Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-04-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3360, 22/00589
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-04-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3360, 22/00589
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18 april 2023
- Datum publicatie
- 28 april 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2022:643, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 22/00589
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Winst uit onderneming. Specifieke zorgkosten.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 22/00589
uitspraakdatum: 18 april 2023
Uitspraak van de twintigste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 februari 2022, nummer AWB 21/2386, ECLI:NL:RBGEL:2022:643 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het jaar 2014 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
Belanghebbende heeft op 18 januari 2018 bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag en de beschikking belastingrente.
De Inspecteur heeft het bezwaar niet ontvankelijk verklaard, het bezwaar aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering en dat verzoek bij beschikking van 9 juli 2019 afgewezen.
De Inspecteur heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard op 31 maart 2021.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, de Inspecteur veroordeeld tot het betalen van een vergoeding van door belanghebbende geleden immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van € 500 en van de proceskosten van € 759 en tot het vergoeden van het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 49.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord J.A. Klaver als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Op 14 december 2015 heeft belanghebbende aangifte IB /PVV 2014 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.364. Dit bedrag bestaat uit inkomen uit vroegere arbeid van € 19.373, negatieve winst uit onderneming van € 3.152 en uitgaven voor specifieke zorgkosten van € 857.
De aanslag IB/PVV 2014 is met dagtekening 5 februari 2016 conform de ingediende aangifte opgelegd.
Door een onderzoek gericht tegen het kantoor van de gemachtigde is de aangifte van belanghebbende nader onderzocht. De Inspecteur heeft op 14 maart 2017 belanghebbende gevraagd bewijsstukken van de uitgaven van specifieke zorgkosten over te leggen. Op 1 mei 2017 heeft de Inspecteur verzocht om informatie met betrekking tot de negatieve winst uit onderneming. Op 29 mei 2017 heeft de Inspecteur nogmaals verzocht om informatie met betrekking tot de zorgkosten en de negatieve winst uit onderneming. Belanghebbende heeft geen stukken overgelegd.
Met dagtekening 3 juli 2017 heeft de Inspecteur een vooraankondiging van de op te leggen navorderingsaanslag verzonden. Met dagtekening 25 september 2017 heeft de Inspecteur een mededeling van de navorderingsaanslag verzonden. Met dagtekening 14 oktober 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.373. De in de aangifte opgevoerde negatieve winst uit ondernemingen en de uitgaven specifieke zorgkosten zijn door de Inspecteur niet in aftrek toegelaten.
Bij brief van 18 januari 2018 heeft belanghebbende kenbaar gemaakt het niet eens te zijn met de navorderingsaanslag.
De Inspecteur heeft deze brief aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering. Bij brief van 1 mei 2018 heeft de Inspecteur een voornemen tot afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering gestuurd aan belanghebbende. Bij brief van 27 augustus 2018 heeft belanghebbende op dit voornemen gereageerd.
Op 7 september 2018 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. Van dit gesprek is door de Inspecteur een verslag gemaakt.
Bij beschikking van 9 juli 2019 heeft de Inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering afgewezen.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt bij brief van 16 augustus 2019. Op
15 februari 2021 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. Ook van dit hoorgesprek heeft de Inspecteur een verslag gemaakt. In dit verslag staat onder meer het volgende:
“De inspecteur vraagt hierop aan de gemachtigde of hij dan helemaal geen stukken wil aanleveren. De gemachtigde antwoord hierop dat hij niet zou weten waarom hij dit zou moeten doen en dat hij van mening is dat dit in deze casus ook helemaal niet nodig is.”
Belanghebbende heeft in de jaren 2011 tot en met 2013 een positief bedrag aan winst uit onderneming verwerkt in haar aangiften IB/PVV voor de desbetreffende jaren. In 2014 werd een negatief bedrag aangegeven en in de aangiftes IB/PVV en volgende jaren is geen winst uit onderneming meer aangegeven. Belanghebbende heeft zich per 1 januari 2015 als ondernemer uit laten schrijven bij de Kamer van Koophandel.
