Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-04-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3307, 21/00762 t/m 21/00766
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-04-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3307, 21/00762 t/m 21/00766
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18 april 2023
- Datum publicatie
- 28 april 2023
- Zaaknummer
- 21/00762 t/m 21/00766
- Relevante informatie
- Art. 8:58 Awb, Art. 67e AWR
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Correctie belastbaar inkomen uitsparen en beleggen.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers BK-ARN 21/00762 tot en met 21/00766
uitspraakdatum: 18 april 2023
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 mei 2021, nummers AWB 19/3087, 19/3089 t/m 19/3091, en 20/3742, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn over de jaren 2010 tot en met 2014 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente dan wel belastingrente berekend en zijn vergrijpboeten opgelegd.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord S. Karacaer, als de gemachtigde van belanghebbende, en [de echtgenoot] , de echtgenoot van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam2] . De zitting heeft gelijktijdig plaatsgevonden met het door [de echtgenoot] ingestelde hoger beroep met de nummers BK-ARN 21/00756 tot en met 21/00761. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is gehuwd met [de echtgenoot] (echtgenoot). Belanghebbende en haar echtgenoot hebben ieder in de jaren 2010 tot en met 2014 een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de WAO ontvangen.
Op naam van de echtgenoot worden rekeningen bij de Turkse bank, [de bank1] , aangehouden. De saldi van deze rekening heeft belanghebbende niet in haar aangiften IB/PVV voor de jaren 2010 tot en met 2014 aangegeven. Het gezamenlijke bedrag op deze rekeningen bedraagt:
Datum Bedrag in euro’s
1 januari 2010 182.295
1 januari 2011 182.295
1 januari 2012 298.341
1 januari 2013 343.341
1 januari 2014 776.416
In 2014 is het saldo van deze rekeningen van in totaal € 793.199 in contanten opgenomen.
Aan belanghebbende zijn de volgende navorderingsaanslagen opgelegd:
Belastingjaar |
Aangegeven inkomen box 1 |
Correctie sparen en beleggen |
Vergrijpboete box 3 (150%) |
2010 |
€ 19.924 |
€ 2.819 |
€ 1.267 |
2011 |
€ 22.731 |
€ 2.814 |
€ 1.266 |
2012 |
€ 23.248 |
€ 2.800 |
€ 1.260 |
2013 |
€ 22.613 |
€ 6.021 |
€ 2.709 |
2014 |
€ 37.285 |
€ 14.682 |
€ 6.606 |
Nadat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek tegen belanghebbende heeft ingesteld heeft de strafkamer van de Rechtbank in haar uitspraak van 5 maart 2020, nummer 05/780039-14 belanghebbende veroordeeld wegens het medeplegen van witwassen en het hiervan een gewoonte hebben gemaakt.
Belanghebbende heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld bij de strafkamer van het Hof. In het tussenarrest van 22 december 2022 heeft de strafkamer beslist dat het onderzoek wordt heropend om vijf getuigen te horen die belanghebbende als de geldschieters heeft aangeduid. De echtgenoot van belanghebbende heeft bij de strafkamer verklaard, dat geldschieters aan hem geld hebben verstrekt, zodat hij dat voor hen op een depositorekening in Turkije heeft kunnen storten. Niet-ingezetenen met een Europees paspoort konden volgens belanghebbende in die tijd in Turkije een hogere rente krijgen op een eurodepositorekening dan ingezetenen. De vijf verzochte getuigen kunnen verklaren dat zij met dit doel geld aan de echtgenoot van belanghebbende hebben verstrekt, dan wel daartoe als tussenpersoon hebben gefungeerd.
Belanghebbende heeft op 15 oktober 2021 het Hof verzocht de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de procedure bij de strafrechter. Dit verzoek heeft het Hof bij brief van 25 oktober 2021 afgewezen en het heeft dit als volgt toegelicht:
“Bij de Rechtbank heeft u eveneens om aanhouding verzocht totdat in hoger beroep in de strafzaken is beslist. De rechtbank heeft dat verzoek afgewezen omdat belanghebbenden zich hebben beroepen op vermeend ontlastende stukken uit het strafdossier, maar die niet hebben overgelegd.
In uw brief van 15 oktober 2021 schrijft u dat de ontlastende stukken inmiddels (deels) door belanghebbenden zijn ontvangen en bij de advocaat van de strafzaak zijn afgegeven, maar dat hij die om hem moverende redenen nog niet kan inbrengen in het strafdossier. Het Hof ziet hierin geen aanleiding de zaken aan te houden. Belanghebbenden dienen de afweging te maken om, gelet op hun procesbelang in de betreffende procedures, stukken al dan niet in te brengen. Het staat belanghebbenden, gelet op het bepaalde in artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht, vrij tot tien dagen voor de zitting nadere stukken in te brengen.
In uw brief van 15 oktober 2021 wijst u er voorts op dat pogingen van belanghebbenden om informatie via de Turkse autoriteiten te verkrijgen stelselmatig mislukken. Dit kan evenmin aanleiding geven de zaken aan te houden, aangezien er geen zicht op is of, en zo ja wanneer deze pogingen op enigerlei wijze kans van slagen hebben.”
De advocaat van belanghebbende in de strafzaak heeft het volgende overzicht overgelegd:
“Volgens de administratie van cliënt [de echtgenoot] hebben genoemde geldschieters in het bijzijn van genoemde getuigen de volgende contante geldbedragen aan cliënt verstrekt:
➢ [naam3] (geldschieter) in het bijzijn van [naam4] en [naam5] (getuigen):
18 juni 2005 : € 118.000,-
11 juli 2006 : € 55.000,-
1 augustus 2007 : € 110.000,-
Duur lening : 7 jaar.
