Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-12-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:10383, 22/1741

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-12-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:10383, 22/1741

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 december 2023
Datum publicatie
15 december 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:10383
Zaaknummer
22/1741
Relevante informatie
Art. 22 Wet WOZ, Art. 30 Wet WOZ, Art. 6:11 Awb

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Ontvankelijkheid bezwaar.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 22/1741

uitspraakdatum: 5 december 2023

Uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 28 juni 2022, nummer LEE 21/1558, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente De Fryske Marren (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] te [woonplaats] , per waardepeildatum 1 januari 2020 en naar de toestand op die datum, voor het kalenderjaar 2021 vastgesteld op € 358.000 (hierna: de beschikking). Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2021 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 910 (hierna: de aanslag).

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard en na ambtshalve toetsing de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 1 november 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. D.A.N. Bartels MRE, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar.

2 Vaststaande feiten

2.1.

De onroerende zaak betreft een in 1970 gebouwd hotel/motel met een café/bar, een restaurant, een sanitaire ruimte, een dagkeuken/pantry, een opslag/magazijn en meerdere hotelkamers. In 2018 is een luifel tegen het hotel/motel gebouwd. Het object heeft een oppervlakte van 568 m2.

2.2.

De aanslag is gedagtekend 31 januari 2021. Op het aanslagbiljet staat het aanslagnummer [nummer1] en als adres is vermeld: ‘ [adres2] [plaats1] ’.

2.3.

De heffingsambtenaar heeft op 26 maart 2021 het bezwaar tegen de beschikking en de aanslag ontvangen. Het bezwaarschrift is gedagtekend 24 maart 2021. Als bijlage bij het bezwaarschrift is een kopie van de beschikking en de aanslag meegestuurd.

2.4.

De heffingsambtenaar heeft op 8 april 2021 uitspraken op bezwaar gedaan. In die uitspraken heeft de heffingsambtenaar geschreven:

‘‘U heeft, namens [belanghebbende] , op 24 maart 2021 bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde voor het pand [adres1] te [woonplaats] . U ontvangt hierbij een beslissing op uw bezwaarschrift.

Beslissing op uw bezwaarschrift

U bent niet-ontvankelijk in uw bezwaar omdat u niet binnen 6 weken na dagtekening 31 januari 2021 van het aanslagbiljet bezwaar hebt gemaakt. Deze termijn is in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (AWB) vastgelegd. Ik mag niet van deze termijn afwijken. Wel toets ik of de aanslag terecht is opgelegd. Daarvoor verwijs ik u naar de ambtshalve toetsing van de aanslag.

Niet eens met de beslissing

U kunt tegen deze beslissing beroep instellen bij de Rechtbank Noord-Nederland, afdeling bestuursrecht, Postbus 150, 9700 AD Groningen. Omdat u bij het indienen van uw bezwaarschrift de daarvoor gestelde termijn heeft overschreden, kunt u alleen beroep instellen tegen mijn beslissing van het niet-ontvankelijk verklaren. Voor informatie over het instellen van beroep verwijs ik u naar de internetpagina www.rechtspraak.nl.’’

2.5.

De heffingsambtenaar heeft belanghebbende – vóór het doen van de uitspraken op bezwaar – niet gevraagd naar de reden van de overschrijding van de bezwaartermijn.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Rechtbank de goede procesorde heeft geschonden en of het bezwaar van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard omdat de bezwaartermijn is overschreden. Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend. De heffingsambtenaar beantwoordt de vragen in tegengestelde zin.

3.2.

Indien het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk zou zijn verklaard, hebben partijen ter zitting van het Hof verklaard dat de zaak niet hoeft te worden teruggewezen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing