, 21/00127 en 21/00128
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-05-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:3604, 21/00127 en 21/00128
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 mei 2022
- Datum publicatie
- 13 mei 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:3604
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2020:4484, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/00127 en 21/00128
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Exploitatie klussenbedrijf. Winst uit onderneming of Resultaat uit overige werkzaamheden?
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers 21/00127 en 21/00128
uitspraakdatum: 03 mei 2022
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 16 december 2020, nummers LEE 19/1285 en 19/1286, ECLI:NL:RBNNE:2020:4484, in het geding tussen de Inspecteur en
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd van nihil. Tegelijk met de aanslag is bij beschikking het verzamelinkomen vastgesteld en is bij beschikking het verlies uit voorgaande jaren verrekend (hierna: verliesverrekeningsbeschikking).
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar het bezwaar tegen het verzamelinkomen gegrond verklaard, de beschikking verzamelinkomen verminderd en de verliesverrekeningsbeschikking gehandhaafd.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (ZVW) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar het bezwaar tegen de aanslag in de ZVW voor het jaar 2015 gegrond verklaard, de betreffende aanslag verminderd en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende is tegen de – onder 1.2 en 1.4 genoemde – uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de verliesverrekeningsbeschikking voor het jaar 2015 verminderd tot een bedrag van € 2.435, het verzamelinkomen over het jaar 2015 verminderd tot € 2.435, de aanslag in de ZVW voor het jaar 2015 verminderd tot een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 2.435 en de betreffende beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd. Tevens is de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden en veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende in beroep tot een bedrag van € 788.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft verweer gevoerd.
Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. I.N. van Hijum, als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [naam1] , alsmede mr. [naam2] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende had tot en met 2013 een onderneming met de naam ‘ [naam3] ’. In 2014 heeft belanghebbende een handel in tweedehands goederen geëxploiteerd. Deze activiteiten zijn op 30 juni 2014 beëindigd.
Vanaf maart 2015 heeft belanghebbende activiteiten verricht welke omschreven kunnen worden als het uitoefenen van een klussenbedrijf. Concreet gaat het om bouwwerkzaamheden die feitelijk worden verricht op een bouwplaats. Voor deze activiteiten heeft belanghebbende blijkens de door hem verstrekte overzichten in de periode 2015-2018 het volgende gefactureerd (in €):
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
|
[naam4] |
37.403,00 |
43.015,69 |
25.974,67 |
|
[naam5] |
3.532,50 |
|||
[naam6] |
32.340,00 |
144.865,00 |
||
[naam7] |
776,25 |
|||
Scholing |
4.550,00 |
|||
Kunst |
528,93 |
|||
Totaal |
37.403,00 |
46.548,19 |
59.090,92 |
149.943,90 |
Tot de stukken van het geding behoort ten aanzien van de werkzaamheden voor [naam6] een door belanghebbende en de opdrachtgever op 31 september 2017 getekende (model)overeenkomst voor aanneming van werk. Voor de activiteiten voor opdrachtgever [naam4] is geen schriftelijke overeenkomst van aanneming opgesteld.
Op 11 maart 2015 heeft belanghebbende bij de Inspecteur voor het jaar 2015 een Verklaring arbeidsrelatie (hierna: VAR) aangevraagd. Op dit aanvraagformulier zijn de vragen, voor zover hier van belang, als volgt ingevuld:
Uw VAR-werkzaamheden |
|
Hoeveel opdrachtgevers verwacht u te hebben voor de VAR-werkzaamheden in het jaar waarvoor u de verklaring aanvraagt? |
3 tot 7 opdrachtgevers |
Uw inkomsten |
|
Krijgt u uw inkomsten in het jaar waarvoor u de verklaring aanvraagt, voor meer dan 70% van 1 opdrachtgever? |
Nee |
Uw werkwijze |
|
Maakt u reclame voor de VAR-werkzaamheden? |
Ja |
Op 13 maart 2015 heeft de Inspecteur aan belanghebbende bij beschikking een VAR afgegeven. De voordelen uit de werkzaamheden van belanghebbende die aangeduid worden als het uitoefenen van een klussenbedrijf worden in de VAR voor de periode 1 maart 2015 tot en met 31 december 2015 aangemerkt als winst uit onderneming. In de verklaring (hierna: de VAR-wuo) is daarnaast onder meer het volgende vermeld:
“Wijziging omstandigheden
De verklaring is afgegeven op basis van de feiten en omstandigheden die u in het aanvraagformulier heeft vermeld. Wijzigingen in deze feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot een andere verklaring moet u schriftelijk melden aan de Belastingdienst.”
De – onder 2.5 genoemde – VAR-wuo is niet herzien of ingetrokken.
Belanghebbende heeft op 12 maart 2016 aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 gedaan. In zijn aangifte is onder meer € 23.331 opgenomen als winst uit onderneming, waar € 7.280 zelfstandigenaftrek en € 16.051 in aanmerking te nemen niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek uit vorige jaren op in mindering zijn gebracht, zodat een belastbare winst resteert van nihil. Het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning bedraagt aldus nihil.
Bij de vaststelling van de aanslagen in de IB/PVV en ZVW voor het jaar 2015 heeft de Inspecteur de door belanghebbende genoten opbrengst uit de werkzaamheden in het klussenbedrijf aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). Dit brengt mee dat de Inspecteur de (niet-gerealiseerde) zelfstandigenaftrek (uit voorgaande jaren) niet in aanmerking heeft genomen. Daarnaast heeft de Inspecteur een correctie aangebracht van € 5.439 wegens voorraadverschillen en van € 3.859 ter zake van bankkosten. Het belastbare inkomen uit werk en woning voor de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2015 is aldus vastgesteld op € 10.885 en het bijdrage-inkomen voor de aanslag in de ZVW voor het jaar 2015 op 32.629.
Bij uitspraken op bezwaar van 7 maart 2019 heeft de Inspecteur de bezwaren van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslagen verminderd naar respectievelijk een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.208 en een bijdrage-inkomen van € 31.952. Deze verminderingen houden verband met de correctie ter zake van de bankkosten.
Vanaf het belastingjaar 2017 merkt de Inspecteur belanghebbende voor de werkzaamheden in het klussenbedrijf aan als ondernemer in de zin van de Wet IB 2001.
3 Geschil
In geschil is of de voordelen die belanghebbende geniet bij het uitoefenen van zijn klussenbedrijf, eventueel met een beroep op de afgegeven VAR-wuo, zijn aan te merken als winst uit onderneming. De Inspecteur beantwoordt deze vraag ontkennend; volgens hem vormen de voordelen voor belanghebbende ROW. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend.
Belanghebbende heeft zijn incidenteel hoger beroep ter zitting ingetrokken.