Voor het eerst in hoger beroep heeft belanghebbende een op haar naam gestelde factuur d.d. 14 oktober 2014 ingebracht van [naam3] . Op deze factuur staat onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Fiscale en boekhoudkundige bedrijfsadviezen/
werkzaamheden met betrekking tot het jaar 2013 € 400,00
21% BTW € 84,00
€ 484,00”
In hoger beroep heeft belanghebbende de specifieke zorgkosten die zij voor het jaar 2014 in aftrek wenst te brengen, als volgt gespecificeerd:
“ -Extra kleding/bewassing/beddengoed
i.v.m. huidprobleem € 310,00
-Medicijnen € 163,00
-Mondhygiëniste € 314,00
-Tandarts, eigen bijdrage . € 15,00
-Reiskosten tandarts, 3 x 3,4 km € 3,00
-Reiskosten mondhygiëniste,5 x 6,8 km € 12,00
-Reiskosten huisarts, 2 x 4,8 km € 4,00
-Reiskosten [naam4] , 3,8 km .. € 2,00
-Reiskosten fysiotherapie, 4 x 1 km € 2.00
€ 496,00
x 2.13
€ 1057,00
€ 1386,00
Af 1,65% € 267,00
€ 1119,00”
Voor het eerst in hoger beroep heeft belanghebbende een door haar zelf opgestelde en ondertekende verklaring ingebracht waarin voor zover van belang het volgende is opgenomen:
“VERKLARING
(…)
2) (…) mevrouw [belanghebbende]
Geboortedatum [in] 1948
Lijdt (lijden) aan huidproblemen/huideczeem, sinds 2010
Er is zalf/crème voorgeschreven ter bestrijding/behandeling van deze ziekte.
Levocetirizine 5 mg
Voor slapeloosheid en gespannen zijn:
Oxazepam 10 mg.
Aldus verklaard en ondertekend
te [woonplaats]
op ………
Naam: [belanghebbende] ”
Onderaan rechts staat naast deze verklaring met de hand geschreven het woord “Akkoord” met daar onder de paraaf alsmede het adresstempel van huisarts [naam5] te [woonplaats] .
Voor het eerst in hoger beroep heeft belanghebbende een kopie van een recept op een medicijnendoosje bijgevoegd, waarop is vermeld.
“1 keer per dag 1 tablet
(…) ** overgevoeligheid **
(…) Levocetirizine tabl 5 mg”
Voor het eerst in hoger beroep heeft belanghebbende een specificatie verstrekt van de afspraken met de huisarts, tandarts en mondhygiënist. Voorts heeft zij verklaard:
“Door jeukallergie: elke dag schone kleding, dus meer bewassing.”
Voor het eerst in hoger beroep heeft belanghebbende een door Zorgverzekeraar [naam6] opgesteld overzicht overgelegd van de door belanghebbende in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 gedeclareerde zorgkosten. In samengevatte vorm geeft dit overzicht het volgende beeld:
Praktijk Organisatie |
Omschrijving |
Gedeclareerd |
Verplicht Eigen risico |
[naam7] |
fysiotherapie |
€ 127,75 |
€ 0 |
[naam8] APOTHEEK BV |
Medicijnen Eerste terhandstellingsgesprek |
€ 20,58 |
€ 18,70 |
[naam9] |
Consult regulier korter dan 20 minuten |
€ 31,02 |
€ 0 |
[naam10] |
Periodieke controle Maken en beoordelen kleine röntgenfoto |
€ 73,96 |
€ 0 |
[naam4] LOCATIE E G |
Licht ambulant Symptoom slikklacht/zwelling-/abces hals |
€ 151,55 |
€ 151,55 |
Totaal |
€ 404,86 |
€ 170,25 |
Voor het eerst in hoger beroep heeft belanghebbende twee nota’s ten name van belanghebbende van Mondhygiëne Praktijk [naam11] ingebracht, ieder voor een bedrag van € 62,80. Op de nota’s is onder meer het volgende vermeld:
“Mevrouw [belanghebbende] , geb.dat: [in] 1948, basis: 7095, polis: [nummer1] , aanv.: 7095, polis: [nummer1] .”
3 Geschil
In geschil is of de navorderingsaanslag tot een juist bedrag is vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de Inspecteur bij het vaststellen van de navorderingsaanslag terecht geen negatieve winst uit onderneming en persoonsgebonden aftrek wegens specifieke zorgkosten in aanmerking heeft genomen.
De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend, belanghebbende ontkennend.
Ter zitting van het Hof heef belanghebbende zijn stelling ingetrokken dat de Inspecteur niet bevoegd is de navorderingsaanslag op te leggen. Daarmee is niet langer in geschil of al dan niet sprake is van een ambtelijk verzuim van de Inspecteur. Ten aanzien van de kosten van de onderneming is alleen de onder 2.11 genoemde factuur in geschil. Niet in geschil is dat ten aanzien van de overige in de aangifte IB/PVV vermelde kosten van de onderneming ten bedrage van € 2.752 geen recht op aftrek bestaat.