Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-08-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7506, 21/00133
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-08-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7506, 21/00133
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 30 augustus 2022
- Datum publicatie
- 9 september 2022
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2021:58, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/00133
- Relevante informatie
- Art. 3 lid 1 onderdeel c Wet OB, Art. 9 lid 2 onderdeel a Wet OB, Tabel I post b-21 Wet OB
Inhoudsindicatie
OB. Verbouwing van twee schuren tot 25 zelfstandige wooneenheden. Verlaagde tarief van toepassing?
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer BK-ARN 21/00133
uitspraakdatum: 30 augustus 2022
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] v.o.f. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 11 januari 2021, nummer LEE 18/1343, in het geding tussen belanghebbende en
de Inspecteur van de Belastingdienst/ kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft met dagtekening 30 juni 2017 over het jaar 2014 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 138.343. Tevens heeft de Inspecteur bij beschikking een bedrag van € 14.049 aan belastingrente in rekening gebracht en een verzuimboete opgelegd van € 4.920.
De Inspecteur heeft het bezwaar gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 130.079 en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd tot € 13.210. De opgelegde verzuimboete heeft de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de over het jaar 2014 verschuldigde omzetbelasting verminderd tot € 124.168, de belastingrente dienovereenkomstig verminderd en de boetebeschikking vernietigd. De Rechtbank heeft tevens beslissingen genomen omtrent het griffierecht en de proceskostenvergoeding.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord drs. A.M. Tóth als gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam2] , [naam3] en [naam4] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende, een vennootschap onder firma, is opgericht op 1 januari 2009 en heeft twee vennoten: [belanghebbende] B.V. en [naam5] B.V. De aandelen in [belanghebbende] B.V. worden gehouden door [belanghebbende] Beheer B.V., een vennootschap waarvan [naam6] directeur en aandeelhouder is.
[naam6] heeft in 2010 privé een onroerende zaak gekocht aan de [adres] te [plaats] (hierna: de onroerende zaak). In de leveringsakte van 23 december 2010 is de onroerende zaak omschreven als een registergoed, bestaande uit een woonboerderij met aangebouwde schuur, nabijgelegen vrijstaande schuur en onder- en bijgelegen grond.
Ten tijde van de aankoop bestond de onroerende zaak uit een gebouw met een woonhuis (het voorhuis) met daaraan verbonden aan de achterzijde een voormalige koeienstal (hierna: schuur 1). Het voorhuis beslaat ongeveer 20 à 30% van dit gebouw. Daarnaast was er een voormalige, losstaande, varkensstal (hierna: schuur 2) en was er een aantal losse boxen.
Verkopers van de onroerende zaak waren de agrarische ondernemers [naam7] en [naam8] . Deze ondernemers hadden in 2005 de onderneming gestaakt. Na staking gebruikten zij de schuren en de boxen als opslagplaats voor privébezittingen. Zij bleven – ook na verkoop aan [naam6] - in het voorhuis wonen. Vanaf 1 juli 2011 huurden de voormalig verkopers alleen nog het voorhuis. De bouwkundige constructie en de inrichting van de schuren zijn niet gewijzigd in de periode tussen het gebruik binnen de agrarische onderneming en de start van de (hierna beschreven) verbouwing.
Aan [naam6] is op 14 maart 2012 een omgevingsvergunning verleend waarin is vergund de onroerende zaak te verbouwen tot 25 zelfstandige wooneenheden, een dagbestedingsruimte en garageboxen.
In de periode 2013 en 2014 heeft belanghebbende de volgende werkzaamheden uitgevoerd aan schuur 1:
- -
-
brandwerende afscheiding aangebracht tussen woonhuis en schuur;
- -
-
dakplaten verwijderd en een nieuw geïsoleerd dak met pannen aangebracht;
- -
-
vloeren voorzien van vloerisolatie en verwarming;
- -
-
kamers gerealiseerd op de begane grond, voorzien van kozijnen met terrasdeur en buitenraam;
- -
-
kamers gerealiseerd op de verdieping, deels voorzien van een loggia.