➢ [naam6] (geldschieter) in het bijzijn van [naam7] en [naam8] (getuigen):
6 mei 2009 : € 120.000,-
10 augustus 2009 : € 63.000,-
Duur lening : 5 jaar.
➢ [naam9] (geldschieter) in het bijzijn van [naam10] en [naam11] (getuigen):
15 juli 2003 : € 150.000,-
11 augustus 2004 : € 160.000,-
Duur lening : 10 jaar.
➢ [naam12] (geldschieter) in het bijzijn van [naam13] en [naam14] (getuigen):
5 juni 1988 : 30.000 NLG [Hof: € 13.613]
11 juni 1991 : 106.0000 NLG [Hof: € 48.101]
8 juli 1995 : 50.000 NLG [Hof: € 22.689]
10 augustus 1996 : 7.000 DM [Hof: € 3.571]
19 augustus 1997 : 25.000 NLG [Hof: € 11.345]
16 augustus 1998 : 50.000 NLG [Hof: € 22.689]
Duur lening : 25 jaar
➢ [naam15] (geldschieter) in het bijzijn van [naam16] en [naam17] (getuigen):
20 juli 2010 : € 155.000,-
18 augustus 2010 : € 150.000,-
Duur lening : 3 jaar.”
Belanghebbende heeft vijf verklaringen overgelegd van bovengenoemde geldschieters (hierna: de geldschieters) en hun getuigen die op 1 of 2 april 2019 zijn ondertekend. In de verklaringen hebben de geldschieters als reden voor het verstrekken van de lening aan de echtgenoot van belanghebbende aangegeven, dat de banken in Turkije een hogere rente vergoeden op spaarrekeningen die toebehoren aan Turkse burgers die in het buitenland wonen. De geldschieters hebben verder verklaard dat volgens de afspraak met de echtgenoot aan hem 10% van de rentewinst wordt gegeven en dat de echtgenoot het gehele bedrag in 2014 heeft terugbetaald.
Uit het door de politie eenheid Oost-Nederland opgestelde algemeen dossier in de zaak met parketnummer 051861786-13 volgt, dat het Team Criminele Inlichtingen op 14 april 2014 de navolgende informatie heeft verstrekt:
"Een Turkse man uit [woonplaats] , genaamd [de echtgenoot] , heeft begin 2014 zijn belang in diverse horecazaken in [plaats1] verkocht. Hij is uitgekocht door zijn compagnon [naam18] en heeft daar vele tienduizenden euro's aan over gehouden. Ook met het uitlenen van geld tegen zeer hoge rentes heeft hij dit jaar al veel geld verdiend.”
“3.12 Relevante gesprekken m.b.t. aanstaande reis van [de echtgenoot] naar Turkije
Tijdens het afluisteren van de opgenomen gesprekken over deze telefoonnummers bleek een aantal gesprekken betrekking te hebben op de aanstaande reis van [de echtgenoot] naar Turkije en de geldbedragen die meegenomen zouden gaan worden. Kort samengevat hielden de gesprekken het volgende in.”
“[naam19] zegt dat het niet klopt, hij heeft 12 gekregen i.p.v. 10
[naam19] moet het van [de echtgenoot] nog een keer tellen. [naam19] heeft het twee keer geteld en komt steeds uit op 12”
“3.13 [belanghebbende] en geldtransport
TA006-59 Op 23 april 2014 te 21.03 uur vond er een telefonisch contact plaats tussen de gebruiker van het mobiele telefoonnummer (…) in gebruik bij [belanghebbende] (echtgenote van [de echtgenoot] ) met de gebruiker van het getapte telefoonnummer (…) in gebruik bij [de echtgenoot] .
De beller was een vrouw (vermoedelijk [belanghebbende] ) en zij vroeg aan de gebelde ( [de echtgenoot] ) of het (bedrag) uiteindelijk teveel was. Volgens [de echtgenoot] klopte het uiteindelijk wel en was er geen fout gemaakt, waarop [belanghebbende] als volgt reageerde: "Tjonge tjonge, natuurlijk, want hoeveel keer hebben we ze niet geteld!". Verder zegt [belanghebbende] in dit gesprek dat ze het twee à drie keer geteld hebben.”
“Op donderdag 24 april 2014 werd telefonisch bericht van de politie in Duitsland ontvangen dat, nadat bij controle op de luchthaven van Düsseldorf was geconstateerd dat zij in het bezit waren van substantiële contante geldbedragen (EUR 10.000,- en meer) en daarvan geen melding hadden gemaakt, waren aangehouden (…):
1. [de echtgenoot] ,
geboren te [plaats2] (Turkije) [in] 1960,
met in zijn bezit een contant geldbedrag van EUR 15.050,-.
(…)
3. [naam19] ,
(…),
met in zijn bezit een contant geldbedrag van EUR 13.245, -.
(…)
AH131 Van dit bedrag werd EUR 13.000,- aangemerkt als zijnde eigendom van verdachte [de echtgenoot] .”
Bij drie reizigers, waaronder [naam19] , die tegelijk met de echtgenoot op het vliegveld van Düsseldorf zijn aangehouden, is in totaal € 33.950 in contanten aangetroffen.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vragen of :
1. de Rechtbank terecht de behandeling van het vooronderzoek niet heeft aangehouden in afwachting van een definitief vonnis in de strafzaak tegen belanghebbende;
2. de Rechtbank terecht voorbij is gegaan aan het verzoek om stukken te mogen indienen;
3. de Inspecteur terecht de aanslag heeft verhoogd met het inkomen uit sparen en beleggen.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de Inspecteur beantwoordt deze bevestigend.