Home

Hoge Raad, 16-02-2024, ECLI:NL:HR:2024:256, 22/00905

Hoge Raad, 16-02-2024, ECLI:NL:HR:2024:256, 22/00905

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
16 februari 2024
Datum publicatie
16 februari 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:256
Formele relaties
Zaaknummer
22/00905

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/00905

Datum 16 februari 2024

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 februari 2022, nrs. 21/00096 tot en met 21/001041, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 19/816 tot en met AWB 19/820 en AWB 20/5316 tot en met AWB 20/5319) betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven informatiebeschikkingen.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door M. van Leeuwen, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing