Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-04-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3442, 21/01570
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-04-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3442, 21/01570
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 25 april 2023
- Datum publicatie
- 5 mei 2023
- Zaaknummer
- 21/01570
- Relevante informatie
- Art. 9 BPM, Art. 10 BPM
Inhoudsindicatie
BPM. Vermindering (afschrijving). Proceskosten.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 21/01570
uitspraakdatum: 25 april 2023
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 september 2021, nummer AWB 20/3543, in het geding tussen de belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 3.198.
De Inspecteur heeft bij uitspraak van 19 juni 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd tot € 2.073. Daarbij heeft de Rechtbank een proceskostenvergoeding toegekend van € 1.598 en de Inspecteur gelast het bij de Rechtbank betaalde griffierecht van € 178 aan belanghebbende te vergoeden.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2023. Namens belanghebbende is verschenen en gehoord [naam1] , en namens de Inspecteur [naam2] en [naam3] . De onderhavige zaak is met instemming van partijen gezamenlijk behandeld met de zaken met de nummers 21/01494 en 21/01495, 21/01583, 21/01614, 21/01647 en 22/00105. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft een bedrag van € 4.625 aan BPM op aangifte voldaan ter zake van de registratie in het Nederlandse kentekenregister van een uit een andere lidstaat overgebrachte gebruikte Mercedes Benz Vito Tourer 114 Bluetec Pro Lang (hierna: de auto). De auto is op 8 juni 2016 voor het eerst toegelaten tot het verkeer op de weg. De aangifte is op 7 oktober 2019 door de Inspecteur ontvangen.
Belanghebbende is bij de berekening van het verschuldigde bedrag aan BPM uitgegaan van het volgens het tarief van artikel 9 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: de Wet BPM) verschuldigde bedrag aan BPM, zoals dat in 2016 wettelijk was vastgelegd. Daarop heeft hij - vanwege de gebruikte staat van de auto - een vermindering als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet BPM in aanmerking genomen. Die vermindering heeft hij gebaseerd op de afschrijving zoals die volgde uit een bij de aangifte gevoegd taxatierapport van 19 september 2019 (hierna: het taxatierapport), opgesteld door taxateur [naam4] van [naam5] (hierna: de taxateur).
Het taxatierapport vermeldt een historische bruto BPM van € 22.377, een historische nieuwprijs van € 58.538, een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 25.000 en een waardevermindering als gevolg van schade van € 12.900, wat resulteert in een handelsinkoopwaarde in beschadigde staat van € 12.100. De taxateur heeft de bruto schade gecalculeerd op € 13.479,70.
De Inspecteur heeft een ‘onderzoek waardebepaling’ laten doen door een medewerker van Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ). Belanghebbende heeft de auto op verzoek getoond. In het op 17 oktober 2019 gedagtekende rapport (hierna: het DRZ-rapport) is als laagste handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat een waarde van € 25.669 vermeld. Het betreft de waarde volgens de koerslijst AutotelexPro (marge). Het DRZ-rapport vermeldt verder een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 25.885, volgens de koerslijst Eurotax (zonder rekening te houden met een bijstelling markt- en/of dealersituatie). DRZ heeft € 3.384 aan schade gecalculeerd en een waardevermindering als gevolg hiervan in aanmerking genomen van € 2.810. De handelsinkoopwaarde in beschadigde staat is aldus bepaald op € 22.859. Het DRZ-rapport vermeldt een historische nieuwprijs van € 63.998, overeenkomstig de koerslijst AutotelexPro (marge) die gebruikt is voor de bepaling van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat.
De auto is op 23 oktober 2019 te naam gesteld.
Naar aanleiding van de bevindingen van DRZ heeft de Inspecteur een naheffingsaanslag opgelegd, uitgaande van een historische bruto BPM van € 22.377 en - overeenkomstig het DRZ-rapport - een historische nieuwprijs van € 63.998 en een handelsinkoopwaarde in beschadigde staat van € 22.859. Na aftrek van een ‘extra leeftijdskorting’ van € 167, is volgens de Inspecteur € 7.823 aan BPM verschuldigd ter zake van de registratie, terwijl belanghebbende € 4.625 op aangifte heeft voldaan. Voor het verschil van € 3.198 is een naheffingsaanslag opgelegd.
Het bezwaar hiertegen is afgewezen, waarna belanghebbende in beroep is gekomen bij de Rechtbank. In zijn verweerschrift in eerste aanleg heeft de Inspecteur aangegeven dat tegemoet kan worden gekomen aan het standpunt van belanghebbende dat de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat moet worden vastgesteld op de waarde die volgt uit de koerslijst Eurotax inclusief bijstelling markt- en/of dealersituatie (‑/- 15%) van € 22.262. De Rechtbank heeft zich hierbij aangesloten en geoordeeld dat dan ook voor de historische nieuwprijs van die koerslijst moet worden uitgegaan (€ 64.978). Volgens de Rechtbank heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat een grotere waardevermindering als gevolg van schade in aanmerking moet worden genomen dan DRZ heeft gedaan, zodat de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat (€ 22.262 -/- € 2.810 =) € 19.452 bedraagt (overeenkomstig de berekening van de Inspecteur). Op basis hiervan heeft de Rechtbank de verschuldigde BPM als volgt berekend:
Historische nieuwprijs |
€ 64.978 |
|
Handelsinkoopwaarde (onbeschadigd excl. opties) |
€ 24.149 |
|
Bijstelling markt- en dealersituatie Eurotaxglass’s (-/- 15%) |
-/- € 3.623 |
|
Opties |
€ 1.736 |
|
€ 22.262 |
||
Waardevermindering wegens schade (83% van € 3.384) |
-/- € 2.810 |
|
= Handelsinkoopwaarde (beschadigd) |
19.452 |
|
(percentage van de historische nieuwprijs) |
(29,94%) |
|
Historische BPM (CO2-uitstoot 174 gr/km) |
€ 22.377 |
|
Afschrijving (100-/-29,94 =) 70,06% |
-/- 15.679 |
|
= Verschuldigde BPM |
6.698 |
|
Door belanghebbende is betaald op aangifte |
-/- 4.625 |
|
Naheffingsaanslag |
€ 2.073 |
3 Geschil
In geschil is de naheffingsaanslag na vermindering door de Rechtbank. Verder is de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding in geding.
Belanghebbende betoogt – kort en zakelijk weergegeven – dat moet worden uitgegaan van een hogere historische nieuwprijs (€ 67.252), dat een hogere waardevermindering als gevolg van schade in aanmerking moet worden genomen (cf. het taxatierapport), dat aanspraak kan worden gemaakt op een ‘extra leeftijdskorting’ en dat de proceskostenvergoeding ten onrechte is berekend naar een ‘waarde per punt’ van € 534.
De Inspecteur stelt daartegenover dat van de juiste historische nieuwprijs is uitgegaan (volgens de koerslijst Eurotax) en dat geen aanleiding bestaat voor een hogere waardevermindering wegens schade. Volgens de Inspecteur is de Rechtbank inderdaad vergeten de ‘extra leeftijdskorting’ toe te passen maar had dit eenvoudig - buiten het hoger beroep om - kunnen worden hersteld. Bij het toekennen van een eventuele proceskostenvergoeding in hoger beroep moet volgens hem daarmee rekening worden gehouden. Voor het geval aanleiding zou bestaan voor een (verdere) vermindering van de naheffingsaanslag, beroept de Inspecteur zich op interne compensatie.