In de periode 2013 en 2014 heeft belanghebbende de volgende werkzaamheden uitgevoerd aan schuur 2:
- -
-
aanpassingen aan dak;
- -
-
binnenmuren verwijderd;
- -
-
vloeren en mestkelder aangepast;
- -
-
twee wooneenheden gerealiseerd;
- -
-
een dagbestedingsruimte gerealiseerd.
Aan belanghebbende is in mei 2014 een factuur uitgereikt waarop het volgende is vermeld:
“Omschrijving |
Euro |
betreft: Verbouw pand [adres] [plaats] |
|
Slopen binnenmuren, betonvloeren beneden en vloeren verdieping, kelderjongvee bijgebouw, buiten erfverharding vaste mestplaten en mestkelder + afvoeren sloopmateriaal |
42.000,00 |
Slopen dak golfplaten en riet boerderij en dak bijgebouw |
22.850,00 |
Riolering binnen en riolering buiten |
24.550,00 |
Stukadoor binnenwerk |
42.500,00 |
Stukadoor buitengevels bijgebouw |
15.500,00 |
Bestrating en tuinaanleg |
39.500,00 |
Grondverf en afschilderwerk binnenin de gebouwen |
38.500,00 |
Buitenschilderwerk gebouwen |
18.750,00 |
Loonkosten verbouw |
438.350,00 |
Loonkosten onderaannemers en montage Cliniarad (speciaal klimaatsysteem) |
158.000,00 |
Totaal materiaalkosten |
397.500,00 |
Totaal (excl. btw) |
€ 1.238.000,00 |
6% b.t.w. over 840.500,00 |
- 50.430,00 |
21% b.t.w. over 397.500,00 |
- 83.475,00 |
€ 1.371.905,00” |
Na de oplevering zijn de voormalige schuren en boxen door [naam6] verhuurd aan Stichting [naam9] (hierna: [naam9] ), een stichting die ondersteuning, dagbesteding, begeleiding en huisvesting biedt aan kinderen en jongeren met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking. In de huurovereenkomst van 9 april 2013 is het gehuurde als volgt omschreven:
“Verhuurder verhuurt aan Huurder en Huurder huurt van Verhuurder de bedrijfsruimten bestaande uit de Dagruimte en de Woonunits en de daarbij behorende (fietsen)berging en buitenruimte plaatselijk bekend [adres] te [plaats] (…)”
Op 26 september 2016 heeft de Inspecteur van belanghebbende een suppletie omzetbelasting over het jaar 2014 ontvangen, resulterend in een te betalen bedrag van € 144.259. De Inspecteur heeft naar aanleiding van deze suppletie vragen gesteld.
Met dagtekening 30 juni 2017 heeft de Inspecteur twee naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd over 2014. De naheffingsaanslag eindigend op nummer F.01.4501 bedraagt € 144.259 (conform de suppletie). Tevens zijn bij beschikking een verzuimboete (inmiddels vernietigd) en een belastingrentebeschikking ten bedrage van € 14.650 opgelegd. De in geschil zijnde naheffingsaanslag eindigend op nummer F.01.4502 bedraagt € 138.343. Tevens zijn een verzuimboete (inmiddels vernietigd) en een belastingrentebeschikking ten bedrage van € 14.049 opgelegd.
De naheffingsaanslag eindigend op F.01.4502 behelst het verschil tussen de toepassing van het normale tarief (21%) en het verlaagde tarief (6%) terzake van de arbeidscomponent (€ 922.289) in de werkzaamheden aan de onroerende zaak. De correctie bedraagt derhalve 15% over € 922.289, zijnde € 138.343. Belanghebbende heeft tegen deze naheffingsaanslag bezwaar gemaakt, waarna de naheffingsaanslag bij uitspraak op bezwaar is verminderd tot een bedrag van € 130.079. De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag verder verminderd tot € 124.168.
3 Geschil
In hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag eindigend op F.01.4502 en de daarbij behorende belastingrentebeschikking terecht en tot de juiste hoogte zijn opgelegd. Hierbij is enkel nog in geschil of het verlaagde tarief van toepassing is. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of schuur 1 en schuur 2 dienen te worden aangemerkt als woning(en) in de zin van post 21 van onderdeel b van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (tekst 2014) behorende tabel I (hierna: Tabelpost b-21).