Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-03-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:2613, 21/00856 en 21/00857
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-03-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:2613, 21/00856 en 21/00857
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 28 maart 2023
- Datum publicatie
- 7 april 2023
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1230
- Zaaknummer
- 21/00856 en 21/00857
- Relevante informatie
- Art. 3.147 Wet IB 2001, Art. 6.2a Wet IB 2001, Art. 6.31 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Uitgaven voor monumentenpanden. Drukkende onderhoudskosten. Ontvangen subsidies verminderen de aftrek.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers BK-ARN 21/00856 en 21/00857
uitspraakdatum: 28 maart 2023
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 juli 2021, nummer LEE 20/2525 en LEE 20/3176 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is een bedrag van € 27.074 nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek in volgende jaren vastgesteld.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag IB/PVV opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is het bedrag nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek in volgende jaren vastgesteld op nihil.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2016
gegrond verklaard en de beschikking nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek in volgende jaren vastgesteld op € 70.020.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2017 gegrond verklaard, de aanslag verminderd, de belastingrente dienovereenkomstig verminderd en de beschikking nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de aanslag IB/PVV 2016 gehandhaafd, de beschikking nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek in volgende jaren voor 2016 vastgesteld op € 75.882, de aanslag IB/PVV 2017 verminderd tot een aanslag berekenend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil, de beschikking nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek in volgende jaren voor 2017 vastgesteld op € 53.449, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht ( 2 x € 48) te vergoeden en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende alsmede [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is sinds 2004 eigenaar van een rijksmonumentenpand gelegen aan de [adres] in [woonplaats] . Het betreft de eigen woning van belanghebbende en zijn echtgenote.
Het pand is een Oldambtster boerderij met twee aangebouwde dwarsschuren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn uitspraak van 3 april 2013 beslist dat het gehele pand (boerderij én beide schuren) een rijksmonument is (hierna: het monumentenpand).
Belanghebbende is na de aankoop begonnen met de renovatie van het monumentenpand. De renovatie is in 2016 en 2017 nog niet afgerond.
In 2015 heeft Belastingdienst Bureau monumentenpanden vastgesteld dat 80% van de kosten van de renovatie van het monumentenpand in de periode 2005 tot en met 2011 als onderhoudskosten aangemerkt kunnen worden. In de brief van Bureau monumentenpanden van 26 februari 2015 is verder nog het volgende opgemerkt:
“De onderhoudskosten zijn, na aftrek van ontvangen of toegezegde subsidies die verband houden met deze onderhoudskosten, voor 80% aftrekbaar. Voor het moment van aftrek van onderhoudskosten verwijs ik u naar artikel 3.147 Wet Inkomstenbelasting 2001 (jaar waarin zij betaald of verrekend zijn, door u ter beschikking zijn gesteld of rentedragend zijn geworden). De inspecteur van de Belastingdienst die uw aangifte inkomstenbelasting behandelt zal het voorgaande honoreren, tenzij hij constateert dat bij de uitvoering van de werkzaamheden is afgeweken van het door mij beoordeelde restauratieplan of als blijkt dat de door u aangevoerde feiten en omstandigheden onjuist zijn. De vaststelling van het bedrag aan onderhoudskosten geldt onder het voorbehoud van wijziging van wet- en regelgeving, alsmede jurisprudentie.”
Met dagtekening 18 oktober 2019 en 7 juli 2020 heeft de Inspecteur de aanslagen IB/PVV 2016 respectievelijk IB/PVV 2017 opgelegd. Tegen deze aanslagen is door belanghebbende op 9 januari 2020 respectievelijk 2 juli 2020 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 29 januari 2019 heeft belanghebbende de bezwaarschriften tegen de aanslagen IB/PVV 2013 en 2014 gemotiveerd. Deze motivering bevat onder andere de volgende twee passages:
“Echter de door de BD gehanteerde rekenmethode stelt dat de ontvangen subsidie van de onderhoudskosten afgetrokken dient te worden om vervolgens een drempel van 20% toe te passen.
(…)
M.i. dient voor een juiste berekening conform de BRIM 100% van de aftrekbare onderhoudskosten te worden opgevoerd. Ik betwist dan ook de drempel van 20% en het aftrekken van de ontvangen subsidie. Vanaf de aangiftes van 2014 heb ik dan ook, bij wijze van protest en ondanks de bezwaren van mijn belastingadviseur, de ontvangen subsidies niet opgegeven.”
Met dagtekening 11 oktober 2018 en 28 juni 2019 heeft de Inspecteur de aanslagen IB/PVV 2014 respectievelijk IB/PVV 2015 opgelegd. Bij het opleggen van deze aanslagen heeft de Inspecteur de ingediende aangiften gevolgd. In deze aangiften zijn de door belanghebbende ontvangen subsidies ter zake het onderhoud niet in aftrek gebracht op de in aftrek gebrachte onderhoudskosten voor het monumentenpand.
Belanghebbende heeft in 2016 een bedrag van € 118.369 aan onderhoudskosten betaald en een bedrag van € 64.030 aan subsidies ontvangen.
De Inspecteur heeft de aftrek voor het monumentenpand voor het jaar 2016 bij uitspraak op bezwaar als volgt vastgesteld:
€ |
|
Kosten voor onderhoud (90% * € 118.369) |
106.532 |
Ontvangen subsidies |
- 64.030 |
Totaal |
42.502 |
Drempel |
8.500 |
Aftrekbaar bedrag |
34.002 |
De beschikking nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek in volgende jaren is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar voor het jaar 2016 vastgesteld op € 70.020.
Belanghebbende heeft in 2017 een bedrag van € 161.504,47 aan onderhoudskosten betaald en een bedrag van € 86.359 aan subsidies ontvangen.
De Inspecteur heeft de aftrek voor het monumentenpand voor het jaar 2017 bij uitspraak op bezwaar als volgt vastgesteld:
€ |
|
Kosten voor onderhoud (90% * € 161.504,47) |
145.354 |
Ontvangen subsidies |
- 86.410 |
Totaal |
58.944 |
Drempel |
11.788 |
Aftrekbaar bedrag |
47.156 |
De beschikking nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek in volgende jaren is bij uitspraak op bezwaar door de Inspecteur voor het jaar 2017 gehandhaafd op nihil.
In beroep heeft de Rechtbank de aftrek voor het monumentenpand voor het jaar 2016 als volgt vastgesteld:
€ |
|
Kosten voor onderhoud |
113.635 |
Ontvangen subsidies |
- 64.030 |
Totaal |
49.605 |
Drempel |
9.921 |
Aftrekbaar bedrag |
39.684 |
De beschikking nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek in volgende jaren is door de Rechtbank voor het jaar 2016 vastgesteld op € 75.882. Hierbij is – in het voordeel van belanghebbende – abusievelijk uitgegaan van een persoonsgebonden aftrek voor het jaar 2016 van € 39.864 in plaats van de onder 2.14 genoemde € 39.684.
In beroep heeft de Rechtbank de aftrek voor het monumentenpand in 2017 als volgt vastgesteld:
€ |
|
Kosten voor onderhoud |
155.045 |
Ontvangen subsidies |
- 86.359 |
Totaal |
68.686 |
Drempel |
13.737 |
Aftrekbaar bedrag |
54.949 |
De Rechtbank heeft de aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 aldus verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. De beschikking nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek in volgende jaren is door de Rechtbank voor het jaar 2017 vastgesteld op € 53.449.
3 Geschil
Uitsluitend in geschil is of de bestreden beschikkingen nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek in volgende jaren voor het jaar 2016 en het jaar 2017 naar de juiste bedragen zijn vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de door belanghebbende ontvangen subsidies die verband houden met de onderhoudskosten (2016: € 64.030 en 2017: € 86.359) - al dan niet via een beroep op het vertrouwensbeginsel - bij de vaststelling van de aftrekbare onderhoudskosten voor monumentenpanden als bedoeld in artikel 6.31 van de Wet IB 2001 buiten aanmerking mogen blijven. Wat betreft de belastbare inkomens uit werk en woning zijn partijen het erover eens dat die voor de jaren 2016 en 2017 – voor het jaar 2017 door de Rechtbank – terecht op nihil zijn vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.
De Inspecteur beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.