Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-02-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:715, 21/00096 t/m 21/00104
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-02-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:715, 21/00096 t/m 21/00104
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 1 februari 2022
- Datum publicatie
- 11 februari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:715
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2020:6488, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:256
- Zaaknummer
- 21/00096 t/m 21/00104
Inhoudsindicatie
Informatiebeschikking. Informatieplicht. Administratieplicht. Kunnen opgevraagde e-mails van belang zijn voor de belastingheffing van belanghebbende?
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers 21/00096 t/m 21/00104
uitspraakdatum: 1 februari 2022
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 december 2020, nummers AWB 19/816 tot en met 19/820 en AWB 20/5316 tot en met 20/5319, ECLI:NL:RBGEL:2020:6488, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn informatiebeschikkingen als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) gegeven.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard en de informatiebeschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en belanghebbende een termijn van vier weken gegeven, gerekend vanaf de dag nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden, om de in de informatiebeschikkingen gevraagde informatie aan de Inspecteur te overleggen. De Inspecteur en de Staat zijn daarbij veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 2.000 respectievelijk € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn. Ten slotte heeft de Rechtbank gelast dat de Inspecteur en de Staat het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoeden (ieder de helft).
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2021. Bij deze zitting waren aanwezig: belanghebbende, vertegenwoordigd door haar gemachtigde A.W.E. van Harten en namens de Inspecteur, [naam1] RA ( [naam1] ), dr. [naam2] en mr. [naam3] . Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft het Hof beslist het onderzoek ter zitting te schorsen en een nieuwe zitting te plannen teneinde belanghebbende in de gelegenheid te stellen [de getuige] ( [de getuige] ) als getuige te horen. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan partijen is verzonden.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op de zitting van 12 november 2021. Bij deze zitting waren aanwezig: belanghebbende, vertegenwoordigd door haar gemachtigde A.W.E. van Harten en namens de Inspecteur, [naam1] , dr. [naam2] , mr. [naam3] en mr. [naam4] . Tijdens de zitting is [de getuige] gehoord als getuige. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
De Inspecteur heeft op verzoek van belanghebbende na afloop van de zitting nader benoemde stukken toegestuurd. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Naar aanleiding van die reactie heeft de Inspecteur nog gereageerd. Partijen hebben vervolgens ermee ingestemd dat het Hof zonder nadere zitting uitspraak doet.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is op 3 januari 2007 opgericht en houdt zich bezig met het drijven van een belastingadvies- en administratiekantoor gericht op het midden- en kleinbedrijf. Enig aandeelhouder van belanghebbende is [naam5] B.V. (Beheer BV). Directeur/enig aandeelhouder van Beheer BV is de gemachtigde.
In 2007 heeft belanghebbende, dan wel haar gemachtigde, de volgende domeinnamen geregistreerd: [naam9] .com, [naam9] .nl en [naam10] .nl.
Op 16 augustus 2012 is [naam6] N.V. ( [naam6] ) opgericht. [naam6] is gevestigd te Curaçao en Beheer BV houdt sinds de oprichting 50% van de aandelen in [naam6] .
Bij brief van 25 november 2013 heeft de Inspecteur aangekondigd dat hij een boekenonderzoek zal instellen bij belanghebbende om de aanvaardbaarheid van aangiften vennootschapsbelasting (Vpb) en omzetbelasting (OB) over jaren 2009 tot en met 2012 te beoordelen. In de brief staat (onder meer):
‘Bij het onderzoek kan ook informatie worden verzameld in het kader van belastingheffing bij derden.’
Het boekenonderzoek vloeit voort uit het project Trust Company Service Providers (hierna: TCSP) en is uitgevoerd volgens de instructies en aanwijzingen van het controleprogramma TCSP. Het onderzoek is uitgevoerd door [de getuige] , tijdens het boekenonderzoek werkzaam bij de Belastingdienst/Kantoor Utrecht, en [naam1] , werkzaam bij de eenheid Grote Ondernemingen van de Belastingdienst te Eindhoven en tevens lid van de Coördinatiegroep Constructiebestrijding.
Op 25 maart 2014 heeft de Inspecteur een e-mailbericht gestuurd aan belanghebbende met de gespreksonderwerpen voor de geplande bespreking op 26 maart 2014. Als gespreksonderwerpen worden onder meer genoemd de automatiseringsomgeving in het algemeen en in het bijzonder het e-mailbeleid.
De geplande bespreking is verzet en heeft op 2 april 2014 plaatsgevonden. Bij deze bespreking waren aanwezig: namens belanghebbende gemachtigde en [naam7] en namens de Inspecteur [naam8] (EDP-er), [de getuige] en [naam1] . Tijdens het gesprek is de vraag naar inzage in gebruikte digitale bestanden en het e-mailverkeer besproken. De gemachtigde heeft aangegeven dat naar zijn mening de vraag inzake het e-mailverkeer niet ten behoeve van de belastingheffing van zijn vennootschappen en/of van hem privé is gesteld. Belanghebbende heeft daarom geen inzage verleend in de digitale bestanden en het e-mailverkeer. Zij heeft ook geen inzage verleend in de gevraagde boomstructuur van de opgeslagen bestanden.
In zijn brief van 16 mei 2014 heeft de Inspecteur nader gemotiveerd waarom hij inzage verlangt in de digitale bestanden en het e-mailverkeer. In de brief staat onder meer:
“De Belastingdienst heeft zowel de digitale bestanden als de bestanden met het emailverkeer nodig voor het onderzoek naar de volledigheid van opbrengstverantwoording, wat deel uitmaakt van de werkzaamheden van zowel het onderzoek voor de vennootschapsbelasting als voor de omzetbelasting. Voor het onderzoek naar de volledigheid van de opbrengstverantwoording wordt aansluiting gezocht met de financiële administratie, maar ook met andere informatiebronnen, zoals in dit geval de digitale bestanden als de bestanden met het e-mailverkeer. Overigens zijn deze bestanden ook van belang voor het onderzoek naar de juistheid van de kosten en in vooraftrek gebrachte omzetbelasting.”
Belanghebbende heeft na het tweede gesprek e-mailbestanden en de urenverantwoording 2012 verstrekt aan de Inspecteur. Van twee e-mailmappen, de map ‘Curaçao’ en de map ‘Archief [naam6] ’ heeft belanghebbende niet de volledige inhoud van de e-mails verstrekt. Van e-mails in de map ‘Curaçao’ zijn de namen van de afzenders niet verstrekt. Van de e-mails in de map ‘Archief [naam6] ’ zijn alleen de gegevens uit de header/kop, te weten afzender (van), Ontvanger (aan), onderwerp en ontvangstdatum, verstrekt, waarbij voor een deel daarvan de namen van de afzenders niet zijn verstrekt.
Bij brief van 22 juni 2015 heeft de Inspecteur nogmaals verzocht de e-mails uit de mappen ‘Curaçao’ en ‘Archief [naam6] ’ (hierna: de gevraagde e-mails) te verstrekken. Daarbij heeft de Inspecteur tevens aangegeven dat er een aanzienlijk verschil bestaat tussen de gewerkte uren op basis van de verzamelloonstaat over het jaar 2012 en de uren op basis van de urenverantwoording. Op basis van de verstrekte gegevens komt de Inspecteur uit op 1.175 vastgelegde uren, terwijl op basis van de verzamelloonstaat 3.868 uren zijn verloond. De Inspecteur heeft belanghebbende verzocht dit verschil te verklaren.
Bij brief van 29 september 2015 heeft belanghebbende een beroep gedaan op een informeel verschoningsrecht en uitgelegd waarom zij niet zal overgaan tot het verstrekken van de gevraagde e-mails. Daarbij heeft zij tevens uiteengezet waarom een vergelijking tussen de urenverantwoording en de verzamelloonstaat niet mogelijk is.
Op 9 oktober 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de gemachtigde en de Inspecteur over de wijze waarop de urenadministratie wordt bijgehouden. De gemachtigde heeft daarbij een toelichting gegeven op de verschillen tussen de urenadministratie en de financiële administratie.
