Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5840, 21/00365 en 21/00366
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5840, 21/00365 en 21/00366
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 5 juli 2022
- Datum publicatie
- 15 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:5840
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2021:396, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/00365 en 21/00366
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Netto-verkoopopbrengst paard. ROW?
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers BK-ARN 21/00365 en 21/00366
uitspraakdatum: 5 juli 2022
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 5 februari 2021, zaaknummers LEE 19/3691 en 19/3692, in het geding tussen de Inspecteur en
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.124.784. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 77.750.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 tevens een navorderingsaanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd, waarbij het bijdrage-inkomen is vastgesteld op € 51.414. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 89.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hiervoor – onder 1.1 en 1.2 – bedoelde navorderingsaanslagen heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de bestreden navorderingsaanslagen en beschikkingen belastingrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de bestreden uitspraken op bezwaar vernietigd, de bestreden navorderingsaanslagen vernietigd, de bestreden beschikkingen belastingrente vernietigd, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2022 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. drs. J.R. Kiewiet, als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [naam1] (de echtgenote van belanghebbende), alsmede [naam2] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam3] . Ter zitting zijn – met toestemming van partijen – gezamenlijk en gelijktijdig de hoger beroepen met zaaknummers 21/00347 en 21/00348 van de Inspecteur in de zaken van [naam4] behandeld.
Partijen hebben voorafgaand aan de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en aan de wederpartij, welke pleitnota’s geacht worden ter zitting te zijn voorgelezen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende drijft sinds 1 januari 1993 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de handelsnamen [naam5] en [naam6] . Vanaf 1 januari 2013 wordt deze onderneming uitgeoefend in de vorm van een stille maatschap. De andere maat is [naam4] , dochter van belanghebbende (hierna: de dochter).
Belanghebbende en zijn echtgenote zijn beiden paardenliefhebbers. Belanghebbende heeft in het verleden als springruiter meegedaan aan concoursen. Belanghebbende heeft op enig moment voor de dochter twee pony’s gekocht, waarmee de dochter trainde bij een vereniging en meedeed aan wedstrijden en concoursen.
Belanghebbende heeft in 2007 voor zijn dochter een paard met de naam [het paard] (hierna: [het paard] ) gekocht voor een bedrag van € 12.500. De dochter was toen 17 jaar en stapte over van pony’s naar paarden. [het paard] werd als vierjarig zadelmak paard gekocht. De moeder van [het paard] heeft een bloedlijn in de dressuur en de vader van [het paard] heeft een bloedlijn met een mix van dressuur en springen.
De dochter wilde met [het paard] als springpaard gaan trainen en met hem aan wedstrijden en concoursen gaan deelnemen. De dochter trainde daarvoor één keer per week met [het paard] bij een vereniging. Vanaf 2012 werden [het paard] en de dochter door een professionele trainer getraind.
Na de aankoop van [het paard] heeft belanghebbende de twee pony’s verkocht. Belanghebbende handelde in de periode dat hij eigenaar was van [het paard] niet in paarden en/of pony’s. [het paard] werd niet tot het ondernemingsvermogen van de onderneming van belanghebbende gerekend.
De dochter is in 2009 in het tweede studiejaar gestopt met haar sportopleiding. Zij is vervolgens in augustus 2009 een eenmanszaak gestart onder de naam “ [naam7] ”. [naam7] houdt zich bezig met het berijden, stallen en trainen van paarden.
De dochter heeft voor [naam7] een aantal paardenboxen in de stalruimte van belanghebbende gehuurd. Belanghebbende betaalde het voer en andere kosten van paard [het paard] .
Belanghebbende betaalde geen vergoeding aan [naam7] voor het trainen en verzorgen van [het paard] . [naam7] heeft de kosten voor met [het paard] gereden concoursen doorbelast aan belanghebbende.
In 2011 heeft belanghebbende een bod van € 150.000 voor paard [het paard] ontvangen. Na die tijd hebben meerdere kopers met interesse voor [het paard] zich bij belanghebbende gemeld en zijn er in 2013 biedingen van € 450.000 en € 750.000 op [het paard] gedaan. Belanghebbende is niet op die biedingen ingegaan.
De dochter heeft in de periode 2008 – 2014 met [het paard] aan diverse springwedstrijden en concoursen meegedaan en daarbij regelmatig prijzen gewonnen. In de zomer van 2013 maakte de dochter met [het paard] haar internationale debuut tijdens de GP [naam8] , een driesterrenconcours in [land] . Ze werd daar vijfde. Hierna is zij met [het paard] door bondscoach [naam9] geselecteerd voor de landenwedstrijd in het Italiaanse [plaats1] .
[het paard] is in de zomer van 2014 geblesseerd geraakt. Na een rustperiode van enkele maanden is [het paard] volledig hersteld. Na het herstel werd door een tussenpersoon namens een Amerikaanse koper geïnformeerd of belanghebbende [het paard] wilde verkopen.
Belanghebbende heeft [het paard] in oktober 2014 verkocht aan een derde voor een bedrag van € 1.300.000.
Belanghebbende heeft op 28 oktober 2015 aangifte IB/PVV voor het jaar 2014 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.284.
De aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 is overeenkomstig de aangifte opgelegd. De aanslag ZVW voor het jaar 2014 is vastgesteld naar een bijdrage inkomen van € 39.284.
Bij belanghebbende heeft in 2017 een boekenonderzoek plaatsgevonden. Tijdens dit onderzoek is de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW voor de jaren 2014 en 2015, de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 en de aangiften loonbelasting over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 onderzocht. Met dagtekening 22 september 2017 is het conceptrapport, dat naar aanleiding van het onderzoek is opgesteld, naar belanghebbende verstuurd.
Het definitieve controlerapport is gedateerd op 10 juli 2018. Naar aanleiding van de uitkomsten van het boekenonderzoek zijn aan belanghebbende navorderingsaanslagen IB/PVV voor het jaar 2014 en ZVW voor het jaar 2014 opgelegd. Daarbij zijn in verband met de verkoop van een paard de volgende correcties aangebracht.
Bij aanslag IB/PVV 2014 vastgesteld inkomen uit werk en woning € 39.284
Bij: Bruto resultaat uit overige werkzaamheden € 1.300.000
Af: Kosten resultaat uit overige werkzaamheden € 214.500
Bij navorderingsaanslag IB/PVV 2014 vastgesteld inkomen uit werk en woning € 1.124.784
De navorderingsaanslag ZVW voor het jaar 2014 is berekend naar het maximum bijdrage-inkomen van € 51.414.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de netto-verkoopopbrengst van het paard [het paard] terecht is belast als resultaat uit overige werkzaamheden (hierna: row). Daarnaast is in geschil of het vertrouwensbeginsel aan navordering in de weg staat.
De Inspecteur beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Belanghebbende is de tegengestelde mening toegedaan en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.