Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-09-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8234, 21/00893 t/m 21/00896
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-09-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8234, 21/00893 t/m 21/00896
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 september 2022
- Datum publicatie
- 7 oktober 2022
- Zaaknummer
- 21/00893 t/m 21/00896
- Relevante informatie
- Art. 3.90 Wet IB 2001, Art. 3.94 Wet IB 2001, Art. 3.95 Wet IB 2001, Art. 43 Zvw, Art. 8:75 Awb
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Resultaat uit overige werkzaamheden. Kostenaftrek.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers BK-ARN 21/00893, 21/00894, 21/00895 en 21/00896
uitspraakdatum: 27 september 2022
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 22 juni 2021, zaaknummers LEE 20/1541 tot en met 20/1544, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.679. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 854.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd naar een bijdrage-inkomen uit werk en woning van € 29.104. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 162.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.147. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 722.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW opgelegd naar een bijdrage-inkomen uit werk en woning van € 37.409. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 81.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de bestreden aanslagen IB/PVV voor de jaren 2015 en 2016 verminderd tot aanslagen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.679 respectievelijk € 48.647 en de aanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW voor de jaren 2015 en 2016 verminderd tot aanslagen berekend naar een bijdrage-inkomen van € 28.104 respectievelijk € 35.909.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 22 juni 2021 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2022 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en A.P.J. Visser als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede namens de Inspecteur [naam1] , bijgestaan door [naam2] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 als resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven:
Bruto resultaat uit werkzaamheden € 29.104
Totaal kosten bij resultaat uit werkzaamheden € 27.066
Netto resultaat uit werkzaamheden € 2.038
Belanghebbende heeft zijn werkzaamheden in de aangifte omschreven als “Huismeesterservice”. Ter zitting van de Rechtbank heeft belanghebbende verklaard dat hij huismeester is bij een groot kantoorgebouw, waar onder andere vergaderingen en cursussen worden gehouden. Belanghebbende draagt in die hoedanigheid zorg voor het gebouw en zorgt daarnaast, zo nodig, voor eten en drinken tijdens de daarin gehouden bijeenkomsten. Belanghebbende heeft in zijn aangifte de opgegeven kosten omschreven als “inkoop/fiscale/exploitatie kosten”.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2016 als resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven:
Bruto resultaat uit werkzaamheden € 37.409
Totaal kosten bij resultaat uit werkzaamheden € 17.107
Netto resultaat uit werkzaamheden € 20.302
Belanghebbende heeft daarbij dezelfde omschrijving van zijn werkzaamheden en de opgegeven kosten gegeven als in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2015.
Bij brief van 6 december 2016 heeft de Inspecteur bij belanghebbende informatie opgevraagd over zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2015. Hierbij heeft de Inspecteur belanghebbende met betrekking tot het door hem aangegeven resultaat uit overige werkzaamheden gevraagd om het volgende aan hem op te sturen:
- een omschrijving van de werkzaamheden;
- een specificatie van de opbrengsten;
- een specificatie van de kosten;
- de rekeningen en betalingsbewijzen van de kosten.
Ten aanzien van de aangifte IB/PVV voor het jaar 2016 heeft de Inspecteur bij brief van 5 april 2018 dezelfde informatie als bedoeld in de hiervoor - onder 2.3 - bedoelde brief bij belanghebbende opgevraagd.
Belanghebbendes gemachtigde heeft in reactie op de gevraagde informatie aan de Inspecteur, handgeschreven op het antwoordformulier, te kennen gegeven dat de boeken en bescheiden zijn in te zien op zijn kantoor.
De Inspecteur heeft bij brief van 3 april 2019 belanghebbendes gemachtigde nogmaals verzocht om aan zijn verzoek mee te werken. Hierbij heeft de Inspecteur gewezen op de wettelijke verplichtingen om de gegevens al dan niet schriftelijk te verstrekken op verzoek van de inspecteur.
Belanghebbende heeft bij brief van 8 april 2019 aan de Inspecteur meegedeeld:
“U verwacht toch zeker niet van mij dat ik u serieus neem. Reden: ik wacht nog steeds op antwoord op mijn brieven van 9 april 2018. Zodra ik van u een schriftelijk adequaat antwoord heb ontvangen, ga ik aan de slag. Niet eerder.”
De Inspecteur vermoedt dat belanghebbende met de brief van 9 april 2018 doelt op de – onder 2.5 genoemde – ongedateerde reactie, waarin belanghebbendes gemachtigde aangeeft dat de Inspecteur de stukken op zijn kantooradres kan inzien.
Bij brief van 16 april 2019 heeft de Inspecteur aan belanghebbendes gemachtigde meegedeeld dat hij geen bezoek zal brengen aan het kantoor van de gemachtigde, maar dat hij nog eenmaal verzoekt om de gevraagde informatie te verstrekken. In reactie hierop heeft belanghebbendes gemachtigde per e-mailbericht van 18 april 2019 meegedeeld dat de Inspecteur de boeken en bescheiden kan inzien op zijn kantoor.
Op 24 april 2019 heeft belanghebbendes gemachtigde een uittreksel van de Kamer van Koophandel inzake “ [naam3] ” aan de Inspecteur gestuurd.
De Inspecteur heeft bij brieven van 30 april 2019 aan belanghebbendes gemachtigde meegedeeld dat hij niet kan beoordelen of belanghebbende daadwerkelijk kosten heeft gemaakt. Hierbij heeft de Inspecteur aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat hij voornemens is om bij het bepalen van het resultaat uit overige werkzaamheden de door belanghebbende opgegeven kosten niet in aftrek toe te staan.
De Inspecteur heeft overeenkomstig zijn voornemen de aanslagen IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW voor de jaren 2015 en 2016 opgelegd.
Op de bezwaren van belanghebbende heeft de Inspecteur aan belanghebbende meegedeeld dat hij voornemens is om de bezwaren af te wijzen. Daarbij heeft hij opgemerkt dat hij het aannemelijk acht dat belanghebbende kosten heeft gemaakt bij het uitvoeren van zijn activiteiten en dat hij daarom voornemens is om zonder aanvullende informatie voor de jaren 2015 en 2016 een bedrag van € 1.000 respectievelijk € 1.500 toe te staan als kosten voor vervoer en klein materieel.
In reactie op het voornemen van de Inspecteur om de bezwaren af te wijzen, heeft belanghebbendes gemachtigde bij e-mailbericht van 23 maart 2020 een “fiscaal rapport 2017” en de “jaarcijfers 2018” overgelegd. Belanghebbendes gemachtigde heeft hierbij meegedeeld dat hij niet meer gegevens kan verstrekken.
In hoger beroep heeft belanghebbende de boekingsstukken van de jaren 2015 en 2016 (kolommenbalans en grootboekkaarten) overgelegd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de Inspecteur bij het bepalen van het resultaat uit overige werkzaamheden de door belanghebbende opgevoerde kosten in aftrek dient toe te laten.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de bestreden aanslagen en dienovereenkomstige vermindering van de bestreden beschikkingen belastingrente.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag ontkennend en concludeert voor het jaar 2015 tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en voor het jaar 2016 tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vermindering van de bestreden aanslagen IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW voor dat jaar naar een aanslag IB/PVV berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.469 en naar een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage ZVW berekend naar een bijdrage-inkomen van € 33.731.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.