Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-04-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3355, 21/01824

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-04-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3355, 21/01824

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
18 april 2023
Datum publicatie
28 april 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:3355
Formele relaties
Zaaknummer
21/01824
Relevante informatie
Art. 47 lid 1 Wfsv, Art. 50c lid 1 Wfsv, Art. 3.19a Reg Wfsv, Art. 3.20 Reg Wfsv, Art. 3.21 Reg Wfsv

Inhoudsindicatie

Loonheffingen. Premiekorting oudere werknemer.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 21/01824

uitspraakdatum: 18 april 2023

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 november 2021, nummer AWB 20/5138, ECLI:NL:RBGEL:2021:6207, in het geding tussen de Inspecteur en

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017 een naheffingsaanslag in de loonheffingen opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en een verzuimboete opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd en de belastingrente en de verzuimboete dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag, de belastingrentebeschikking en de verzuimboete vernietigd.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2023. De zaak is ter zitting behandeld gelijktijdig met de zaak met nummer 21/01823. Namens de Inspecteur is verschenen [naam1] , bijgestaan door [naam2] . Namens belanghebbende is verschenen [naam3] , bijgestaan door [naam4] en [naam5] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.6.

In deze uitspraak wordt steeds verwezen naar de wettelijke bepalingen zoals deze luidden in het tijdvak waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende drijft een onderneming bestaande uit het uitoefenen van een uitzend-, detacherings-, werving- en selectiebureau, zowel in Nederland als binnen andere landen van de Europese Unie en landen gelegen in het gebied van het voormalige Oostblok, detacheren en intermediaire diensten, payrolling, handel en verhuur van machines, gereedschappen en apparaten. Zij heeft in het onderhavige tijdvak op grond van artikel 47, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Wfsv) de premiekorting oudere werknemer toegepast in verband met onder meer de hierna te noemen werknemer.

2.2.

Op 1 november 2011 is [de werknemer] (geboren in 1958) bij belanghebbende in dienst getreden. Op 25 januari 2013 is [de werknemer] uit dienst gegaan. Op 12 september 2013 is [de werknemer] opnieuw bij belanghebbende in dienst getreden, aansluitend aan een uitkering krachtens de Werkloosheidswet (hierna: WW-uitkering). Belanghebbende heeft toen de premiekorting oudere werknemer niet in mindering op de door haar verschuldigde premies gebracht. Op 17 maart 2014 is [de werknemer] uit dienst gegaan. Op 15 september 2014 is [de werknemer] opnieuw bij belanghebbende in dienst getreden, aansluitend aan een WW-uitkering. Op 18 oktober 2015 is [de werknemer] uit dienst gegaan. Op 15 augustus 2016 is [de werknemer] wederom bij belanghebbende in dienst getreden, aansluitend aan een WW-uitkering. Belanghebbende heeft de premiekorting oudere werknemer vanaf 15 september 2014 in mindering op de door haar verschuldigde premies gebracht.

3 Het geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende voor [de werknemer] (hierna ook: de werknemer) in het tijdvak na 12 september 2016 recht heeft op de premiekorting oudere werknemer.

3.2.

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de premiekortingsperiode ten aanzien van [de werknemer] liep van 12 september 2013 tot 12 september 2016 en dat belanghebbende daarom in verband met [de werknemer] geen premiekorting oudere werknemer kan toepassen na 12 september 2016.1

3.3.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat artikel 3.21 van de Regeling Wfsv blijkens het erboven geplaatste kopje slechts van toepassing is ‘na niet volledig genoten premiekortingsperiode’. Verder geldt het eerste lid alleen ‘indien een werkgever niet gedurende een periode van in totaal drie (…) jaar premiekorting (…) heeft toegepast’. In het onderhavige geval is ten aanzien van [de werknemer] vóór 15 september 2014 geen sprake van enige ‘genoten premiekortingsperiode’ en evenmin heeft belanghebbende premiekorting toegepast, omdat zij niet wist dat [de werknemer] onmiddellijk voorafgaand aan 12 september 2013 recht had op een WW-uitkering.

3.4.

De Inspecteur concludeert tot uiteindelijk vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar inzake de naheffingsaanslag en de belastingrente en tot vernietiging van de verzuimboete. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing