Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-04-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:2844, 22/00388 en 22/00389
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-04-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:2844, 22/00388 en 22/00389
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 4 april 2023
- Datum publicatie
- 14 april 2023
- Zaaknummer
- 22/00388 en 22/00389
- Relevante informatie
- Art. 3.81 Wet IB 2001, Art. 3.120 Wet IB 2001, Art. 6.17 Wet IB 2001, Art. 16 AWR
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Navorderingsbevoegdheid.
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummers BK-ARN 22/00388 en 22/00389
uitspraakdatum: 4 april 2023
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 20 december 2021, nummers AWB 21/1338 en AWB 21/1340 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn over de jaren 2014 en 2015 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Daarbij is haar voorts belastingrente in rekening gebracht.
De daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaren zijn door de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroepen ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 1 maart 2023 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen: mr. M.C.J.G. van Vugt als de gemachtigde van belanghebbende alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft in het verleden een onderneming (een kledingwinkel) gedreven in de vorm van een eenmanszaak onder de naam ‘ [naam3] ’. Deze onderneming is in 2013 gestaakt. In het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel is vermeld dat de onderneming per 1 oktober 2013 uit dat register is uitgeschreven.
Belanghebbende heeft een juridisch conflict gehad met een voormalige werknemer. Uit dien hoofde diende zij aan de voormalige werknemer een bedrag van € 1.174,77 te voldoen. Daarnaast had belanghebbende schulden die verband hielden met haar voormalige onderneming.
Belanghebbende is voorts sinds in ieder geval 2011 in dienstbetrekking werkzaam bij een ministerie.
Belanghebbende vult en dient zelf haar aangiften IB/PVV in.
In haar voor het jaar 2011 ingediende aangifte IB/PVV heeft belanghebbende, naast een loon van het ministerie van € 59.719, een negatief loon van € 28.520 verantwoord waarbij als naam van de werkgever is vermeld ‘onderneming [naam3] ’. De aanslag IB/PVV 2011 is overeenkomstig de aangifte geautomatiseerd aan belanghebbende opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.812.
In haar op 15 januari 2014 voor het jaar 2012 ingediende aangifte IB/PVV heeft belanghebbende een loon van het ministerie verantwoord van € 70.334 en een verlies uit onderneming van € 47.978. Er is geen negatief loon in deze aangifte opgevoerd. De aanslag IB/PVV 2012 is overeenkomstig de aangifte geautomatiseerd aan belanghebbende opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.417.
Voor het jaar 2013 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 5.167. In deze aangifte is een loon van het ministerie verantwoord van € 62.613 en een verlies uit onderneming van € 52.108. Er is in die aangifte geen negatief loon opgevoerd. De aanslag IB/PVV 2013 is overeenkomstig de aangifte geautomatiseerd aan belanghebbende opgelegd.
Met het oog op een controle voor de omzetbelasting voor eerdere jaren, heeft de Inspecteur belanghebbende een onderzoek aangekondigd. Op 11 september 2014 is daarover een gesprek gevoerd. Op 1 oktober 2014 heeft de Inspecteur vanwege ziekte van belanghebbende besloten de controle niet te houden.
Voor het jaar 2014 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.558. In de aangifte is een loon van het ministerie verantwoord van € 66.036 met een ingehouden loonheffing van € 24.942, en een negatief loon van € 25.300 zonder loonheffing. Als omschrijving daarbij is vermeld ‘Naam werkgever [naam3] ’. Verder is in de aangifte een bedrag van € 10.132 (€ 11.161 rente min € 1.029 eigenwoningforfait) aan negatieve inkomsten uit eigen woning opgevoerd en een bedrag van € 4.046 aan persoonsgebonden aftrek wegens specifieke zorgkosten. De aanslag IB/PVV 2014 is met dagtekening 10 november 2016 overeenkomstig de aangifte geautomatiseerd aan belanghebbende opgelegd.
Voor het jaar 2015 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.785. In de aangifte is een loon van het ministerie verantwoord van € 66.808 met een ingehouden loonheffing van € 25.353, en een negatief loon van € 28.500 zonder loonheffing. Als omschrijving daarbij is vermeld ‘naam werkgever [naam3] ’. Verder is in de aangifte een bedrag van € 8.927 aan negatieve inkomsten uit eigen woning opgevoerd en een bedrag van € 3.596 aan persoonsgebonden aftrek wegens specifieke zorgkosten. De aanslag IB/PVV 2015 is met dagtekening 24 november 2017 overeenkomstig de aangifte geautomatiseerd aan belanghebbende opgelegd.
Voor het jaar 2016 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.408. In de aangifte is een loon van het ministerie verantwoord van € 73.115 met een ingehouden loonheffing van € 28.482, en een negatief loon van € 24.324 zonder loonheffing. Als omschrijving daarbij is vermeld ‘naam werkgever [naam3] ’. Verder is in deze aangifte een bedrag van € 3.068 aan persoonsgebonden aftrek wegens specifieke zorgkosten opgevoerd en een bedrag aan uitgaven voor inkomensvoorzieningen van € 1.520. De aangifte IB/PVV 2016 is door de Inspecteur aan een onderzoek onderworpen. Daarbij is door hem geconstateerd dat van negatief loon geen sprake is en dat de opgevoerde specifieke zorgkosten en uitgaven voor inkomstenvoorzieningen niet door belanghebbende met bewijsstukken konden worden onderbouwd. De Inspecteur is daarom bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2016 (dagtekening 1 juni 2019) afgeweken van de aangifte. Hij heeft die aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 64.620.
Belanghebbende heeft in de door haar voor het jaar 2017 ingediende aangifte IB/PVV onder meer een negatief loon van € 27.550 vermeld met een ingehouden loonheffing van € 3.000. Als omschrijving daarbij is vermeld ‘naam werkgever [naam3] ’. Verder is in de aangifte een bedrag van € 15 aan persoonsgebonden aftrek wegens specifieke zorgkosten opgevoerd. De aangifte IB/PVV 2017 is door de Inspecteur aan een onderzoek onderworpen. Daarbij is door hem geconstateerd dat van negatief loon geen sprake is en dat de opgevoerde specifieke zorgkosten niet door belanghebbende met bewijsstukken konden worden onderbouwd. De Inspecteur is daarom bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2017 afgeweken van de aangifte. Hij heeft die aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 75.184.
Naar aanleiding van de bevindingen met betrekking tot het jaar 2016, heeft de Inspecteur vervolgens een onderzoek bij belanghebbende verricht met betrekking tot de jaren 2014 en 2015. Op grond van dat onderzoek heeft de Inspecteur geconstateerd dat van negatief loon geen sprake is geweest en dat belanghebbende de opgevoerde specifieke zorgkosten niet met bewijsstukken kon onderbouwen. Voorts heeft de Inspecteur met betrekking tot het jaar 2014 geconstateerd dat bij belanghebbende een te hoog bedrag aan negatieve inkomsten uit de eigen woning in aanmerking is genomen (€ 11.161 aan hypotheekrente in plaats van € 10.174). In verband hiermee heeft de Inspecteur met dagtekening 27 juli 2019 de onderhavige navorderingsaanslagen IB/PVV 2014 en 2015 aan belanghebbende opgelegd. De navorderingsaanslag IB/PVV 2014 is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.891 en de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 57.881. Bij de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 is belanghebbende een bedrag van € 2.401 aan belastingrente in rekening gebracht en bij de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 een bedrag van € 1.896.
Belanghebbende heeft bezwaren aangetekend tegen de navorderingsaanslagen en beschikkingen inzake de belastingrente. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur die bezwaren ongegrond verklaard.
Tegen die uitspraken op bezwaar heeft belanghebbende beroepen aangetekend bij de Rechtbank, echter tevergeefs. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.
3 Het geschil
In hoger beroep is in geschil, kort gezegd, of de Inspecteur bevoegd is over de jaren 2014 en 2015 na te vorderen. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.