Bij brief van 15 oktober 2015 heeft de Inspecteur belanghebbende geïnformeerd dat de vragen over de urenverantwoording voldoende zijn beantwoord. Verder heeft de Inspecteur nogmaals verzocht de gevraagde e-mails te verstrekken. In de brief staat onder meer:
“Wij constateren dat thans steeds vaker in boekenonderzoeken het gehele zakelijke mailverkeer wordt opgevraagd en dat daarvoor art. 52 en art. 47 AWR een afdoende wettelijke basis bieden. Ook naar de toekomst toe zal dit gezien de toenemende digitalisatie van bedrijfsprocessen meer en meer het geval zijn. In het onderhavige geval is een deel van de aard van de werkzaamheden van [belanghebbende] (het geven van fiscale adviezen) een complicerende factor. Wij hebben m.n. in dit kader een tweetal toezeggingen gedaan ten einde het wantrouwen bij [belanghebbende] weg te nemen. Deze toezeggingen staan nog steeds overeind en behelsen:
-
de toezegging dat [belanghebbende] zelf mails met fiscale adviezen mag scheiden van overige e-mails, een controle op deze scheiding zal door een RA van de Belastingdienst én door een door [belanghebbende] (indien gewenst) aan te wijzen RA geschieden, de inhoud van mails met fiscale adviezen zal niet gebruikt worden voor de belastingheffing van derden en
-
privé-mails zullen slechts marginaal bekeken worden. Bij deze laatste toezegging is relevant dat [de gemachtigde] zelf verantwoordelijk is voor een scheiding tussen privé- en zakelijke mails en dat nu hij dat heeft nagelaten een marginale toetsing van die mails onvermijdelijk is. Tegenover deze toenadering van de inspecteur staat een [belanghebbende] die categorisch weigert -op welke wijze dan ook- mee te werken aan een inzage van het e-mailverkeer.
Indien u alsnog weigert op basis van het bovenstaande:
om inzage te verlenen;
om de gevraagde informatie te verstrekken en;
de benodigde medewerking te verlenen met inbegrip van het verschaffen; van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie,
dan voldoet u niet aan de verplichtingen van artikel 47 AWR jo 52 AWR. Op grond van artikel 52a AWR kan er dan een informatiebeschikking worden afgegeven.”
Op 14 januari 2016 heeft nogmaals een gesprek plaatsgevonden tussen partijen. Zij blijven van mening verschillen over de verstrekking van de gevraagde e-mails.
Bij brief van 4 juli 2016 heeft de Inspecteur belanghebbende voor de laatste maal in de gelegenheid gesteld om – binnen twee weken na dagtekening van die brief – te voldoen aan het verzoek tot inzage in en volledige weergave van het e-mailverkeer in de digitale e-mailmappen ‘Curaçao’ en ‘Archief [naam6] ’.
Met dagtekening 28 september 2016 heeft de Inspecteur informatiebeschikkingen Vpb en OB voor de jaren 2009 tot en met 2012 afgegeven aan belanghebbende.
Belanghebbende heeft op 10 november 2016 bezwaar gemaakt tegen de onder 2.16 genoemde informatiebeschikkingen.
Bij brief van 16 januari 2018 heeft de Inspecteur vragen gesteld aan belanghebbende met betrekking tot de aangifte Vpb 2014. De Inspecteur heeft daarbij onder meer verzocht om de gevraagde e-mails.
Onder aanvoering van dezelfde argumenten als met betrekking tot de eerdere verzoeken om informatie heeft belanghebbende geweigerd de gevraagde e-mails te verstrekken.
Met dagtekening 26 april 2018 heeft de Inspecteur een informatiebeschikking Vpb 2014 aan belanghebbende gegeven.
Belanghebbende heeft met dagtekening 5 juni 2018 bezwaar gemaakt tegen de onder 2.20 genoemde informatiebeschikking.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren tegen de informatiebeschikkingen afgewezen.
De Rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende tegen de informatiebeschikkingen ongegrond verklaard.
3 Geschil
In geschil is of de Inspecteur terecht de informatiebeschikkingen aan belanghebbende heeft afgegeven ter verkrijging van inzage in en volledige weergave van de gevraagde e-mails. Verder is in geschil of belanghebbende een vergoeding wegens immateriële schade toekomt.